Andorra Arcalis in Tour: hoe Jan Ullrich de tegenstand wegblies

© EPA
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

De negende etappe in de Tour de France brengt het peloton van Vielha Val d’Aran naar Andorra Arcalis, met aankomst bergop.

“Deze kerel gaat de komende tien jaar de Tour winnen!”, voorspelt Bernard Hinault in de late namiddag van 15 juli 1997. Zonet heeft hij een pas 23-jarige Duitser letterlijk de wielerhemel zien bestormen.

Al op tien kilometer van de top van de slotklim naar Andorra Arcalis, na een monsterlijke bergrit over 252 kilometer en vijf Pyreneeëncols, blaast Jan Ullrich zijn concurrenten weg als pluisjes van een uitgebloeide paardenbloem. Zachtjes, want niet eens een aanval, gewoon een versnelling, de handen ónderaan het stuur. Op de top bedraagt zijn voorsprong ruim een minuut op Marco Pantani en Richard Virenque. Zijn Telekomkopman Bjarne Riis finisht als vijfde zelfs op bijna drie en een halve minuut – de machtsoverdracht binnen het Duitse team is een feit.

Antoine Voyer, toen coach bij Festina en nu een fervente dopingbestrijder, berekende later dat Ullrich in die klim gemiddeld 497 (!) watt had geduwd, volgens hem de hoogste waarde ooit gehaald op een col in de Tour. Niet toevallig in volle epotijdperk: Voyer vergeleek de prestatie van de Duitser zelfs met de 100 meter van Ben Johnson op de Spelen van Seoul.

Hinaults voorspelling ten spijt zal der Junge dat buitenaardse niveau daarna echter nooit meer halen. Zo groot zijn twaalfcilindermotor immers was – weliswaar kunstmatig -opgedreven, zo broos bleek immers Ullrichs hoofd.

Op de avond van die 15e juli belt hij al naar vriendin Gaby, met de melding dat hij bang werd van de hectische toestanden na de aankomst. Slapeloze nachten, gekweld door onzekerheid, moeten dan nog volgen. De nieuwe Kaiser probeert zijn angst voor zijn ploegmaats en concurrenten zo veel mogelijk te verbergen, maar voelt dat hij de hysterie rond hem niet aankan.

Wanneer de eveneens opgefokte Festina’s hem later in de Vogezen bestoken, dreigt Ullrich zelfs te breken, tot Udo Bölts, zijn ervaren ploegmaat, hem keihard aanpakt: “Qua?l dich, du sau!“, “Zie af! Jij zwijn!”

Kritische grens

Afzien zullen de renners ook vandaag doen. Ze moeten weliswaar geen 6000 hoogtemeters overwinnen zoals in 1997 – Ullrich deed toen 7 uur en 45 minuten over de 252 kilometer -, maar met 4960 verticale meters, verspreid over 53,4 kilometer klimmen (tussenstukken niet meegerekend) op een totale afstand van ‘slechts’ 184, komt deze etappe in de buurt.

Met bovendien extra weerhaakjes: 1) Meteen na de start in het Spaanse skistation Vielha al 13,7 kilometer bergop, op de Port de la Bonaigua. Een marteling voor niet-klimmers, en zelfs de favorieten zullen voor de start misschien al de rollen bovenhalen om op te warmen.

2) Die Port de la Bonaigua en de slotklim naar Arcalis stijgen boven de 2000 meter, een kritische grens, omdat het zuurstofgehalte zakt naar 77 à 81%. Nairo Quintana, opgegroeid in het Colombiaanse La Concepción, gelegen op ruim 2800 meter hoogte, heeft daar geen last van, maar veel andere renners happen dan naar adem. Zoals – zo bleek in de voorbije Giro – ploegmaat Alejandro Valverde.

In die Ronde van Italië lagen er trouwens liefst tien ’tweeduizenders’ op het traject, in deze Tour amper vier: twee in deze rit, de Tourmalet (2115 meter en morgen het dak van de Tour, de Port d’Envalira (2408 meter). Opmerkelijk (want meestal is het omgekeerd): alle vier in de Pyreneeën en geen enkele in de Alpen. Daar gaat de hoogste klim, die van Finhaut-Emosson, tot slechts 1960 meter.

Een stuk lager en korter zijn de tussencols in deze rit, maar wel steil. Zeker de Côte de la Comella (4,2 km aan 8,2%) en de Col de Beixalis (6,4 km aan 8,5%), op Andorrees grondgebied. Aan die laatste bewaart Chris Froome geen goeie herinneringen, want in de beginkilometers van de Beixalis kwam hij in de Vuelta vorig jaar ongelukkig ten val, waardoor de Brit in die etappe ruim acht minuten verloor en hij later met een breukje in de voet moest opgeven.

De Skyrenner zal hopen op een betere dag in het prinsdom Andorra. De slotklim naar skistation Arcalis, geopend in 1983, moet hem alleszins liggen. Geen typische onregelmatige en smalle Pyreneeëncol zoals de Beixalis, maar veeleer een met een Alpenpigment: breder, en iets minder steil (7,2%).

Alleen de eerste drie kilometer stijgen boven de 8% – niet toevallig versnelde Ullrich daar al in 1997. Aan Froome, Quintana, Contador (die op Arcalis in de Tour van 2009 als eerste favoriet bovenkwam), of ingeweken Andorrezen als Daniel Martin en Joaquim Rodríguez, om dat exploot te herhalen. Weliswaar iets minder snel. En bij voorkeur dus zónder epo.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content