‘Een medaille bepaalt ons geluk niet, liefde wel’

© christophe ketels - belgaimage
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Terwijl Campenaerts zich voorbereid op het post-Tourseizoen van het wielrennen, zwemt Fanny Lecluyse momenteel de ziel uit haar lijf op het WK in Gwangju. Ze brak haar eigen Belgisch record op de 100m schoolslag en duikt vandaag in het water voor de halve finales. Later deze week volgen nog de 50 en 200m.

‘Eigenlijk zouden we eens tegen elkaar moeten zwemmen. Ik wil wel, maar je moet Fanny overtuigen, want ik denk dat ze schrik heeft.’

‘Ja, brrr, écht veel schrik hoor.’

‘Ik heb, als coureur, niets te verliezen, hé!’

‘Jij bent wel de man, hé. ‘

Nadat ze al trappelend, drijvend op en pletsend met water de fotosessie in het Antwerpse Wezenbergzwembad afgewerkt hebben, vliegen de prikjes heen en weer tussen Victor Campenaerts en Fanny Lecluyse. Na wat aandringen sluiten ze toch een compromis: hun allereerste wedstrijdje, 50 meter vlinderslag. Geen schoolslag, Lecluyses specialiteit, maar de discipline waarin Campenaerts uitblonk in zijn vroege tienerjaren, als tweevoudig bronzenmedaillewinnaar op Vlaamse kampioenschappen. ‘Mijn recordtijden bij de benjamins, miniemen en cadetten van de Brabozwemclub in Borgerhout staan nog altijd. Ze hangen zelfs uit in de kast van het zwembad!’, vermeldt hij trots. Er wel meteen aan toevoegend: ‘Ik heb in drie maanden geen vlinderslag meer gezwommen. Het wordt al een uitdaging om in dit 50-meterbad aan de overkant te raken.’ ‘Geen excuses zoeken, hé. Je mag zelfs blij zijn dat er geen keerpunt in zit, want dan verlies je zeker!’, plaagt Fanny.

Mijn coach mag mij gelijk wat opleggen, ik weet dat ik voor een finale, een medaille moet afzien.

Fanny Lecluyse

Even later staan de twee geliefden, die elkaar vorig jaar tijdens het EK in Glasgow leerden kennen toen de nationale zwem- en wielerploeg in hetzelfde restaurant gingen eten, op de startblokken. ‘Wil je het filmen? Ik zou graag mijn tijd weten’, vraagt de cijferfreak Campenaerts aan ondergetekende, die verzocht wordt op ‘Op uw plaats. Go!’ te roepen.

29 seconden later tikt Lecluyse als eerste aan. Een seconde later haar vriend, die tevreden uithijgt. ‘Halfweg dacht ik: ik ga overschakelen naar crawl, tot ik weer naast Fanny lig. Maar uiteindelijk valt mijn achterstand nog mee. Vooral opgelopen bij de start zelfs, niet in het zwemmen.’ ‘Nu is hij trots, hé’, lacht Fanny.

(G)een passie

Dit eerste onderlinge duel is typerend voor de twee topsporters, competitiebeesten van het zuiverste water. Fanny: ‘Als tiener wilde ik zelfs de jongens kloppen. Zwom ik niet sneller, dan werd ik echt kwaad.’ Victor: ‘Na mijn uurrecord kreeg ik berichtjes van mijn ex-zwemcollegaatjes, die zich herinnerden dat ik op mijn twaalfde na de training als enige de starten en de keerpunten nog tien keer oefende. Nochtans haatte ik het aanvankelijk, dat zwemmen – een sport die ik van mijn ouders moest beoefenen. Maar toen ik op een wedstrijdje, waar mijn vader me tegen mijn zin voor had ingeschreven, als tweede eindigde, ging ik wel vijfmaal per week trainen. Niet omdat ik het plots graag deed, hoor. Gewoon omdat ik de beste wilde zijn.

‘Nu is dat nog altijd zo. Fietsen is een middel om mijn ultieme doel te bereiken: de beste tijdrijder ter wereld worden. Geen echte ‘passie’, neen. Als ik zou denken dat ik een betere 400-meterloper kan worden, dan stond ik nu op de atletiekpiste. Daarvoor ben ik echter te klein, zoals ik ook te klein was om een topzwemmer te worden. En daarom schakelde ik over naar het triatlon en dan naar het wielrennen.’

Kan je de beste worden als je iets niet dólgraag doet?

VICTOR CAMPENAERTS: ‘Vergelijk het met een vrouw die ouder is dan veertig, eigenlijk geen kind meer wil, maar er toch nog een móét hebben. Hetzelfde geldt voor mij: ik wil en moet mijn doel bereiken: olympisch goud in Tokio. Daarvoor beul ik me af op training. En omdat ik er zo veel voor doe en laat, wil ik ook goed presteren – een vicieuze cirkel van een bijna dwangmatige gedrevenheid.’

Zo dwangmatig dat jij op de dag van de uitreiking van de Kristallen Fiets al om 4.30 uur ’s morgens op je rollen zat.

FANNY LECLUYSE: ( onderbreekt) ‘We waren de avond ervoor al om 20 uur gaan slapen omdat ik me wilde aanpassen aan het uurverschil met Hangzhou, in China, waar het WK korte baan plaatsvond ( en waar Lecluyse brons behaalde, nvdr). Uit solidariteit en uit liefde – hoe romantisch! ( lacht) – stond Victor de volgende ochtend even vroeg op, om 4 uur, waarna hij meteen op zijn rollen begon te fietsen. En het mooie was: om 5 uur werd er aangebeld. Dopingcontrole! Hoe verbaasd keken die controleurs niet toen ze Victor zagen. En ik even later al naar het zwembad vertrok.’ ( lacht)

Anderzijds heb jij Victor niet vergezeld op de uitreiking van de Kristallen Fiets. Veel vrouwen zouden zich nochtans verheugen op zo’n gala-avond.

LECLUYSE: ‘Geen moeilijke keuze, hoor. Het WK was te belangrijk. Ik wilde me niet vermoeien door plots weer heel lang op te blijven. Als ik stop met zwemmen – en dat zal geen vijf jaar meer duren – kan ik nog genoeg naar zulke feestjes gaan. Nu krijgt mijn carrière prioriteit. Ik wil later geen spijt hebben.’

Je vertelde na dat WK dat Victor je beter had leren focussen. Op welk vlak?

LECLUYSE: ‘Vooral qua voeding. Vroeger legde ik me al van in het begin van het jaar een strikt dieet op. Als het dan echter plots wat minder liep, dan ‘crashte’ ik en at ik te veel – geen kilo’s chocolade, maar een pizza of zo.

‘Dat is veranderd: in het voorbije voorjaar gunde ik me op zondag, mijn rustdag, al eens een pannenkoek. Toch dacht ik dat ik in aanloop naar het komende WK nog dertien weken ‘extreem’ kon gaan, maar ook dat bleek te lang. Beter is om pas de laatste maand hónderd procent op je voeding te letten – geen dessertje, geen Parmezaankaas op mijn pasta… – en ook op andere details: meteen een recupshake na de training, nog preciezer al mijn trainingen afwerken… Veel makkelijker om vol te houden.’

CAMPENAERTS: ‘Niemand kan maandenlang mentaal hypergefocust zijn, of je moet Chris Froome heten. Ook ik probéér dat nog altijd te leren, door mezelf vooral af te remmen. Me te verplichten in de zetel te blijven liggen als ik in november geen zin heb om vijf uur te fietsen, of om dan al een keiharde tijdrittraining af te werken. Het wielerseizoen is al lastig genoeg, dan mag je je niet te vroeg mentaal leegwringen.’

LECLUYSE: ‘Dat juist pieken geeft je ook extra zelfvertrouwen. Omdat je weet: ik heb er álles voor gedaan. Alle puzzelstukjes, ook dat ene qua voeding, zullen nu samenvallen.’

Victor, heb jij iets van Fanny geleerd?

CAMPENAERTS: ‘Vroeger vond ik dat ik, in vergelijking met andere coureurs, vrij systematisch en gestructureerd werkte. Maar wat Fanny doet… Toch een verschil, hoor.’

LECLUYSE: ‘Elke dag opstaan om 6.15 uur. Dan ontbijt en twaalf minuten ademhalingsoefeningen – nog iets wat ik overgenomen heb van Victor. Om 6.50 uur vertrek naar het zwembad in Moeskroen, om 7.10 uur mijn ‘droge’ opwarming, van 7.30 uur tot 9.15 uur zwemtraining, en als slot een kwartier stretchen. Na de middag rusten, en dan van 17.15 uur tot 20 uur weer een zwemsessie, aangevuld met kracht- en cardiotraining, tweemaal per week ook in de voormiddag. Stipt om 22 uur kruip ik in bed. Allemaal perfect getimed.’

CAMPENAERTS: ‘Fanny zo bezig zien motiveert mij. Zeker als ik, zoals op hoogtestage in Namibië in aanloop naar mijn uurrecordpoging, zelf dagen inlas met drie zware trainingen. Dan deel ik ook stipter en meer gespreid mijn tijdschema in, met tussenin voldoende rust. We leren dus van elkaar.’

Voor een renner is zo’n maandenlange voorbereiding op dat ene grote doel, waar je er móét staan, uitzonderlijk. Voor een zwemmer is dat jaarlijkse kost. Hoeveel zwaarder is die mentale belasting?

LECLUYSE: ‘Nu, in de weken voor het WK, kost dat weinig moeite. Ook omdat ik sinds juni vorig jaar mijn diploma lerares lager onderwijs beet heb en volledig op mijn sport kan focussen. De moeilijkste momenten zijn meestal in januari, februari, als dat grote doel nog veraf ligt.

‘Het ‘probleem’ is ook dat je in het zwemmen geen tientallen wedstrijden kunt afwerken om die lange trainingsperiode te doorbreken. Want om top te presteren moeten wij telkens tien dagen taperen ( training afbouwen, nvdr). Tijd die je nodig hebt om aan je uithouding te werken en veel kilometers te zwemmen, zeker voor een zwaar nummer als de 200 meter schoolslag. Die training is voor een zwemmer allesbepalend, terwijl een renner zich in vorm kan fietsen met wedstrijden.’

CAMPENAERTS: ‘Zoals ik naar het uurrecord toeleefde: drie maanden lang alleen trainen, met slechts één koers, Tirreno-Adriatico, veel renners zouden het niet kunnen. Als ex-zwemmer lukte mij dat echter perfect. Bovendien wist ik: als ik het record niet verbeter, dan kan ik mijn seizoen nog altijd goedmaken in de Giro, op het EK, de Vuelta, het WK… Als Fanny ‘faalt’ op een kampioenschap, moet ze weer zes maanden wachten. En opnieuw opbouwen, met alleen maar training. Wat het mentaal veel lastiger maakt.’

LECLUYSE: ‘Bovendien moet je vooral in die trainingen door de pijngrens kunnen knallen. Je mentaal opladen voor ‘schoolslagsetjes’ van 45 minuten, tot je compleet verzuurd bent. Veel zwaarder dan één wedstrijd van twee minuten.’

Victor zei eerder in Sport/Wielermagazine dat hij die pijn omarmt. En jij?

LECLUYSE: ‘Ik heb er alleszins geen schrik van. Mijn coach mag mij gelijk wat opleggen, ik weet dat ik voor een finale, een medaille moet afzien. Ook al is dat in een zwembad, ’s morgens vroeg, zonder toeschouwers.’

CAMPENAERTS: ‘Dat is hét grote verschil met wielrennen. Wij zien tijdens races veel meer af dan op training. Een start bergop, waarbij je een halfuur de ziel uit je lijf moet rijden. Of een Giro, waar je al na een week denkt: dit houd ik nóóit nog twee weken vol. Onmenselijk bijna, maar je móét dat eerste halfuur aanklampen als je de finish wil halen. Je móét die bergetappes overleven als je die laatste tijdrit wil winnen. Meer dan in het zwemmen en triatlon heb ik zo mijn pijngrens verlegd, omdat je ernaar gepusht wordt. Ook door de aanmoedigingen van de fans, de renners naast jou.’

LECLUYSE: ‘Helemaal alleen zou ik het ook niet kunnen, hoor. In mijn zwemclub kan ik die zwaarste sessies afwerken met mannelijke collega’s naast mij, wat het mentaal draaglijker en ook minder saai maakt. Tegeltjes tellen doe ik zelfs nooit. Ik focus me zo op mijn techniek en mijn tijd dat ik me nooit verveel.’

Vlinders in de buik: hoezeer helpt dat bij die trainingen? Of om nog dieper te gaan in een wedstrijd?

CAMPENAERTS: ‘Vergelijk het niet met de boost die Frank Vandenbroucke kreeg toen hij tijdens de Vuelta verliefd werd op zijn Sarah. Ik zou het romantischer kunnen voorstellen, maar daarvoor ben ik te nuchter, te autistisch zelfs. ( lacht) Ik haal mijn zelfvertrouwen vooral uit een vlekkeloos verlopen voorbereiding. Dáárdoor heb ik het uurrecord verbeterd, niet omdat ik verliefd was. Dat gelukzalige gevoel helpt wél als extra motivatie om die extreme laatste trainingsweken te doorstaan of om zo’n loodzware Giro uit te rijden. Dan is het telkens uitkijken naar onze dagelijkse skypesessie, ’s avonds om 21 uur, na Fanny’s training.’ ( Victor woont nog in Winksele, bij Leuven, Fanny in Dottenijs, bij Moeskroen, nvdr)

Het grote verschil tussen zwemmen en wielrennen: wij zien tijdens races veel meer af dan op training.

Victor Campenaerts

LECLUYSE: ‘Als je verliefd bent, gaat alles makkelijker. Maar daarom stap ik nu niet veel gezwinder uit bed dan vroeger, en train ik niet per se beter. Het omgekeerde trouwens ook niet: een training skippen om bij Victor te kunnen zijn zal ik nooit doen. Te perfectionistisch, hé – en Victor nog meer. Daarom passen we zo goed bij elkaar.’

CAMPENAERTS: ‘Twee strevers, hé. (lacht) Zelfs op Valentijn werken we elke training minutieus af.’

LECLUYSE: ‘Hoe verliefd je ook bent, als topsporter moet je vooral voor jezelf willen presteren. Op lange termijn nog altijd beste motivatie. Voor een wedstrijd is het natuurlijk wel leuk om te weten dat Victor aan het kijken is en om een uur ervoor nog eens te bellen, maar vlak voor de start of tijdens de race denk ik niet aan hem. Dan zit ik in mijn bubbel. Pas als ik aantik, vorm ik een hartje.’ ( lacht)

CAMPENAERTS: ‘Tijdens een lange tijdrit, zoals in de Giro, denk ik weleens aan Fanny, aan het berichtje dat ze ’s morgens gestuurd heeft bijvoorbeeld. Een menselijk brein kan immers geen uur lang honderd procent focussen, zonder enige afleiding. Als dat korte flitsen zijn, kan dat geen kwaad, zolang je switcht tussen concentratiecirkel één en twee, of zelfs drie, maar niet daarbuiten gaat.

‘Tijdens mijn uurrecordpoging heb ik wel niet aan Fanny gedacht: dat was nog een andere, grotere focus, omdat ik op die piste geen centimeter van mijn lijn mocht afwijken. Het bordje met mijn rondetijden werd toen mijn afleiding.’

Een ontgoocheling doorspoelen en relativeren: lukt dat nu ook beter?

CAMPENAERTS: ‘Ik heb daar de voorbije jaren al mee leren omgaan. Na die tijdrit in de Giro ( waarin Campenaerts door een kettingprobleem en een slechte duw van zijn mecanicien de zege verspeelde, nvdr) was ik bijvoorbeeld wel kwaad, maar heb ik in een meeting met de ploeg meteen gezegd: de Giro gaat verder, er komen superzware bergritten aan, geen zin om veel te piekeren. Ik heb de mecanicien zelfs troostend vastgepakt, omdat ik wist dat Steven – een topkerel – nog meer in de put zat dan ik en dat ook niet opzettelijk gedaan heeft.

‘Als je zo voor de buitenwereld probeert te tonen dat je die ontgoocheling achter jou gelaten hebt, dan is het makkelijker om dat ook voor jezelf te doen. En het helpt ook als ik tegen Fanny kan zagen over alles wat is misgelopen. ( lacht) Zoals met haar over onze toekomst praten ook doemgedachten over valpartijen en ernstige blessures minder erg maken.’

LECLUYSE: ‘Nog een voordeel van samen te zijn met een topsporter: je begrijpt elkaars frustraties, negatieve ervaringen. Je beseft: hé, ik ben niet de enige die dit al heeft meegemaakt, die met deze twijfels zit. Victor zal na een slechte race ook nooit oordelen – ‘Dat was niet goed!’ – maar mij veeleer troosten en opmonteren. Precies wat ik dan nodig heb.’

CAMPENAERTS: ‘Onbewust overgenomen van mijn moeder, denk ik. Die kent niks van wielrennen, en toch zei/zegt zij nog altijd, ook na een slecht resultaat: ‘Super gedaan Victor, want ik weet dat je je best gedaan hebt.”

Kunnen jullie door jullie relatie ook succes beter relativeren?

CAMPENAERTS: ‘Absoluut. Dat gevoel na mijn uurrecordpoging was zéér intens, maar eigenlijk oppervlakkig, vrij kortstondig. Niet wat je écht gelukkig maakt. Liefde doet dat wél, over een langere periode. Als een medaille of een record dat geluk zou bepalen, dan kan ik je de formule geven: twee maanden hoogtestage in Namibië, Tirreno-Adriatico, drie weken Mexico, plus één uur heel erg afzien. En hop, je bent gelukkig. Zo werkt het niet, hoor.

‘Meer dan van die momenten en alle aandacht na het record heb ik zelfs genoten van de voorbereiding. Van hoe ik daar samen met Fanny naartoe kon leven. Want wat is geluk als je het niet kunt delen?’

LECLUYSE: ‘Voilà, mooier had ik het niet kunnen zeggen. Dat kan Victor wel goed, hé, praten. Beter dan zwemmen alleszins!’ ( lacht)

De kunst van het indelen

Alleen zwemmen in een baan versus alleen tegen de klok fietsen, op welk vlak stemt dat het meest overeen?

VICTOR CAMPENAERTS: ‘Qua ‘pacing’, iets wat ik uit het zwemmen geleerd heb. Beter dan andere renners kan ik een heel vlakke race rijden: even snel op het einde als in het begin. Als ik na 15 km dan 35 seconden achter lig, zoals op Yves Lampaert tijdens het EK, dan panikeer ik niet. Omdat ik weet: als ik constant zoveel watt blijf duwen, dan haal ik die achterstand zeker nog in. Dat was ook mijn kracht tijdens het uurrecord, waar ik vrij constante rondetijden, net boven de 55 km per uur gedraaid heb. Niet eerst een halfuur met 56 km per uur en dan nog 30 minuten met 54 km per uur.’

FANNY LECLUYSE: ‘Indelen is ook voor mij cruciaal. Ik laat me nooit leiden door een zwemster naast mij. Want als zij opzettelijk traag start en snel eindigt, zou ik mezelf kunnen opblazen. Ik focus alleen op mezelf, mijn techniek: zoveel slagen in de eerste vijftig meter, zoveel slagen in de tweede. In het schoolslag zie ik, behalve bij de keerpunten, zelfs amper waar mijn tegenstanders liggen. Pas als ik aantik, weet ik hoeveelste ik geëindigd ben.’

Victor Campenaerts: 'Fanny bezig zien motiveert mij. We leren van elkaar.'
Victor Campenaerts: ‘Fanny bezig zien motiveert mij. We leren van elkaar.’© christophe ketels – belgaimage
Victor Campenaerts: 'Tijdens mijn uurrecordpoging heb ik niet aan Fanny gedacht, omdat ik op die piste geen centimeter van mijn lijn mocht afwijken.'
Victor Campenaerts: ‘Tijdens mijn uurrecordpoging heb ik niet aan Fanny gedacht, omdat ik op die piste geen centimeter van mijn lijn mocht afwijken.’© christophe ketels – belgaimage
Fanny Lecluyse: 'Hoe verliefd je ook bent, als topsporter moet je vooral voor jezelf willen presteren.'
Fanny Lecluyse: ‘Hoe verliefd je ook bent, als topsporter moet je vooral voor jezelf willen presteren.’© christophe ketels – belgaimage

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content