Vincenzo Nibali kondigt wielerpensioen aan: ‘Zijn eerste koersfiets heb ik in drie stukken gezaagd’

© belga

Na de Girorit naar zijn thuishaven Messina liet Vincenzo Nibali (37) weten dat hij eind dit seizoen stopt met wielrennen, na een carrière van 18 jaar waarin hij de drie grote rondes en nog veel meer won. In onze Tourgids van 2015 verscheen het rootsverhaal van ‘de Haai van Messina’. Herlees het hier.

Nergens op Sicilië krijg je zo sterk de indruk dat je in één ruk naar het Italiaanse vasteland kunt zwemmen, dan als in de haven van Messina. De fameuze brug naar de punt van de Laars, die vele generaties politici beloofd hebben, is er nog steeds niet en zal er allicht ook nooit komen. Maar dat heeft Vincenzo Nibali niet belemmerd om al op zijn zestiende de sprong te wagen en als eerste Zuid-Italiaan wielergeschiedenis te schrijven.

“Als klein ventje zag ik hem hier op het trottoir altijd op zijn fietsje voorbij stuiven, ginds van om de hoek, slalommend tussen de voetgangers, heel het blok rond.” Salvatore Famulari herinnert zich nog levendig hoe de carrière van zijn beroemde buurjongen ooit begon. “Hoeveel rondjes heeft hij hier niet gereden?” Famulari, gedrongen postuur, baant zich een weg tussen de tafeltjes van zijn rosticceria, zoals Italianen dit soort snackbars noemen. Hij is niet het weifelende type dat zijn woorden wikt en weegt. Het liefst roept hij driftig in je oor, druk gesticulerend en met een onstuimigheid waar in vergelijking de sirocco, de stevige wind die Messina verkoeling brengt, slechts een briesje mee is. Siciliaans temperament in het kwadraat.

Compleet tegenovergesteld in stijl is de Messinees die we een pand verderop, geheel onvoorzien, tegen het lijf lopen. Een vriendelijke handdruk, serene woorden en gebaren, keurige Toscaanse tongval zonder de oe-klank van het Siciliaanse dialect, de zelfbeheersing in persoon. Terwijl we staan te wachten om zijn mamma te interviewen, verschijnt hij plots, een reiskoffer voorttrekkend, van achter het gordijn dat de winkel van zijn ouders scheidt van de kleine leefruimte achteraan. Hoewel zijn vrouw Rachele duidelijk meteen de terugreis wil aanvatten en met dochtertje Emma Vittoria onmiddellijk plaatsneemt in de wagen, neemt Vincenzo Nibali nog de tijd om enkele woorden te wisselen met het bezoek uit België. “Mijn moeder baat deze zaak al 34 jaar uit”, verklaart de Tourwinnaar van 2014. “Lange tijd was dit een videotheek. Er staan wel nog enkele cassettes op het rek, maar doordat video’s uit de mode zijn geraakt, bieden we nu heel wat andere zaken aan. Studenten van de universiteit aan de overkant van de straat komen hier voor fotokopieën, schrijfgerief of om hun verhandeling te printen, andere klanten om foto’s te laten afdrukken en toeristen voor leuke souvenirs.”

Het is vier maanden geleden, van in de kerst- en nieuwjaarsperiode, dat de kopman van Astana, die al ruim drie jaar in het Zwitserse Lugano woont, naar zijn roots terugkeerde. “Mijn jeugd bracht ik grotendeels op drie plekken door: hier in de winkel, bij ons thuis in het hoger gelegen deel van Messina en in het Istituto Galatti, de school hier om de hoek achter het Justitiepaleis. Het is de enige week dit voorjaar dat ik op Sicilië ben. Dadelijk ga ik naar het ziekenhuis voor de verplichte hartscreening van de Italiaanse federatie. Nu maandag, 18 mei, vertrek ik alweer op hoogtestage naar Tenerife. Daarna rijd ik de Dauphiné. Dan volgt een nieuwe hoogtestage in de Dolomieten. Ik kopieer mijn programma van vorig jaar.”

Buiten bewustzijn

Wat een week vakantie moet zijn, voelt voor haar zoon evenwel niet altijd zo aan, vertelt Giovanna Romano, wanneer ze hem heeft uitgewuifd. “Enzo – ik kort zijn naam altijd liefkozend af – kan hier eigenlijk nooit echt op zijn gemak zijn. Iedereen in Messina kent hem van toen hij klein was. Enzo zou willen dat ze met hem omgaan zoals vroeger, maar iedereen bekijkt hem nu als een kampioen en wil een praatje of een handtekening. Daarom ook beginnen wij in het gezin nooit over de koers als hij hier is. Hij heeft al stress genoeg.”

Met Giovanna hebben we ons op het terras van buurman Famulari geïnstalleerd, terwijl Carmen, Vincenzo’s drie jaar oudere zus die dagelijks meehelpt in de zaak van haar moeder, de klanten verder bedient. “Als kind was Vincenzo helemaal anders dan Carmen of Antonio, onze jongste”, zegt Giovanna. “Zij waren altijd rustig, maar voor Enzo moesten we ogen op onze rug hebben. Hij was heel druk en levendig, kon nooit stilzitten. Un bambino discolo: echt een deugnietje.” Moeder Nibali leest de verwondering in onze ogen, maar ze bedoelt wel degelijk de renner die in de grote ronden van zijn rust en sereniteit een van zijn grote troeven heeft gemaakt. “Hij lijkt misschien de rust zelve, maar binnen in hem smeult nog steeds een vulkaan, een Etna, die tot uitbarsting komt wanneer hij op zijn fiets zit”, verzekert ze.

Vincenzo en zijn fiets, ze zijn zo ongeveer op hetzelfde moment ter wereld gekomen. “Als kind al: nooit ging hij ergens te voet naartoe”, vervolgt Giovanna. “Altijd maar met zijn fiets. Hij was er bezeten van.” Zozeer dat hij, wanneer hij een jaar of twaalf is, zijn ouders bij een van zijn ritjes over de trottoirs van Messina de schrik van hun leven bezorgt. “Hier wat verderop is er een carwash”, vertelt Giovanna. “Op zekere dag komt Enzo daar aangereden, maar er ligt een oliespoor en wat nattigheid. Hij gaat over de kop, komt met zijn hoofd tegen een scherpe rand terecht en verliest het bewustzijn. Even later krijgen wij telefoon dat onze zoon in het ziekenhuis ligt. Alleen vertellen ze er niet bij in welk. Mijn man en ik rijden dus elk naar een ander. Daar blijkt het uiteindelijk nog mee te vallen. Maar als je goed kijkt, kan je aan zijn linkerwenkbrauw nog altijd zien waar ze hem toen hebben genaaid.”

Terwijl Giovanna in haar geheugen graaft, probeert ook Salvatore Famulari zijn graantje publiciteit mee te pikken en komt hij ons een aperitiefbord serveren met de triomfkreet: “Arancini Nibali!” Een arancino, een doormidden gesneden, gepaneerd rijstgerecht in de vorm van een kegel, is vaak de eerste gastronomische ontmoeting van Siciliëreizigers. Arancini vind je dan ook overal op het eiland, maar alleen Famulari biedt – naast de arancino Balotelli en de arancino paus Franciscus – ook de variant aan waar de Tourwinnaar dol op is. “Zalm, rucola, robiolakaas, Parmezaanse kaas en bechamelsaus”, somt signor Famulari plechtstatig de ingrediënten op, alsof hij daarmee het geheim achter Nibali’s Tourzege verklapt.

Lied over Moser

Het loopt intussen tegen zessen. Carmen vertrekt naar huis, haar zoontjes Paolo en Manuel werpen oma Giovanna nog un bacio toe. “Zij zijn mijn schatjes”, zegt Giovanna met fonkelende ogen. “Zie je de jongste? Hij heeft dezelfde krulletjes als Enzo toen hij klein was. Die kreeg hij van mij mee, net als zijn donkere vel.” Of de Tourwinnaar via la mamma ook de wielermicrobe geërfd heeft? “Nee hoor, ik heb wel leren houden van de wielersport. Zozeer dat ik in mijn winkel iedere dag op een schermpje mee probeer te kijken naar de Giro, zelfs ook nu Vincenzo niet meedoet. Maar met de klanten lukt dat niet altijd. Daarom nemen we de uitzending ook op en bekijken we ze ’s avonds thuis of, als we de tijd niet vinden, op zondag.”

Het is dankzij haar echtgenoot Salvatore dat Enzo met wielrennen begonnen is, verklaart Giovanna. “Jammer genoeg is mijn man nu verhinderd door un impegno improvviso, een onverwachte verplichting. Maar als jullie rond acht uur vanavond terugkomen, zullen jullie hem misschien nog wel een minuutje of vijf kunnen spreken.

Op het sympathiek chaotische Sicilië, waar afgaand op het rij- en parkeergedrag van de wagens het nog lang zal duren eer er ooit wetten en regels uitgevaardigd worden, valt het best nog wel mee met die ‘impegni‘. Wanneer we rond acht uur weer in de winkel staan, blijkt dat Salvatore gewoonweg een toer met zijn koersfiets was gaan maken, een dagelijks ritueel na zijn werk op de gemeente, waar zijn opdracht erin bestaat om met de scooter documenten voor de verkeersagenten rond te brengen. En ook de beloofde vijf minuutjes blijken heel relatief. Vader Nibali valt niet te stoppen eenmaal als hij van achter het gordijn in de winkel het ene fotoalbum na het andere opdiept, allemaal herinneringen aan de jonge jaren van Vincenzo.

“Zelf was ik een hevige fan van Francesco Moser“, verklaart Salvatore zijn wielerpassie. “Toen Carmen en Vincenzo nog klein waren en ik ze meenam in mijn wagen, speelde ik altijd een cassette met een radioverslag van een overwinning van Moser in 1984 aan de meren van Ganzirri, een deelgemeente van Messina. En die wisselde ik af met een andere cassette waar het Canzone di Moser op stond, een lied ter ere van mijn idool. Tot op zekere dag de cassettespeler uit mijn wagen gestolen werd en Carmen en Vincenzo nauwelijks hun blijdschap konden verbergen dat ze eindelijk verlost waren van dat verslag en lied.” (lacht)

Toen Vincenzo in het vijfde leerjaar zat en met goeie punten thuiskwam van school, nam zijn leven zonder dat hij het zelf goed besefte, een beslissende versnelling. Als beloning deed zijn vader hem een koersfiets cadeau: een Viner van oude makelij, maar die Salvatore, ooit schilder van beroep, geduldig met een nieuwe laag verf en stickers van Bianchi een spiksplinternieuwe aanblik schonk. De renner Vincenzo Nibali was geboren. Uit een van de albums haalt Salvatore een foto van zijn zoon met zijn eerste koersfiets. “19 november 1994”, leest hij op de achterkant.

Maar grote geschenken scheppen dito verwachtingen en nog hetzelfde schooljaar zou het wat dat betreft helemaal fout lopen. “Ach, Enzo en de school: laat ons over iets praten”, zucht Giovanna. “Hoe vaak is hij niet thuis gekomen dat hij weer eens op de vuist was gegaan met andere leerlingen?” Salvatore knikt. “Ik heb me dikwijls kwaad moeten maken. Op zekere dag had ik er genoeg van en wilde ik hem een lesje leren. Ik heb mijn zaag gepakt en het kader van zijn fiets op drie plaatsen doormidden gezaagd. Vier dagen en vier nachten heeft hij zitten huilen. Maar hij had het begrepen en toen hij zich beter begon te gedragen, zijn we naar een lasser gegaan, die zijn fiets weer hersteld heeft.”

Dodelijk ongeval

En zo kon Vincenzo voorgoed de vrijheid van het fietsen ontdekken, waar ook zijn vader altijd zo van blijven houden is. Ofwel ging het noordwaarts, naar de meren van Ganzirri, ofwel zuidwaarts, in de richting van het buitengewoon mooi gelegen Taormina met zijn beroemde Grieks-Romeinse theater, ofwel het binnenland in, waar hij zijn klimmersbenen ontwikkelde in de Monti Peloritani. Voor zijn eerste expedities vindt de beginnende renner al vlug twee zielsverwanten: Nino Smiriglia, zijn twee jaar oudere neef en diens leeftijdsgenoot Mariano Maimone. “Die eerste ritjes waren heel speels”, beklemtoont Salvatore. “Het was er ze vooral om te doen onderweg eens te kunnen stoppen voor een croissant, een granita (soort ijsdessert, nvdr) of een zwempartij in zee.” (lacht)

Spoedig echter ziet Vincenzo zijn eerste ’team’ uiteenvallen. Door een familietraditie nog wel. “Wie veertien werd, kreeg van mijn moeder, nonna Carmela, un motorino“, legt Salvatore uit. Wanneer Nino als eerste langs mag bij oma voor zo’n scooter, droogt ook zijn fietspassie gauw op. Niet veel later wordt het fietstrio helemaal gescheiden, als ook Mariano de juiste leeftijd bereikt voor een gemotoriseerde tweewieler. “Nino is tegenwoordig onderofficier bij de marine”, zegt Giovanna. “Maar Mariano heeft helaas niet lang van het leven kunnen genieten. Met zijn scooter is hij door een wagen omvergereden en de klap heeft hij niet overleefd. Voor Enzo was dat een trauma.”

Zozeer dat Nibali, toen hij zelf veertien werd, absoluut geen scooter wilde. “Nonna Carmela heeft hem in de plaats daarvan dan maar een mountainbike cadeau gedaan. Enzo had haar wijsgemaakt dat dat goedkoper zou zijn. Het tegendeel was waar”, lacht Giovanna. Salvatore laat een foto zien. “Enzo aan de finish van zijn eerste mountainbikewedstrijd”, zegt hij erbij. “Veertien jaar jong was hij. Links en rechts van hem rijdt een volwassen mountainbiker. Alle drie wonnen ze in hun categorie de wedstrijd. Die ene is Giovanni Basso, destijds Italiaans kampioen mountainbike, maar dat jongetje van veertien had hij er niet af gekregen. Integendeel, Enzo had het hem knap lastig gemaakt in de afdalingen.”

Zijn leven lang al vormt zijn zoon een perfecte eenheid met zijn fiets. “Hij is zo behendig en heeft zo’n goed evenwicht omdat hij als kleine jongen op zijn BMX vaak op losse rollen reed”, pikt Giovanna in. “En ook dankzij dat mountainbiken”, aldus Salvatore. “Een jaar of vijf geleden al zei ik tegen mijn vrouw: ‘Als Enzo ooit op de stenen van Roubaix zal rijden, zullen er veel raar opkijken.’ Je hebt het gezien vorig jaar in de Tour.”

Veel wedstrijden met zijn mountainbike heeft Vincenzo nochtans niet gereden. Dat kwam door Domenico Cambria, een inmiddels al meer dan tachtig jaar oude wielerautoriteit op Sicilië. “Il signor Cambria had ons dat afgeraden: ‘Je zoon is een diamant, laat hem geen mountainbikewedstrijden rijden. De dag dat hij valt en zijn been breekt, zal je spijt hebben.’ Hij had al vlug door dat Vincenzo het kon maken op de weg.”

Naar Toscane

Wanneer Salvatore ongeveer het integrale fotoarchief doorbladerd heeft – “Thuis heb ik nog meer dan twintig zulke albums staan” -, schakelt hij nog een tand groter en begint hij aan de ringmappen: allemaal krantenknipsels die zijn zoons eerste wegwedstrijden beschrijven. “In zijn eerste koers, als aspirant, was hij direct tweede en zijn tweede won hij al.” Het liefst zou Salvatore de artikels van de eerste letter tot de laatste hardop willen voorlezen, maar hij maakt van zijn hart een steen en beperkt zich tot de titels. Zichtbaar genietend en met een hart vol nostalgie trekt hij na verloop van tijd zelf de enige mogelijke conclusie: “Ofwel won Vincenzo de koers, ofwel speelde hij een hoofdrol.”

Toch duurde het een tijd voor de Siciliaanse wielergemeenschap kon inschatten wat de prestaties van dat frêle jongetje van Messina echt waard waren. “Wielrennen op Sicilië is niet meer dan een spel”, verklaart Giovanna. “Veel tegenstand had Enzo hier niet. Voor de echte wielercultuur moet je in regio’s als Toscane zijn. Dat is altijd zo geweest.” En zo kwam het dat Vincenzo Nibali midden 2000, toen hij nog zestien moest worden en de epische nummers van Marco Pantani hem aan het dromen hadden gebracht, op de achterbank van de wagen van zijn ploegleider Marchetta de overzetboot nam om duizend kilometer noordelijker vier nieuwelingenkoersen in Toscane te rijden. De eerste draaide tot zijn ontgoocheling uit op een massaspurt. “Maar dan kwam de Coppa Mazzola Valli”, vertelt Salvatore. “Een belangrijke koers die Enzo won alla grande. Waarmee hij ook de ploegleiding van de Toscaanse juniorenploeg Mastromarco definitief overtuigde van zijn kunnen.”

Datzelfde jaar nog vliegt Vincenzo van onder de vleugels van zijn ouders vandaan om zich in het Toscaanse dorpje Mastromarco in een gastgezin voor te bereiden op zijn eerste seizoen bij de junioren. “Op dat moment was Enzo al vaker weg van huis om te gaan koersen”, zegt Giovanna. “We waren bij wijze van spreken gewoon geraakt aan zijn afwezigheid. Toen later Carmen trouwde en ook Antonio naar Mastromarco vertrok om wielrenner te worden (Antonio is prof bij tweedeklasser Nippo – Vini Fantini, nvdr), moest ik plots echter al mijn kinderen missen en werd het pas echt zwaar. Maar het is de moeite waard gebleken.” Wat ook Salvatore bevestigt: “We wisten vooral dat Vincenzo in goeie handen was. Zijn ploegleider in Mastromarco, Carlo Franceschi, was als een tweede vader voor hem. Hij zorgde ervoor dat Vincenzo bleef studeren, zijn rijbewijs behaalde en keurig Italiaans leerde spreken.” En zegt Giovanna: “Toen Vincenzo als tweedejaarsjunior naar het WK mocht in Zolder en daar brons pakte in de tijdrit, begrepen we dat hij het tot prof kon schoppen.”

Intussen is Salvatores vader, nonno Nibali, er komen bij staan. Opa knikt goedkeurend bij alles wat zijn zoon en schoondochter vertellen over Vincenzo. Alsof we nog moeten overtuigd worden van het talent dat zijn kleinzoon al op jonge leeftijd tentoonspreidde, wijst hij naar de lange rij trofeeën die uitgestald staan boven de rekken in de winkel. Misschien is het wel aan zijn grootvader dat Vincenzo zijn goeie genen te danken heeft – in november wordt de nog bijzonder kwiek ogende nonno negentig. In ieder geval heeft hij dezelfde voornaam als zijn grootvader gekregen. “Weet je wat het mooiste is?”, neemt opa Vincenzo tot besluit het woord. “Dat mijn kleinzoon altijd dezelfde gebleven is. Het succes is hem helemaal niet naar het hoofd gestegen, ook niet nu hij de Tour gewonnen heeft.”

Kweekvijver voor nieuwe Nibali’s

Als prille tiener al trok Vincenzo Nibali ’s zondags mee op pad met de amateurclub van zijn vader Salvatore. “Toen al kon je zien dat Vincenzo een natuurtalent is”, vertelt amateurrenner Michele Buonasera. “Op zijn twaalfde nam Vincenzo deel aan de Giro di Novara: 198 kilometer, maar hij haalde knap het einde. Hij is gewoonweg gemaakt om te fietsen. Vanaf zijn eerste wedstrijden zag je hem telkens weer de koers maken en van ver aanvallen. Hij had altijd een soort nijdigheid in zich. Zijn broer Antonio heeft dat minder, is rustiger, al is hij zeker ook getalenteerd en mogen we ook van hem nog mooie prestaties verwachten. Antonio is hetzelfde type renner als Vincenzo, alleen bergaf is hij niet goed, anderzijds heeft hij wel een sprint.”

Op vraag van Nibali geeft Buonasera als teammanager tegenwoordig leiding aan de A.S.D. Nibali Messina, een dit jaar opgerichte opleidingsploeg in de geboorteplaats van de Tourwinnaar. Giuseppe Cipriano, sportdirecteur van het team en ook al sinds jaar en dag bevriend met Vincenzo’s vader, doet het verhaal: “Het idee kwam van Vincenzo zelf. Hij wil vermijden dat jonge Siciliaanse renners op hun vijftiende of zestiende moeten emigreren zoals hij om te kunnen blijven koersen. Met zijn steun konden we deze kweekvijver opstarten. Een aantal van zijn sponsors leveren materiaal en kleding, zodat we die kosten kunnen uitsparen. We hebben twaalf atleten, tussen zeven en veertien jaar: negen jongens en drie meisjes. De bedoeling is om met het team stap voor stap mee te groeien en de komende jaren ook met nieuwelingen en junioren te beginnen. We willen ervoor zorgen dat jonge renners zeker tot hun achttiende op Sicilië kunnen blijven en hier hun middelbaar kunnen afwerken.”

Op de borst van het gele rennersshirt van het team staat een haai en het opschrift ‘Fan club Nibali’. “De A.S.D. Nibali Messina wordt geleid door hetzelfde team dat ook Vincenzo’s fanclub runt”, legt voorzitter Andrea Drago uit. “Al van in zijn juniorentijd heeft Vincenzo een fanclub in zijn tweede vaderland Toscane (de CanNibali, nvdr), maar na zijn Girozege in 2013 hebben we er ook hier in Messina één opgericht. Inmiddels telt onze club al een vierhonderdtal leden. Vorig jaar zijn we met een delegatie naar Parijs gegaan om hem in de gele trui te zien en konden we verbroederen met de CanNibali. Hopelijk mogen we dat dit jaar nog eens doen.”

De geestelijke vader van de Haai

Dat Vincenzo Nibali ‘de Haai van Messina’ wordt genoemd, ligt aan een van zijn beste vrienden. Het was op het WK voor beloften in 2004, waar Nibali derde werd in de tijdrit en vijfde in de wegrit, dat een camera van de RAI inzoomde op een spandoek met een foto op van de toen negentienjarige renner en het opschrift ‘Forza Nibali, lo squalo dello Stretto‘. “Ik was met Vincenzo’s ouders naar Verona meegereisd om voor hem te gaan supporteren”, vertelt Eddy Lanzo, de maker van het spandoek. “Omdat Vincenzo al vanaf zijn eerste koersen, toen hij een jaar of dertien was, altijd in de aanval ging, agressief koerste en te duchten was, heb ik hem lo squalo, de haai, genoemd. De Stretto verwijst naar de zeestraat tussen Sicilië en het vasteland.”

Lanzo, zelf als amateurwielrenner meer het sprinterstype, noemt zichzelf de grote broer van de twaalf jaar jongere Tourwinnaar. En dat is niet eens overdreven. “We leerden elkaar kennen via onze vaders, die al jaren bevriend zijn en hun passie voor fietsen doorgaven aan hun zoons. Er zijn er veel die roepen dat ze Vincenzo ontdekt hebben, maar er viel niets te ontdekken: hij is gewoon geboren om wielrenner te worden. Toen hij zestien, zeventien was, kom ik hem al niet meer uit het wiel rijden.”

“In al die jaren en ondanks alle succes”, zegt Lanzo, “is Vincenzo nooit zijn vrienden vergeten. Wat ik heel erg gewaardeerd heb, is dat hij mij als getuige gevraagd heeft op zijn huwelijk. Dat hij toen aan zijn vriend gedacht heeft, terwijl hij op dat moment (eind 2012, nvdr) al een gevestigde naam was en een of andere beroemdheid had kunnen vragen.”

Op de dag dat we hem interviewen, is Lanzo nog samen met Nibali zeventig kilometer gaan fietsen. “Hier op Sicilië komt Vincenzo zijn batterijen mentaal opladen om vanaf maandag op Tenerife de harde voorbereiding op de Tour in te zetten. Mijn hoop is dat hij bij de start in Utrecht vergeten is dat hij vorig jaar de Tour gewonnen heeft zodat hij op een serene manier kan deelnemen, zonder de druk van de titelverdediger. In het mediacircus wordt dat niet makkelijk. Iedereen verlangt dat hij opnieuw wint, maar een podiumplaats zouden wij al meer dan een bevestiging vinden.”

Benedict Vanclooster

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content