Dagboek uit de Giro – dag 10: mooi zoals Molise mooi kan zijn

© LAPRESSE

Zondag 11 oktober: Fermo (Le Marche).

Samen de koers verslaan doet rare dingen met een mens. Onderweg, tijdens de lange ritten in The Beach, betrappen we onszelf erop dat we de route bij momenten becommentariëren als de betere finale: ‘Zo meteen linksop, bijschakelen, dan gaan we die rotonde nemen, en daar begint de klim.’

Of we testen elkaars algemene kennis met een quizje hier en daar, soms wel tot vijf, zes keer per dag. Meestal zijn de vragen koersgerelateerd, maar soms gaat het ook over andere zaken, zoals – een oerklassieker – de vijftig staten van Amerika. We stranden op negenenveertig, met de meet in zicht. Het is Maryland dat niet wil komen. Italiës Maryland is waarschijnlijk Molise, één van de twintig regio’s, zoals ook Calabria, de Veneto en Piemonte dat zijn.

Maar de 103e editie van de Giro moet van Molise niet weten en stuurt de karavaan er ’s avonds na de rit naar Vieste in één ruk door. De start vandaag, in San Salvo, ligt al op grondgebied van de Abruzzen. Wij brengen wel een mooie avond aan de zee door in Molise, en zien in Termoli, een stadje van geen 34.000 inwoners, met voorsprong het meest bloeiende uitgaansleven tot nog toe.

Het roept bij ons de vraag op welke renner de Molise is van dit Giropeloton. Wanneer tijdens de etappe richting Roccaraso de naam van Frankily valt, als één van de acht vluchters, moeten we toch even wat opzoekwerk gaan doen? Franky wie? Een Zwitser in Franse loondienst, die met zijn inspanningen van vandaag de titel van Molise van zich afschudt. Of niet, maar ook dat is niet erg; Molise en Maryland zullen we niet gauw opnieuw vergeten.

Koersen doet het peloton vandaag dus in de Abruzzen, ‘het land van de zwijnen’, een ruig en bergachtig decor bezaaid met pittoreske stadjes. In die bergen wonen ook wolven en beren, maar daarvoor moet je nog wat hoger en vooral meer van de weg afwijken dan de renners vandaag doen. Skistation Roccaraso heeft zijn populariteit als wintersportoord immers net te danken aan de goede verbindingen met zowel Napels als Rome. Ook wij zien vandaag voor het eerst een pijl richting de stad waar alle wegen heen leiden. Inmiddels ligt die zelfs al wat meer naar het zuiden dan waar de Giro zich nu ophoudt.

Misschien heeft het daar iets mee te maken dat we het ook met iets minder warm weer moeten gaan stellen. Vandaag komen pas in de late namiddag, als de renners allang aangekomen zijn, wat zonnestralen door de wolken breken. De taferelen bij de start zijn druilerig en zelfs een tikkeltje mistroostig. Mooi, dat ook, maar dan wel op de manier waarop een dinsdag in november in Oostende mooi kan zijn. Op de lange uitgestorven boulevard staan enkele tientallen mensen in verspreide slagorde de passage van de renners af te wachten. Afstand houden is hier geen probleem. Parapluutjes en soms zelfs een regenjas bieden beschutting voor de regendruppels. Stuk voor stuk zijn ze vroeg opgestaan op deze zondagochtend, maar voor wie, voor wat? Voor de koers natuurlijk, net als wij. In een paar seconden glijdt het peloton voorbij en dan is het alweer afgelopen. Ook dat is mooi, maar dan wel op de manier waarop zoiets van korte duur dan mooi kan zijn.

Een heel klein beetje weemoed, wie zal het ons kwalijk nemen? Het overkomt vast ook de renners morgen, op de rustdag, moe en ver van huis. Tenzij de spanning omtrent de coronatesten hen het melancholisch mijmeren belet. Wij sluiten de verplaatsing naar het noorden af met Tom Waits, die net ‘Now the sun ’s coming up’ zingt als ze voor ons enigszins pathetisch door de wolken breekt. Ol’55 heet dat liedje. De E55 glijdt gestaag onder ons weg. Wij rijden Le Marche binnen, voor onze eigen rustdag. Tot overmorgen.

Jonas De Bruyn en Lennert De Vroey

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content