Philippe Gilbert: de hardheid van een Ardense rots

© Belga Image
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Nog meer dan aan zijn onverslijtbare, getransformeerde lichaam dankt Philippe Gilbert – zondag een van de favorieten voor de Amstel Gold Race – zijn zege in Parijs-Roubaix aan zijn granieten hoofd.

24 juli 2018, 16e Tourrit. In de afzink van de Portet-d’Aspet tuimelt Philippe Gilbert het ravijn in. Tot ieders verbazing kruipt hij echter weer op de fiets. Hij steekt zijn duim omhoog en rijdt vervolgens, over nog twéé cols, nog 60 (!) kilometer tot de finish.

De hinkende, van pijn doordrongen Belg wordt er gehuldigd als strijdlustigste renner van de dag, maar even later luidt de diagnose: breuk van de linkerknieschijf. Seizoen over.

Althans, dat dénkt iedereen. Want eind september start de Quick-Steprenner al in de GP Isbergues, na zich twee maanden te hebben afgebeuld. Met nog één doel voor ogen: een koers winnen. Zijn éérste van 2018, nadat hij zich in het voorjaar onbaatzuchtig heeft ingezet voor zijn allesoverheersende ploeg – zonder eigen succes. Ook op het BK, waar Yves Lampaert de titel pakt, tot zijn grote ontgoocheling.

In Isbergues, een stadje 60 kilometer ten westen van … Roubaix, regent het ijsklontjes, maar Gilbert wil die dag absoluut winnen. Hij dóét dat ook. Toch beseft hij: ik ben nog verre van 100 procent. En dus gunt hij zich na het seizoen amper vakantie. Meteen weer op de pijnbank, met als ambitie om in het voorjaar van 2019 wél te triomferen, het liefst in een van zijn twee ontbrekende monumenten: Milaan-Sanremo of Parijs-Roubaix.

Een droom die al kiemde in 2009. Dat najaar zette Gilbert op amper negen dagen de Coppa Sabatini, Parijs-Tours, Gran Piemonte én zijn eerste monument naar zijn hand, de Ronde van Lombardije. Vier compleet verschillende wedstrijden, van een sprintersrace tot de zwaarste eendagsklimkoers. Het deed hem beseffen: ik kan – zelfs in een tijd van specialisatie – álle monumenten winnen. De reden ook waarom Gilbert in 2017 van BMC naar Quick-Step verhuisde. Daar lagen immers zijn grootste scorekansen in de twee kasseimonumenten.

Zeker tegenover een mogelijke zege in de Hel stonden velen nochtans sceptisch. Slechts één keer had de Waalse Monegask namelijk Parijs-Roubaix gereden (in 2007, als 52e). Toch geloofde hij erin, rotsvast. Ook nadat hij vorig jaar – wegens te weinig gedronken en te weinig parcourskennis – ‘pas’ 15e was geworden. En ook nog na zijn knieschijfbreuk in de Tour. Dat had voor veel 36-jarige renners het begin van het einde betekend, maar Phil zette door. Tot Isbergues. Tot Sanremo, waar hij ploegmaat Julian Alaphilippe op de Poggio lanceerde. En tot Roubaix, ondanks zijn ziekte en opgave in de Ronde van Vlaanderen.

Daarna trok hij zich terug in Monaco, om er zich in de … bergen te finetunen voor zijn derde Helleklassieker. Met de overtuiging, zei Gilbert vooraf, dat hij in een superdag zoals een oude dieselmotor kan blijven rijden. Een transformatie die hij de laatste drie jaar heeft ondergaan, als ex-Ferrari met een flitsende versnelling bergop. Zo fietste de Waal op de kasseien zijn jongere concurrenten op een hoopje – even sterk als tactisch slim, via zijn kenmerkende lange aanval (vanop 67 km). En dat amper negen maanden nadat hij over het muurtje van de Portet-d’Aspet was gedoken.

Nog voor hij zijn vierde monument op zak had en de kassei van Parijs-Roubaix in de lucht stak, had de taaie Ardenner zo al een ander monument gewonnen: dat van het doorzettingsvermogen en de stielliefde. Misschien is dát wel zijn grootste verdienste.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content