Waarom Milaan-Sanremo 2020 een uitzonderlijke editie wordt

© belga
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Met Milaan-Sanremo vindt op zaterdag 8 augustus het eerste monument van het coronawielerseizoen plaats. Die editie wordt, net als alle andere verschoven wielermonumenten, om meer dan één reden bijzonder.

Exact 299 kilometer zal La Primavera zaterdag lang zijn, na alle parcoursverschuivingen. Burgemeesters aan de Ligurische kust hielden hun wegen immers liever vrij voor de duizenden strandtoeristen. En zo verdwijnen de Turchino en drie Capi (Melo, Cervo, Berta). Via een meer westelijke route, over de Niella Belbo (735 meter hoog) en de Colle di Nava (936 meter hoog), wordt er richting de Cipressa en de Poggio gereden – alleen de laatste 36 kilometer van de finale is dezelfde. De totale afstand is zo 14 kilometer langer dan het parcours van vorig jaar.

305 kilometer is bovendien een record in de geschiedenis van Milaan-Sanremo, één kilometer meer dan de edities tussen 2008 en 2012, toen de finish werd verlegd van de beroemde Via Roma naar de Lungomare Italo Calvino in Sanremo.

En daar moet je ook nog een langere neutrale zone, na de officieuze start in Milaan, van 10 kilometer bijrekenen – de renners zullen dus liefst 309 kilometer in het zadel zitten.

‘De Lente’ in de zomer

Dat is niet het enige unieke aan deze zomereditie van de Lenteklassieker. Die vond, sinds de eerste editie in 1907, immers nooit later plaats dan 15 april (in het oorlogsjaar 1917).

In die beginjaren werd de race meestal eind maart, begin april gepland. Waarna in 1935 de traditie startte om de wedstrijd op 19 maart te laten plaatsvinden, de feestdag van Sint-Jozef – vandaar ook die andere bijnaam van Milaan-Sanremo, de Sint-Jozefsklassieker.

De traditie werd aangehouden tot 1977. Alleen in 1950 (Bartali), 1961 (Poulidor), 1967 en 1972 (Merckx) en 1974 (Gimondi) viel La Primavera een dag vroeger, op 18 maart, en in 1966 op 20 maart (toen Merckx zijn eerste van zeven zeges behaalde).

Waarom Milaan-Sanremo 2020 een uitzonderlijke editie wordt
© Belga Image

Dokkeren over kasseien in de herfst

Ook die andere voorjaarsmonumenten zijn door de coronacrisis uitgesteld, tot zelfs in de herfst: de Ronde van Vlaanderen tot 18 oktober, Parijs-Roubaix tot 25 oktober – als de coronagolven dat tenminste toelaten.

In de historie van die twee koersen is ook dat uniek: de Helleklassieker vond nooit later plaats dan 25 april – in het oorlogsjaar 1943, toen Marcel Kint won.

Vlaanderens Mooiste stond nooit later dan 10 juni op de jaarkalender, in het jaar 1945, toen Sylvain Grysolle won, een maand na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Dat was ook pas de derde keer dat de Ronde niet gereden werd tussen half maart en half april. De eerste Ronde, in 1913, vond plaats op zondag 25 mei, de editie van 1941 op 4 mei.

Het enige voorjaarsmonument dat ooit in de zomer werd georganiseerd, is Luik-Bastenaken-Luik, de laatste keer – niet toevallig – na de Tweede Wereldoorlog: op 5 augustus 1945, toen Jean Engels triomfeerde.

Daarvoor was dat minder uitzonderlijk, met één editie in juli (1913), drie in augustus (1894, 1908 en 1924) en zelfs twee in september: op 15 september 1912 en op 28 september 1919, toen Léon De Vos won.

Herfstklassieker in de zomer

De Ronde van Lombardije maakt dan weer de omgekeerde beweging: van de herfst naar de zomer, want de klassieker van de dode bladeren staat op zaterdag 15 augustus gepland. Ook dat is uniek, want Il Lombardia stond nooit vroeger dan 29 september op de wielerkalender, in het jaar 2012, met Joaquin Rodriguez als winnaar.

Opvallend: ook de Vuelta vindt dit jaar later dan ooit plaats: van 20 oktober tot 8 november. De laatste keer dat een race, die nu onder de WorldTourcategorie valt, zo laat op het jaar eindigt/plaatsvindt was in 1936, toen de Ronde van Lombardije ook op 8 november gereden werd.

De Chinese Tour of Guangxi zou dit jaar zelfs op 10 november moeten eindigen, maar die zal meer dan waarschijnlijk afgelast worden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content