Overzicht van een uniek volleybalseizoen: op de twaalf naar nummer 12

© BELGAIMAGE

Voor de 21e keer stonden Roeselare en Maaseik tegenover elkaar in de finale. En tóch – en niet alleen door je-weet-wel-wat – was het een bijzonder volleybalseizoen.

De normaalste zaak van de (Belgische volleybal)wereld: Knack Roeselare en Greenyard Maaseik troffen elkaar in de finale van de play-offs. Weinig nieuws onder de zon, zou je dan denken, maar in deze b(iz)arre tijden is niets normaal, ook niet in het volleybal.

Financieel verlies

Geen toeschouwers, geen vips, geen catering: ‘Als de overheid niets doet, is er volgend jaar een bloedbad in het volleybal’, trok Dirk Spencenier, algemeen directeur bij Roeselare, in november op de Sporza-website al aan de alarmbel. Een maand later becijferde hij in Sport & Strategie dat ‘het inkomstenverlies kan oplopen tot 500.000 euro als deze situatie aanhoudt’. Voor een club met een budget van ongeveer 2,5 miljoen euro komt dat neer op 20 procent.

Bij de andere clubs uit de EuroMillions Volley League klonk eenzelfde geluid. ‘We zitten met een scheefgetrokken resultatenrekening’, trapte Bart De Smet, naast voorzitter van het VBO en van de raad van bestuur van verzekeringsmaatschappij Ageas ook bestuurslid bij BDO Haasrode Leuven, een open deur in. ‘De inkomsten daalden en daartegenover stond dat de uitgaven stegen. Dan denk ik in de eerste plaats aan de sanitaire meerkost. We testten de spelers tweemaal per week en we kochten materiaal aan om de ballen continu te ontsmetten.’

Anne Verhelst, manager van Decospan Volley Team Menen beaamde: ‘Voor onze vipruimte lieten we overal plexiglazen schermen maken om tussen de zetels te plaatsen. Ze zijn geleverd en moeten betaald worden, ook al konden we ze niet gebruiken’, vertelde ze aan Sport & Strategie. ‘Het zijn allemaal kosten die we vooraf niet hadden ingecalculeerd. Ik schat dat het totaalplaatje zal uitkomen op 20.000 euro meer dan gebudgetteerd.’

‘Sommige sponsors stelden zelfs voor om vroeger te betalen om de cashflow planning in stand te houden.’

Bart De Smet, Haasrode Leuven

Dat de acht Ligaclubs het seizoen ondanks de lagere inkomsten en de hogere uitgaven toch konden volmaken, dankten ze in de eerste plaats aan hun trouwe geldschieters. ‘Sommige sponsors stelden zelfs voor om vroeger te betalen om de cashflow planning in stand te houden’, aldus De Smet namens Haasrode Leuven. ‘Voor volgend seizoen, wanneer bedrijven hun financiële verlies beter kunnen inschatten, wordt het afwachten. Ze gaan hun budgetten misschien heralloceren, waarbij mogelijk vooral cultuur en sport de negatieve gevolgen zullen voelen.’

De steunmaatregelen van de verschillende overheden hielpen uiteraard ook, en dan was er nog een derde, misschien wel verrassende factor. Anne Verhelst: ‘Terwijl ik vroeger het gevoel kreeg dat het ieder voor zich was, merkte ik een grote solidariteit tussen alle Ligaclubs. Hoe pakken jullie het aan? Hoe lossen jullie bepaalde problemen op? Iedereen stuurde ideeën naar elkaar door. Dat was het enige positieve aan dit hele verhaal.’

Tegenvaller Aalst

Tot daar het extrasportieve verhaal; ook op sportief vlak was het geen traditioneel seizoen. Roeselare en Maaseik maakten alweer onder elkaar uit wie er kampioen werd, dat wel, maar voor het eerst in meer dan vijftien jaar haalde Lindemans Aalst de Champions Final 4 (voordien de play-offs) niet. In de Challenge Final 4, waarin de nummers 5 tot 8 streden voor nog één Europees ticket, moest Aalst bovendien zijn meerdere erkennen in Tectum Achel. ‘Absoluut een tegenvaller’, aldus Johan Devoghel, al sinds 2013 coach bij Aalst.

De verklaring zoekt hij deels bij het Europese programma van zijn ploeg. ‘Om je een voorbeeld te geven: meteen na het eerste Champions Leaguetoernooi stonden we thuis met 2-0 voor tegen Achel, maar we zakten er vervolgens volledig door en verloren de wedstrijd nog met 2-3. Bij winst hadden we wél de top 4 gehaald. Met Haasrode Leuven eindigden we immers op punten gelijk na de reguliere competitie. Een andere oorzaak is onze blessurelast: Seppe Van Hoyweghen was een hele tijd uit met een duimblessure, Jeroen Oprins sukkelde eerst met zijn kuit en nadien met een scheenbeenvliesontsteking, François Lecat bleef last ondervinden van een scheurtje in zijn schouder en werd in februari uiteindelijk geopereerd, en zo kan ik er nog wel enkelen opnoemen.’

Met een mix tussen jong talent en ervaren spelers hopen we volgend seizoen een betere ploeg op de been te brengen.’

Johan Devoghel, coach Aalst

Een jonge en onervaren ploeg geeft Devoghel als derde reden voor het missen van de Champions Final 4. ‘We gaan de kaart van de jeugd blijven trekken, maar met een mix tussen jong talent en ervaren spelers hopen we volgend seizoen een betere ploeg op de been te brengen.’ Met de terugkeer van de Nederlandse hoofdaanvaller Robin Overbeeke (Volleyballer van het Jaar in 2015) en Seppe Baetens (bekerwinnaar in 2015 met Aalst, en dus ook met Overbeeke) zou dat moeten lukken.

Opslagdruk

Waar de club met het derde grootste budget teleurstelde, bleef de hiërarchie helemaal bovenin gerespecteerd: voor de 21e keer was het Roeselare versus Maaseik in de titelfinale. Het is al van 1994 en het VC Zellik van mecenas Paul De Smet geleden dat een andere ploeg dan de Grote Twee de landstitel kon pakken.

In de beker heeft Roeselare al een decennium de bovenhand op Maaseik. In februari behaalde het zijn zesde overwinning op rij, terwijl de Limburgers in 2012 hun veertiende – evenveel als Roeselare – en voorlopig laatste beker wonnen. In de strijd om het kampioenschap was Maaseik de afgelopen twee edities (in 2018 en 2019, want in 2020 werden de play-offs geannuleerd) dan weer de sterkste.

Eenzelfde scenario was voor aanvang van de eindstrijd niet ondenkbaar. Maaseik had immers dé tool in handen om Roeselare te kloppen: power aan de servicelijn. Niet voor niets topten twee spelers van de recordkampioen het klassement van het aantal aces ( zie kader). Opslagdruk zou cruciaal worden in de finale, want daar had Maaseik zijn tegenstander al meermaals pijn mee gedaan. Ook Roeselare, dat in een recent verleden vaak opteerde voor de jump float (een zachte sprongservice, die door het effect op de bal wel verraderlijk kan zijn), investeerde veel in krachtige opslagen, maar moest op dat vlak nog altijd zijn meerdere erkennen in zijn eeuwige rivaal.

In de eerste finalewedstrijd bleek de angst, die er bij Roeselare wel degelijk was voor het opslagwapen van Maaseik, gegrond. Het West-Vlaamse thuisvoordeel in de best-of-fiveserie was meteen van het parket geveegd. In de meeste andere spelonderdelen – receptie, aanvalskracht, blok-verdediging – lagen beide ploegen het hele seizoen bijzonder dicht bij elkaar.

Stijn D’Hulst

Hét verschil zat hem vooral in één, essentiële, positie: de spelverdeling. De Iraniër Javad Karimisouchelmaei, om evidente reden aangesproken met zijn voornaam, viel bij Maaseik net als zijn landgenoot, de boomlange receptiehoekspeler Amirhossein Esfandiar door de mand. Hun passage bij Maaseik was niet onvergetelijk en zal naar alle waarschijnlijkheid tot één seizoen beperkt blijven. Javads stand-in, Liam McCluskey (slechts 19) zat vorig jaar nog op de Topsportschool. McCluskey is heel gedreven, heeft een enorm potentieel en deed het ook voortreffelijk – de reden waarom Maaseik uiteindelijk geen beroep deed op een medical joker (transfer die tijdens het seizoen nog mogelijk is als een speler met een blessure uitvalt) toen Javad geblesseerd raakte – maar hij miste logischerwijze het metier van de setter aan de andere kant van het net.

Na twee jaar bij de Italiaanse topclub Civitanova keerde Red Dragon Stijn D’Hulst terug naar Knack Roeselare om er eindelijk de onbetwistbare eerste spelverdeler te worden. Hij deed het met verve. D’Hulst excelleert niet alleen als hij de bal perfect in zijn handen krijgt. Ook als de receptie tot drie, zelfs vier meter van het net komt, kan hij nog heel flitsend passen en krijgt hij nog al zijn aanvallers aangespeeld. Zijn uitverkiezing tot Volleyballer van het Jaar was dan ook oververdiend.

Onder impuls van wielerliefhebber D’Hulst schakelde Roeselare vanaf finalewedstrijd twee een tandje hoger. Met een krachtige eindspurt op de twaalf reed het Maaseik vlot uit de wielen om zijn twaalfde titel te behalen.

De transfer

‘Hendrik Tuerlinckx wil je iets vertellen…’ Zo kondigde Knack Roeselare eind vorige maand het opvallende transfernieuws aan. Het was de hoofdaanvaller/kapitein zelf die in een emotionele videoboodschap vertelde dat hij na 13 jaar afscheid zou nemen van wat hij zijn ‘veilige haven’ noemde. Zeven landstitels en acht bekers won Tuerlinckx (33) met Roeselare, waarvoor hij ook 99 Europese wedstrijden speelde.

De volgende drie seizoenen gaat de viervoudige Volleyballer van het Jaar aan de slag bij BDO Haasrode. Als beweegredenen voor zijn overstap gaf Tuerlinckx de duur van het contract aan en zijn privésituatie (hij heeft een huis gebouwd in Averbode en zijn vrouw, net als hijzelf afkomstig van Vlaams-Brabant, is zwanger van hun derde kindje). Een stap terug is het zeker, maar van uitbollen wil hij niet spreken. ‘Ik voel bij iedereen binnen de club een gezonde ambitie’, zei hij aan Het Nieuwsblad. ‘Ik hoop dat ik mijn trainingsethiek en winnaarsmentaliteit op de groep kan overbrengen. Het wordt een totaal andere uitdaging dan bij Roeselare, maar ik wil de club helpen om dichter aan te leunen bij de top van het land.’

Dat lijkt alleszins de bedoeling bij Haasrode Leuven, dat naast Tuerlinckx met spelverdeler Matthias Valkiers een tweede Red Dragon voor drie jaar vastlegde.

De besten

Topscorer

1 Brecht Campforts (Achel): 369

2 Jolan Cox (Maaseik): 353

3 Jente de Vries (Gent): 350

Beste service (aantal aces)

1 Jolan Cox (Maaseik): 43

2 Mitch Stahl (Maaseik): 35

3 Samuel Fafchamps (Waremme): 34

Beste block (winnende blocks)

1 Jelle Sinnesael (Menen): 67

2 Simon Van de Voorde (Aalst): 65

3 Martijn Colson (Menen): 64

Beste receptie (percentage perfecte recepties)

1 Dennis Deroey (Roeselare) 67%

2 Martin Perin (Waremme) 64%

3 Just Dronkers (Maaseik) 62%

De revelaties

Waar er verliezers (Aalst) zijn, zijn er ook winnaars. Het feit dat én Menen én Haasrode Leuven de Champions Final 4 bereikten, mag een verrassing heten. Een van de revelaties van het seizoen bij Menen was Akseli Lankinen. De Finse spelverdeler speelde voordien enkel in eigen land, waar Joel Banks, naast coach van Maaseik ook bondscoach van Finland, hem wel al in de nationale selectie opnam als doublure van Eemi Tervaportti (ex-Roeselare).

Nog bij het Menen van Frank Depestele kende de Bulgaarse hoofdaanvaller Trifon Lapkov een blitzstart. De eerste maanden van het seizoen domineerde hij het luchtruim en leverde hij zijn team heel wat punten op. Nadien deemsterde hij echter volledig weg en nam de 20-jarige receptiehoekspeler Seppe Rotty, voordien een tijd out met een scheurtje aan een ligament in de rechtervoet en vervolgens een appendixoperatie, zijn rol als topscorer over.

Bij Haasrode Leuven is het moeilijker om er een individuele uitblinker uit te pikken. Seppe Baetens haalde een constant niveau, waardoor hij opnieuw op de radar van Aalst terechtkwam. Daarnaast viel ook de jonge Daan De Saedeleer op. Een middenman staat niet vaak in de spotlights en zeker niet als die slechts 1m92 is – wat klein is op zijn positie – maar hij kwam vaker aan spelen toe dan verwacht. Toch was het vooral de collectieve sterkte – een door coach Kris Eyckmans gesmeed volledig Belgisch collectief – die Leuven naar de top 4 loodste.

De twee absolute revelaties van het seizoen waren echter Mathijs Desmet (21) – de receptiehoekspeler van Roeselare werd zoals verwacht verkozen tot Rookie van het Jaar – en Maaseikspelverdeler Liam McCluskey (19). Te vermelden tot slot is ook de libero van VBC Waremme, het zwakke broertje en de enige Waalse ploeg in de Liga. De amper 18-jarige Martin Perin is Belgisch jeugdinternational en een groot talent. Dat ontging ook de topclubs niet. Volgend seizoen gaat hij aan de slag bij Maaseik.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content