Hoe Roger Decock een vedette werd

© Belga Image

In Aarsele is in de nacht van zaterdag op zondag, even na middernacht, Roger Decock (93) overleden.De West-Vlaming was de oudste nog levende winnaar van de Ronde van Vlaanderen. ‘Ik was al wel bekend, maar de Ronde winnen, was nog iets anders.’

Decock was profwielrenner tussen 1949 en 1961 en stond tweemaal aan de start van de Ronde van Frankrijk (1951 en 1952). Daar behaalde hij in 1951 op menselijk vlak zijn grootste prestatie. Als enige ooggetuige van de val in een ravijn van de Nederlandse geletruidrager Wim Van Est, gaf hij alle eigen ambities op om diens leven te redden. Decock verwittigde de hulpdiensten, en verloor door te wachten 25 minuten. In mei 2013 was Decock te gast in het programma ‘God in Frankrijk’ van Karl Vannieuwkerke en trok hij opnieuw naar de col de l’Aubisque om dat verhaal nog eens van onder het stof te halen.

‘Plots werd ik een vedette’

Met Decock verliest het wielerpeloton ook een schitterend verteller. In geuren en kleuren kon hij mensen boeien met zijn verhalen over wedstrijden tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Met oog voor de kleinste details vertelde hij over het leven op en naast de fiets. Voor Sport/Voetbalmagazine blikte Roger Decock in 2013 nog eens terug op die prachtige overwinning in de Ronde van 1952.

‘Een wonderschone dag, die 7e april 2002, toen ‘mijn’ Aarsele ‘Dorp van de Ronde’ was naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van mijn zege. In een Amerikaanse slee werd ik als een koning van Tielt naar Aarsele gereden, toegejuicht door duizenden mensen. We raakten zelfs moeilijker door de massa dan de renners zelf. Net voor hun doortocht hield ook Eddy Merckx even halt om mij op de eretribune te groeten. Een mooier eerbetoon bestaat niet, hé.

‘Zie je die foto aan de muur? Naar die heilige plaats – de Warandelaan in Wetteren (waar in 1952 de finishlijn lag, nvdr) – ben ik vorig jaar, voor het Radio 1-programma Joos, nog eens teruggekeerd. Met een krop in de keel, ja. Tenslotte heeft die zege mijn leven veranderd. Ik was wel al bekend nadat ik het jaar ervoor Wim van Est in de Tour uit het ravijn gered had, en ook na mijn zege in Parijs-Nice, maar de Ronde winnen was, voor een Vlaming, toch van een heel andere orde. Plots werd ik als een gewone goeie coureur een ‘vedette’. En nog altijd blijkbaar, gezien die eretocht in Aarsele of de vele aanvragen voor wieleravonden of boekvoorstellingen die ik nog jaarlijks krijg. En dat allemaal door die overwinning in 1952…

”s Morgens keek ik nochtans niet uit naar de koers. Want: bijzonder guur weer. Gelukkig botste ik op een apotheker die ik goed kende. ‘Ik heb iets voor jou’, zei hij en hij smeerde me van kop tot teen in met een wonderzalf, een vet melkproduct. Het werkte wonderwel: veel renners waren al na vijf kilometer verkleumd, maar ik leek een hele dag naast een Leuvense stoof te fietsen. (lacht)

‘Gesterkt door de zalf, en mijn traditionele rijsttaartjes, druivensuiker en vijgen, zat ik meteen na de start al in de beslissende waaier van 25 renners. Net voor de Muur demarreerde Louison Bobet, die in geen tijd vier minuten In Aalst, op een slechte kassei/aardeweg, raakte hij echter geen poot meer vooruit. Kapot, en gehinderd door een haperend versnellingsapparaat. Met zijn vijven stoven we Bobet voorbij: Loretto Petrucci, Wim van Est, Attilio Redolfi, Briek Schotte en ik.

‘In Wetteren moesten Van Est en Redolfi lossen, maar ik focuste op één wiel: dat van de snelle Italiaan Petrucci, eerder al winnaar van Milaan-Sanremo. Hij was té zelfverzekerd en ging telkens achter Schotte aan toen die demarreerde – Briek moest wel, als strijkijzer in de sprint. De tweede keer haalden we hem op tweehonderd meter van de finish weer bij, waarop ik op links vol doorging, zonder om te kijken. En won, ondanks opkomende krampen.

‘Neen, niet dankzij een combine met Schotte. Briek wou winnen, maar ik ook. De slimste heeft het gehaald. (lacht) Wat me dat opleverde? Niet weinig hoor, voor die tijd. Liefst 29.000 Belgische frank: 20.000 van de ploeg, 6.000 voor de zege en 3.000 voor mijn tweede plaats op de Muur. Plús een koppel duivenjongen, al heb ik die weggeschonken. (lacht)

‘Na de finish werd ik op het buffet van de organisatie onthaald als een volksheld. De opluchting, na drie jaar Italiaanse overheersing door Fiorenzo Magni, bleek enorm. En ’s avonds, in een stampvol café De Sportclub in mijn thuisstad Izegem, was de ontvangst nóg triomfantelijker. Slechts één man keek sip: mijn ploegleider André Bertin, die de wedstrijd halverwege verlaten had, ervan overtuigd dat Bobet zou winnen… Pas in Gent hoorde hij op de radio de echte afloop, waarna hij zich naar Izegem spoedde. Hij verontschuldigde zich uitgebreid en betaalde een paar flessen champagne en mijn winstpremie. Ik heb het hem rap vergeven.’ (lacht)

Partner Content