Na Bernal, nu Pogacar: als de toekomst niet meer wacht, ook in de Tour

© AFP
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

De trend zet zich ook in het uitgestelde wielerseizoen door: de machtsgreep van de nieuwe generatie, jonger dan ooit. Met eerst de 20-jarige Remco Evenepoel. En (na Egan Bernal in 2019) nog eens in de Tour, met de 21-jarige Tadej Pogacar als jongste naoorlogse eindwinnaar. Waar komt dat jonge geweld vandaan?

Er was ooit een tijd, nauwelijks anderhalf decennium geleden, dat je in het wielrennen tot je 25e als een talent omschreven werd, als wissel op de toekomst. Tot en met 2006 mocht een coureur tot die leeftijd zelfs starten aan de Ronde van de Toekomst – pas het jaar erna werd de maximumleeftijd verlaagd tot 22 jaar.

Al veranderde dat toen niets aan de perceptie dat renners pas vanaf hun 24e/25e fysiek en mentaal klaar waren om topkoersen te winnen. En zeker niet te vroeg mochten debuteren in een zeer belastende grote ronde, met name de Tour. Intussen moesten ze ‘het vak’ leren, bidons ophalen en knechten voor oudere (nochtans niet altijd betere) kopmannen.

Ongeschreven regels die de jongste jaren langzaam uitgegomd werden. Door de toevloed van vroege twintigers, zelfs late tieners, die als steigerende paarden de oudere knollen onder de voet liepen.

Met als uitschieters Remco Evenepoel (in januari 20 geworden), Tadej Pogacar (die maandag, een dag na zijn eindzege in de Tour 22 wordt, als jongste winnaar sinds… 1904), Marc Hirschi (de 22-jarige Zwitser die dé revelatie van deze Tour werd, met één ritzege en twee podiumplaatsen) en de 23-jarige Egan Bernal – hij lijkt intussen al een ‘oudje’.

Toeval, de gezamenlijke, steile opgang van die vier fysiologische freaks, maar ook van veel anderen jongeren die in hun schaduw staan te trappelen? Deels wel. Maar niet alléén dat. Wat zijn de andere, mogelijke redenen?

1) Betere begeleiding/programma

Je hoort het vaak van oudere renners: hoe zij als beginnende profs bijlange na niet zo professioneel begeleid werden als de jongeren nu. Al van bij de beloften zijn die immers vaak al lid van een development team van een WorldTourploeg (zie ook kader) of van continentale opleidingsteams als SEG Racing Academy of Hagens Berman Axeon (de ploeg van Axel Merckx – dat nu wel dringend op zoek is naar sponsors).

Op vroegere leeftijd is er zo veel meer oog voor aerodynamica en voeding, voor specifiekere trainingsschema’s met meer (hoogte)stages. Veel beloften leven en trainen al bijna als een prof en worden zo rapper fysiek rijp. Ze vergaren ook vlugger een grote kennis over alle aspecten van hun vak, onder meer via sociale media en onlinetrainingsplatformen als Strava.

Jonge renners kregen vroeger meestal alleen advies van een koersend familielid of een oudere prof uit de buurt. En kwamen zo vaak niet verder dan proefondervindelijk nattevingerwerk.

Op basis van bovenstaande stellingen is het parcours van Bernal, Evenepoel en Pogacar dan ook opmerkelijk. De Colombiaan was tot zijn achttiende mountainbiker (zilver en brons op WK’s voor junioren) en schakelde pas daarna fulltime over naar de weg, als prof bij het kleine Italiaanse team Androni-Giocattoli.

Evenepoel bekeerde zich op zijn zeventiende definitief tot het wielrennen, na een voetbalcarrière bij Anderlecht, PSV en KV Mechelen. En Pogacar, die ook eerst voetbalde, komt uit een land, Slovenië, waar wielrennen tot voor een paar jaar maar een nevensport was, zonder grote traditie.

Na Bernal, nu Pogacar: als de toekomst niet meer wacht, ook in de Tour
© Belga

Alle drie zijn ze dus niet de vrucht van een uitgekiende, ’traditionele’ jeugdopleiding. Toch konden hun in toverdrank gedrenkte lichamen zich in het voetbal/mountainbiken goed ontwikkelen. Zoals ook al oudere wonderboys als Wout van Aert (26), Mathieu van der Poel (25), Julian Alaphilippe (28) en Peter Sagan (30) eerst gevormd werden in offroad wielerdisciplines – ook Pogacar werd trouwens in 2018 nationaal kampioen in het veld.

Met die supertalenten, maar ook met andere, minder begiftigde jongeren, wordt ook voorzichtiger omgesprongen. Ze mogen wel vlugger van een grote ronde proeven: Bernal in zijn eerste jaar bij Team Sky al van de Tour, Pogacar in 2019 van de Vuelta, Evenepoel, zonder val, dit jaar van de Giro en Hirschi in zijn tweede seizoen al van de Tour.

Maar ze werken een beperkt wedstrijdprogramma af – een trend die zich in het héle peloton al jaren aftekent. Pogacar telde in zijn debuutseizoen vorig jaar zo slechts 62 koersdagen, Bernal 61 (bij Team Sky), Evenepoel 58 en Hirschi 57.

Dat organisatoren van rittenkoersen etappes steeds korter maken, met steeds meer steile cols – vooral geschikt voor explosieve, jonge benen – is ook allerminst een nadeel. Voorbij is de tijd (behalve in de Giro) met bergritten tot 250 kilometer over vijf cols, beter verteerbaar voor oudere, meer gerodeerde dieselmotoren. In deze Tour was de langste bergrit bijvoorbeeld 175 km lang, met veel steile cols.

Voorbij lijkt ook de tijd dat veel renners op verboden brandstof koersten, zoals in het epotijdperk tussen begin jaren 1990 en 2008 (de invoering van het bloedpaspoort).

Want ook dat speelt mee: in een cleaner peloton kan een jonge kerel vlugger richting de top vliegen. Degenen die er langer over doen worden ook niet meer ontmoedigd door tegen opgefokte motoren te moeten opboksen.

Al klinken er ook andere geluiden, zoals zaterdag. Toen heel wat volgers, inclusief collega-renners, de wenkbrauwen fronsten na de onwaarschijnlijk prestatie van Tadej Pogacar in de tijdrit: als lichtgewicht even snel als ex-wereldkampioen Tom Dumoulin op het vlakke, op zijn eentje een recordtijd neergezet op La Planche des Belles Filles, na 30 kilometer vlammen.

Zelfs over de ‘finalebidon’ van Remco Evenepoel in Il Lombardia was er (even) veel ophef. Een storm in een glas water (allicht), benieuwd of de kritische stemmen op de hoge Pogacargolf ook rap zullen gaan liggen. Hun ongelofelijke talent staat niettemin buiten kijf.

Na Bernal, nu Pogacar: als de toekomst niet meer wacht, ook in de Tour
© AFP

2) Meer en betere scouting

Scouting was in het wielrennen lange tijd niet ingeburgerd, behalve bij budgetarme ploegen als (Top)Sport Vlaanderen. Manager Christophe Sercu kon zo vele jaren de betere vruchten uit de Belgische belofteboom plukken (De Gendt, Vanmarcke, Bakelants, Lampaert, Naesen, Campenaerts, Wallays…). Zoals ook Gianni Savio, de manager van het Italiaanse Androni-Giocatolli, via goeie contacten in Colombia onder meer Egan Bernal en Iván Sosa op de kop tikte.

De grote WorldTourploegen hielden zich daar tot voor een paar jaar minder mee bezig. Zij haalden de beste jongeren, na een ‘rijpingsperiode’, gewoon weg bij de procontinentale teams. Grootste uitzondering: Patrick Lefevere. Hij en verzorger Johan Molly namen elke maandag alle uitslagen door, legden hun oor te luister bij ploegleiders. Zo stootten ze onder meer op de in Frankrijk amper opgemerkte Julian Alaphilippe.

Eind 2014 haalde Lefevere ook Joxean Matxin Fernández binnen, de Spanjaard die begin deze eeuw het fameuze Mapei GS3-jongerenteam hielp opstarten, met supertalenten als Fabian Cancellara en Filippo Pozzato. Anderhalf decennium later mocht Matxin van Lefevere weer de jongerencategorieën afschuimen, met onder meer Fernando Gaviria als grootste buit.

Tot de Spanjaard in 2018, voor veel geld, naar UAE Emirates trok, en er Jasper Philipsen en… Tadej Pogacar voor de neus van Lefevere wegkaapte – tot diens grote ergernis. ‘Zij hadden altijd voor ons moeten rijden’, vloekte hij vorig jaar nog in Bahamontes.

Ook andere ploegen gaan nu op zoek naar hun Pogacar of Evenepoel. Wie te lang aarzelt, is zijn mogelijke prooi kwijt, met veel meer jagers in het bos. Zelfs managementbureaus hebben nu scouts in dienst. Die kijken ook al rond bij de nieuwelingen/junioren, want zoals in het voetbal worden de prooien steeds jonger.

In navolging van Evenepoel tekenden de Amerikaan Quinn Simmons (18), de juniorenwereldkampioen op de weg van 2019, en de Italiaan Antonio Tiberi (18), de wereldkampioen tijdrijden, zo bij Trek-Segafredo. Tiberi wordt wel eerst bij satellietploeg Team Colpack gestald, Simmons zal daarentegen meteen debuteren in de WorldTour.

Na Bernal, nu Pogacar: als de toekomst niet meer wacht, ook in de Tour
© AFP

Zoals ook de 18-jarige Spanjaard Carlos Rodríguez de beloftecategorie overslaat, als nieuwe rekruut van Team INEOS (ex-Sky).

UAE Emirates, de ploeg van Pogacar, haalde afgelopen voorjaar de 17-jarige Spaanse wonderboy Juan Ayuso binnen, al werd die wel nog een jaar bij de beloften geplaatst. En Team Sunweb legde het 17-jarige Duitse toptalent Marco Brenner vast tot het eind van 2024.

Meer dan ooit sporen ook nationale federaties, onder meer de Belgische, talenten op via screenings, volgens hun specifieke kwaliteiten (als sprinter, klimmer, tijdrijder).

Vaak heeft een renner zo, en later via zijn coach en opleidingsploeg, als junior/belofte al een uitgebreid fysiologisch dossier. Met wattagecijfers als De Heilige Graal, door managementbureaus zo ook verkocht aan profteams. Een betere waardemeter immers dan de pure, soms misleidende resultaten.

3) Aanvallen (in woord en daad)

Naast hun snel geslepen klasse hebben Bernal, Evenepoel, Hirschi en Pogacar nog een eigenschap gemeen: ambitieuze, mondige, intelligente, zelfbewuste kerels die lak hebben aan hun leeftijd, op sociale media hun fans voeden met onomwonden boodschappen en grappige filmpjes, ook met de aandacht/druk van de buitenwereld en als leider van een ploeg overweg kunnen – al lijkt dat voor Bernal dit jaar moeilijker om te dragen.

Na Bernal, nu Pogacar: als de toekomst niet meer wacht, ook in de Tour
© AFP

Zaaiers van aanvalslust ook: liever winst zoeken dan verlies ontwijken.

Zie hoe Marc Hirschi niet toevallig in deze Tour de prijs van de ‘supercombativité’ won.

Zie hoe Bernal in de Tour van 2019 al vertrok op de col de l’Iseran op 42 kilometer voor de finish.

Zie hoe Pogacar in de voorlaatste rit van de Vuelta van 2019 al adieu zei op 38 kilometer van de eindstreep en in deze Tour als enige klassementsrenner meerdere keren in de aanval ging (zoals op de Peyresourde).

Zie hoe Evenepoel al meerdere keren, ver voor de aankomst, zijn vleugels spreidde, solerend naar de finish. Of zoals hij het onlangs treffend omschreef: ‘Als je wil winnen, moet je aanvallen, dus zal ik niet stoppen met aanvallen.’ Ene Mathieu van der Poel – vorige zondag 25 jaar geworden – denkt er ook zo over.

4) Meer plaats

Voor de jonge talenten maken de WorldTourteams ook steeds meer plaats, mede gepusht door de UCI (zie kader). Dit seizoen zijn er liefst 80 renners jonger dan 23 jaar actief in de WorldTour, 15 procent van de in totaal 540 renners. In 2019 waren dat er nog 65 op 504 (13 procent). In het hele vorige decennium gemiddeld 63.

Team Sunweb is koploper als dé opleidingsploeg bij uitstek: al vier jaar op rij (veruit) het jongste WorldTourteam met dit seizoen zelfs 13 renners van 23 of jonger, en een gemiddelde leeftijd van 24,2 jaar. In deze Tour ook niet toevallig de jongste ploeg aan de start (gemiddeld 26,5 jaar)

Ook Deceuninck-Quick-Step zette, steeds ter vervanging van te duur geworden oudere renners, weer in op zes WorldTourdebutanten, onder wie Mauri Vansevenant (20), de Italiaan Andrea Bagioli (21) en de Portugees João Almeida (22) – die laatste twee deden de jongste weken ook al van zich spreken, in de schaduw van Evenepoel.

Zelfs de rijkste ploeg, Team INEOS, bereidt al een tweetal jaar de post-Chris Froome/Geraint Thomasperiode voor, met het aantrekken van Bernal en Pavel Sivakov (beiden toen 20) in 2018, Iván Sosa (toen 21) en Filippo Ganna (toen 22) in 2019, en dit jaar met Carlos Rodríguez (18), Ethan Hayter (21) en Brandon Rivera (23).

Na Bernal, nu Pogacar: als de toekomst niet meer wacht, ook in de Tour
© Belga

Bij Team UAE Emirates kregen Philipsen en Pogacar dit jaar dan weer het gezelschap van onder meer Mikkel Bjerg (21, drievoudig wereldkampioen tijdrijden bij de beloften), Brandon McNulty (21, Bjergs jeugdconcurrent) en Andrés Camilo Ardila (de Colombiaanse winnaar van de Baby Giro).

Meest opmerkelijke switch maakte echter Movistar, in het verleden vaak terend op oudere, hoofdzakelijk Spaanse/Zuid-Amerikaanse renners. Maar voor 2020 trok het acht renners van 23 jaar of jonger aan, uit opvallend veel verschillende landen.

5) Gepusht door UCI

The future is now. Dat heeft ook de UCI ingezien. WorldTourploegen met 29 of 30 renners zijn verplicht om minstens één/twee neoprofs in dienst te nemen. Ze moeten voortaan ook investeren in een eigen continentaal development team, of in een ander jongerenteam, of in een vrouwenteam. Renners uit die opleidingsploegen zullen zelfs met de WorldTourploeg kunnen deelnemen aan ProSeries en Class 1-koersen (de categorie onder de WT) als Kuurne-Brussel-Kuurne of Le Samyn, met een maximum van twee tot vier renners.

Voor sommige teams geen verandering: AG2R werkt al zeventien jaar samen met Chambéry Cyclisme Formation, met Romain Bardet als uithangbord. Lotto-Soudal heeft al sinds 2012 een eigen U23-ploeg, waaruit onder meer Tim Wellens en de betreurde Bjorg Lambrecht doorstroomden. Ook Astana, Mitchelton-Scott en Sunweb investeren al jaren in een eigen satellietploeg, zoals Trek-Segafredo al sinds 2016 in het Belgische EFC-LR-Vulsteketeam van Michel Pollentier.

En dit jaar kondigde Team Jumbo-Visma aan dat het met een nieuwe Academy meer jongeren op de fiets wil krijgen in nauwe samenwerking met de Nederlandse wielerverenigingen. Daarnaast bevat het plan ook een opleidingsploeg voor beloften.

Nadelen

Toch is deze evolutie niet voor iedereen gunstig. Procontinentale teams die mikken op jeugd, zoals Sport Vlaanderen-Baloise, moeten uit een vijver met veel minder getalenteerde renners vissen. Niet toevallig heeft de ploeg van Christophe Sercu de laatste drie seizoenen twéé (!) UCI-koersen gewonnen (categorie 1.1 of hoger).

Die kleinere teams moeten immers passen voor de steeds grotere bedragen die op tafel gelegd worden. Zelfs WorldTourteams bieden tegen elkaar op. Lefevere vond Mikkel Bjerg bijvoorbeeld zeer interessant, tot UAE Emirates een dikkere cheque bovenhaalde.

Kleinere opleidingsploegen, zoals het Spaanse continentale Kometa-Xstra Team, gerund door Alberto Contador en Ivan Basso, stonden ook al aan de klaagmuur: zij verliezen hun bestaansrecht omdat ze vlug renners zien vertrekken, zonder enige opleidingsvergoeding. De development fee lag nochtans al op de tafel van de UCI, maar concreet is dat nog altijd niet.

Andere slachtoffers: de oudere WorldTourrenners die plaats moeten ruimen voor het jonge geweld. Ze vallen zonder contract of moeten een stap terugzetten naar het procontinentale circuit (zoals Jan Bakelants, Jelle Vanendert en Jens Debusschere).

Koersen bij een WorldTourploeg betekent automatisch meer en vlugger druk, meer dan bij teams als Sport Vlaanderen-Baloise, waar renners langer tijd krijgen om te rijpen. Vroeger leven als een prof, al vanaf je 17e/18e, betekent ook minder plezier, meer stress door opgelegde diëten en wattageschema’s. En dus ook gevaar voor een burn-out op jonge leeftijd. Later dreigt dan weer een vroeger mentaal saturatiepunt.

Niet toevallig werd het Egan Bernal in deze Tour, als enige (falende) kopman bij Team INEOS fysiek en mentaal even te veel, door overtraining en de wurgende stress als titelverdediger.

Na Bernal, nu Pogacar: als de toekomst niet meer wacht, ook in de Tour
© AFP

Niet toevallig gaf ook Tadej Pogacar afgelopen winter aan dat hij zich na zijn dertigste niet meer ziet koersen, dat hij dan met zijn familie ergens op een vakantiebestemming zal toeven. Al zal hij daar nu, na zijn onverwachte Tourzege, misschien al anders over denken.

Niet toevallig lijken zelfs de vleugels van eeuwige speelvogel Peter Sagan alsmaar doffer uit te slaan, snakkend naar het einde van zijn loopbaan, verlost van alle aandacht.

Herinner u ook hoe Andy Schleck, die op zijn 21e al tweede werd in de Giro, eind 2014 op zijn pas 29e stopte, compleet verzadigd.

Net daarom koos het Britse toptalent Tom Pidcock, de (ex)-wereldkampioen in het veld en in het tijdrijden op de weg, ervoor om nog een jaartje bij de beloften op de weg te koersen, ondanks lucratieve voorstellen van WorldTourteams. Pidcock wil nu, op zijn 21e, vooral nog fun beleven, door onlangs bij de beloften de Giro te winnen.

Een ding is echter zeker: de jongeren zullen blijven toestromen. Maar niet voor elke renner zal dat op een sprookje uitdraaien. Ze heten niet allemaal Remco Evenepoel, Egan Bernal of Tadej Pogacar. Voor elk van hen zijn er ook veelbelovende jongeren die geruisloos in de wielerannalen zullen verdwijnen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content