Walter Planckaert: ‘Jonge renners moet je leren verliezen’

© GETTY

‘Jullie denken verzekerst dat ik ga sterven.’ Bij Walter Planckaert, bezig aan zijn 50e seizoen in het peloton, ligt de grap altijd op de loer. Drie uur en talloze anekdotes later is duidelijk dat van een nakend overlijden geen sprake kan zijn, van een indrukwekkende nalatenschap des te meer.

W alter Planckaert is een man die altijd zijn verantwoordelijkheid neemt. Nadat vader Gaston in 1965 overleed in de nasleep van een vreselijk auto-ongeval, waarbij ook moeder Gusta, de zesjarige Eddy Planckaert en zijn jongste zus betrokken waren, nam de zeventienjarige Walter de vaderrol op voor Eddy. Als prof won Walter Planckaert meer dan 80 koersen – waaronder de Ronde van Vlaanderen, de Amstel Gold Race, een rit in de Tour, de E3 en Kuurne – maar liet hij toch vooral anderen schitteren.

Jonge renners moet je leren verliezen.

Walter Planckaert

Van de fiets stapte Planckaert rechtstreeks in de volgwagen van het illustere Panasonicteam, waar hij de troepen streng maar rechtvaardig leidde voor Peter Post. Na passages bij Palmans en Lotto vond hij een nieuwe uitdaging bij Topsport Vlaanderen, vandaag Sport.Vlaanderen-Baloise. Samen met Christophe Sercu kneedde hij het team tot een opleidingsploeg die de afgelopen decennia een indrukwekkend arsenaal jonge profs lanceerde. Oliver Naesen, Yves Lampaert, Sep Vanmarcke, Victor Campenaerts, Thomas De Gendt, Jan Bakelants, Iljo Keisse en vele, vele anderen leerden het vak onder de veilige vleugels van Walter Planckaert. Vandaag bezorgt zijn kleinkind Stan hem de schoonste tijd van zijn leven en straks wordt hij 71, maar stoppen is nog niet aan de orde. Echtgenote Marleen, stoïcijns: ‘Ik voorspel: van achter het stuur in de kist.’

HET BEGIN

Walter Planckaert: ‘Koersen interesseerde me eigenlijk niet. Samen met de supporters van mijn oudste broer Willy, die toen een echte vedette was, reden wij met de fiets naar de koers, 40, 50 kilometer ver. Op een dag liet ik me overhalen om het ook te proberen. In mijn eerste jaar bij de juniors won ik vijf wedstriden, in mijn tweede jaar tien. Bij de liefhebbers combineerde ik koersen met een job als mecanicien in een melkerij en dat liep formidabel. Mijn premies mocht ik houden van mijn moeder, ik kon sparen en mijn kameraden trakteren op café. Toen ik in mijn laatste jaar 22 koersen won, zei Willy: probeer prof te worden.

Walter Planckaert: 'Zonnebrillen van 300 euro? Wielrennen is geen balletdansen, hé. Het is een harde stiel.'
Walter Planckaert: ‘Zonnebrillen van 300 euro? Wielrennen is geen balletdansen, hé. Het is een harde stiel.’© BELGAIMAGE

‘Geens-Watney, de ploeg van Frans Verbeeck, betaalde me 11.000 Belgische frank per maand. Ik won vijf koersen, maar het jaar nadien kregen Willy en ik geen nieuw contract. Ik werkte weer in de melkerij toen de befaamde Willem Van Wijnendaele me contacteerde. Hij wilde me een contract van 25.000 frank geven. Ik zo blij als een zot. Bleek dat mijn loon voor een heel jaar te zijn. Daar wilde ik toch eerst met mijn moeder over spreken, want ik woonde nog thuis. Ze vond het goed als Willy ook mocht tekenen, en dus reden wij het jaar nadien bij Goldor, ieder voor 25.000 frank.’

SUCCESSEN

‘In 1971 heb ik een heel jaar op Frans zijn wiel gereden, zodat hij me weer in de ploeg nam. Ik deed alles voor hem en ben nog altijd goed met hem bevriend. Ik kreeg een contract van 140.000 frank per jaar. In de Amstel Gold Race van 1972 mocht ik voor het eerst mijn eigen kans gaan en ik kon het ook meteen afmaken. Mijn contract ging naar 400.000 frank, dat was toen dik betaald.

‘Frans Verbeeck heeft mij geleerd hard te trainen. In de winter spraken we twee keer per week af aan het meer van Keerbergen, voor een toerke van vijf kilometer. Dertig keer, met tweeën naast elkaar, 44 gemiddeld en écht koersen. Nu is het: ‘Ge moogt niet in het rood rijden in januari, anders gaan je benen verzuren in maart.’ ( rolt met zijn ogen) Ik reed mijn oprit af en ik zat in het rood.

‘In die tijd reden wij voor één kopman. Deed je dat niet, dan was het kermis ’s avonds. Ik won eens per ongeluk de eerste rit in Tirreno-Adriatico, in hondenweer, regenen en koud. Frans werd derde. Een begráfenis! Niemand te zien aan de aankomst: geen verzorger, geen dokter, niks. Ik stond op het podium in de gietende regen, met mijn natte kleren. Na de dopingcontrole moest ik daverend van de kou bij de commissarissen gaan vragen in welk hotel onze ploeg sliep. Kon ik nog zeven kilometer verder fietsen: in mijn leiderstrui, met mijn beker en mijn bloemekes onder mijn oksels.’ ( lacht)

‘In 1976 won ik veertien koersen bij de profs, waaronder de E3-prijs Harelbeke, twee ritten in de Dauphiné en de Ronde van Vlaanderen, die voor het eerst over de Koppenberg ging. In Meerbeke keken Freddy Maertens en Roger De Vlaeminck naar elkaar, ik reed weg met Francesco Moser en Marc Demeyer. Ik was die dag bijna zeker dat ik Maertens en De Vlaeminck kon kloppen, maar ik had er natuurlijk geen spijt van dat ze er niet bij waren op de meet.

‘Toen mijn carrière voorbij was, heb ik vaak gedacht dat ik meer mijn eigen kans had moeten gaan. Mijn erelijst is mooi, maar er zouden nog een paar klassiekers meer op gestaan hebben. Ik heb er in feite nooit aan gedacht om het kopmanschap op te eisen. Er bestaan foto’s van de Waalse Pijl waarop ik de sprint aantrek voor Frans Verbeeck en op vijftig meter van de streep mijn remmen dichtknijp.’

EDDY

‘Vanaf het moment dat Eddy overkwam naar de profs, heb ik honderd procent voor hem gereden. Ik heb mij altijd over hem ontfermd. In 1981 gingen we naar de Tour, met Splendor. Onze ploegleider, Berten De Kimpe, had beloofd dat we naar huis mochten komen na de rit Brussel-Zolder. Wij waren super gemotiveerd natuurlijk, keihard gewerkt, en Eddy wint de rit tegen Freddy Maertens, die in die Tour vijf ritten zou winnen, en Urs Freuler, ook kattenrap. Wij in volle euforie naar huis, in de eerste frituur die we tegenkwamen een dik pak frieten met mayonaise gegeten en laat ze maar doen met hun Tour.

Wat moest ik zeggen tegen de ouders van Frederiek Nolf? Ik kon toch niet zeggen: jullie zoon is dood.

Walter Planckaert

‘Tegen negen uur ’s avonds komen we thuis aan en ons moeder staat al met de armen in de lucht op de oprit: ‘Ge moet diréct weer naar de Tour!’ FélixLévitan had gedreigd dat we nooit nog een van zijn koersen mochten rijden. Een vriend is met Eddy en mij op een matras achterin een stationwagen naar Mulhouse gereden. Toen we daar om zes uur ’s ochtends arriveerden, lagen er twee wildvreemden op onze hotelkamer. We hebben die mensen buiten gekuist, de lakens gekeerd, nog twee uur geslapen en de tijdrit gereden. De dag nadien was de eerste bergrit en stapten we in de bevoorrading af.

Walter Planckaert wint op 4 april 1976 de Ronde van Vlaanderen.
Walter Planckaert wint op 4 april 1976 de Ronde van Vlaanderen.© BELGAIMAGE

‘We wilden met Eddy niet hetzelfde meemaken als met mijn oudste broer Willy. Als 22-jarige neoprof won hij twee ritten en de groene trui in de Tour. Hij mocht die Tour nooit uitgereden hebben, maar hij had een ploegleider die zelf in de kijker wilde lopen en hem te veel liet koersen. Willy is boven zijn toeren gegaan, kreeg geelzucht en dat is nooit meer goed gekomen.

‘Op een voorjaarskoers in Frankrijk, in Peymeinade, reden Eddy en Eric Vanderaerden, die als topspurter overkwam van de liefhebbers, voor het eerst tegen elkaar. Eddy had een beetje schrik. Ik zeg: laat dat maar aan mij over. Ik had gezien dat op 400 meter van de streep een rij auto’s geparkeerd stond. De wind kwam een beetje van rechts, dus we moesten links tegen die auto’s aan rijden. Ik vraag aan Jean-Marie Wampers om op kop rijden met Eddy in zijn wiel, Vanderaerden zoekt automatisch het wiel van Eddy en ik zet mij in het wiel van Vanderaerden. Op 400 meter van de streep sprint ik mijn maximum al. Ik kom naast Vanderaerden, ik doe de deur toe en ik roep naar Eddy dat hij moet vertrekken. Vanderaerden en ik in gevecht, zes spiegels van die auto’s afgereden, maar Eddy won wél de koers.’

DE OVERSTAP

‘Toen Peter Post me voorstelde om ploegleider te worden, was ik 38 jaar. Ik heb daar geen twee minuten over nagedacht en ik heb nooit nog op een fiets gezeten. Post wilde het nog even geheim houden en natuurlijk kreeg Eddy argwaan. Ik zeg tegen Eddy: ‘Ik heb via een Fransman een speciaal apparaat gekregen. Dat staat hier op de zolder en niemand mag het zien. Ik mag alleen maar trainen op dat apparaat, en die verzekert mij dat ik de tijdrit van de Ronde van de Middellandse Zee win. Ik ga dat proberen. En als het lukt, krijg jij dat apparaat en dan win jij de proloog en de gele trui in de Tour.’ In januari komen Eddy en onze trainingsmaat Luc Meersman langs gefietst terwijl ik mijn krant zit te lezen. Ik spurt naar boven, begin met een hamer tegen de muren te kloppen. Die mannen waren daar honderd procent mee weg. Ik hoor Eddy nog toen hij er op de ploegvoorstelling achter kwam dat ik ploegleider zou worden: ‘ Gij godverdomse lelijke klootzak!

‘Met de jaren ben ik milder geworden, maar in het begin was ik een heel strenge ploegleider. Roepen deed ik niet. Ik zei het op een deftige manier, maar wel keihard. In een Spaanse ronde zaten we eens mee in een goede ontsnapping. Ik rij langs het peloton – oortjes hadden we nog niet – en ik zie John Talen op zijn gemak in de op twee na laatste positie zitten. ‘Zou je niet naar voren rijden, een beetje gaan afstoppen?’, zeg ik. Drie kilometer verder zit hij daar nog steeds. Ik rij links van hem, hij steekt zijn linkervinger in zijn oor. Na de aankomst knipt hij zijn remkabels door, want hij was niet tevreden over zijn rem. ’s Anderendaags vroeg ik hem aan de ontbijttafel: ‘En John, wat ga je doen?’ ‘Koersen.’ ‘Hoe? Je hebt geen fiets meer, die staat op de camion.’ Daarop haalde ik zijn ticket boven en scheurde het doormidden: ‘En met het vliegtuig kun je ook niet mee.’ Hij is anderhalve dag met de verzorger onderweg geweest naar huis. Nooit heeft iemand dat nog gedaan met mij.’

Walter Planckaert klopt Aldo Parecchini, Frans Verbeeck en Piet van Katwijk in de sprint tijdens de Ronde van België 1977.
Walter Planckaert klopt Aldo Parecchini, Frans Verbeeck en Piet van Katwijk in de sprint tijdens de Ronde van België 1977.© BELGAIMAGE

EDDY EN ERIC

‘Eddy en Eric Vanderaerden samen bij Panasonic, dat was wel een uitdaging. ( lacht) Ze mochten nooit op dezelfde kamer slapen, want dan kreeg je hen niet in bed. Eddy heeft ooit een stinkbom onder de deur van Bernard Hinault gespoten en in de Ronde van Zwitserland had Eric de deur van Eddy eruit gehaald en in de lift gezet. Lift op nul, naar beneden. Moest lukken natuurlijk dat Peter Post daar net einde gesprek was. Ping! Een kamerdeur met het nummer van Eddy erop.

‘In de Ronde van België werd er op een dag niet gekoerst, we reden 20 per uur. Het publiek langs de kant stond te roepen: ‘Luiaards, ga werken!’ Vanderaerden, Eddy, Bert Oosterbosch en ik trokken onze freins toe: ‘Wat is er, problemen?’ Zo begon het spel. Vanderaerden en ik lieten ons afzakken tot achter het peloton. Vervolgens moesten we om ter snelst naar voren: Vanderaerden langs de kant en ik dwars door het peloton. Ik won, ik kon nogal goed met mijn hoofd werken in die tijd. Daarop schiet Eric als een speer weg uit het peloton, draait zich na honderd meter om en komt tegen 35 per uur al spookrijdend het peloton in geknald. Dat was gelijk Mozes die de zee spleet.’ ( lacht)

Er zijn dagen dat ik vroeg op moet en denk: wat een ezel ben ik? Maar na een pot koffie is de goesting al terug.

Walter Planckaert

VRIEND EN VIJAND

‘Christophe Sercu en ik werken al van 1995 samen, bijna 25 jaar. We hebben een bijzondere band en we volgen elkaar blindelings. Sport.Vlaanderen-Baloise, dat hebben we samen opgebouwd tot wat het vandaag is. Bij Lotto hebben Christophe en ik het moeilijk gehad. Vroeger had je daar de Vlaamse en de Waalse kant, dat was geen geheel. Het jaar voor ik kwam, hadden ze een paar criteriums en een kermiskoers gewonnen. Ik bracht Robbie McEwen mee, die geen werk meer had, en we wonnen meer dan veertig koersen. Rik Verbrugghe zei me: ‘Walter, je bent de beste ploegleider met wie ik ooit gewerkt heb.’

Claude Criquielion en Jef Braeckevelt waren ook ploegleider, twee handen op één buik. Jef, dat ging nog, maar Criquielion was enorm jaloers op mij. Toen ik moest bijtekenen, wilde hij me er niet meer bij. Ik zou op het BK Hans De Clercq tegen Rik Verbrugghe opgezet hebben, ik zou Kurt Van de Wouwer niet geselecteerd hebben voor de Tour, terwijl ik bij geen van die koersen ploegleider was. Door die leugens heb ik Criquielion nooit meer kunnen aanvaarden als mens. Toen hij begraven is, ben ik thuis gebleven.’

Walter Planckaert wint in 1978 de Tourrit met aankomst in Brussel.
Walter Planckaert wint in 1978 de Tourrit met aankomst in Brussel.© BELGAIMAGE

DE DONKERSTE DAG

‘5 februari 2009, dat is een dag die ik meedraag in mijn graf. Ik zat in de Ster van Bessèges. Om zes uur ’s morgens belt Jean-Pierre Heynderickx me op vanuit Qatar: hij had Frederiek Nolf dood aangetroffen in zijn bed. Jean-Pierre staat te huilen aan de telefoon, en je denkt: dit kán niet. Na twee minuten krijg je een beetje een klare kijk. De ouders van Frederiek moesten verwittigd worden, dat was mijn grootste zorg op dat moment. Om kwart na zes had ik Christophe Sercu aan de lijn. Even hebben we overwogen om de lokale politie te bellen, maar dat kostte te veel tijd. Ik wist dat de ouders van Frederiek vroeg naar hun werk vertrokken en dat ze daarna moeilijk te bereiken waren. Stel dat je zoiets op het nieuws verneemt. Ik heb dan besloten om zelf naar die ouders te bellen. Dat was… ( zwijgt even)

‘Hoe moet je daaraan beginnen, aan zo’n telefoon? Ik was zo nerveus dat ik het nummer twee keer heb moeten intoetsen. Wat moest ik zeggen tegen die mensen? Ik kon toch niet zeggen: jullie zoon is dood. Uiteindelijk komt het toch in je gedachten op: ‘Ik heb geen al te best nieuws. Frederiek is niet meer wakker geworden.’ En als je dan die taferelen aan de andere kant van de telefoon hoort… ( zwijgt) Dat wil ik nooit meer meemaken.

‘We hebben die mensen heel goed moeten opvangen. Frederiek was hun enige kind, hun god. Die vader kon dat goed naar buiten brengen: altijd maar janken en knuffelen als hij je zag. Zijn moeder kon dat veel moeilijker uiten. ’s Anderendaags zijn we twee uur bij hen geweest, al die tijd zat ze stokstijf in de zetel. Je kunt dat nooit verwerken, zoiets.’

TOEKOMST

‘Toen wij overkwamen naar de profs, zaten wij met zweethandjes aan tafel. Nu zie je soms een heel andere mentaliteit: ik heb dit en dat gewonnen bij de beloften en ik zal het hier eens laten zien. In werkelijkheid is het vaak heel anders. Je moet hen leren verliezen. Sommige coureurs zijn ook te verwend van bij de jeugd. Er zijn mensen die met tweeën gaan werken en waarbij één loon dient om het materiaal van de coureur te betalen: fietsen van 8000 euro, zonnebrillen van 300 euro. Ik vraag me af of dat goed is om wielrenner te worden, wat toch een stiel is waar je soms met de snottebellen tot achter je oren moet rijden. Wielrennen is geen balletdansen, hé, dat is een harde stiel.

‘Wat brengt de toekomst? Ik mag in ieder geval nog met de auto rijden in het peloton, dat is al iets. Ik moet eerlijk zijn: er zijn dagen dat ik vroeg op moet, een beetje op de zijkant van mijn bed zit en denk: wat voor een stomme ezel ben ik? Maar na een pot koffie is de goesting alweer terug.’

Patrick Lefevere

Walter Planckaert won twee keer Kuurne-Brussel-Kuurne, maar eigenlijk had het drie keer kunnen – of moeten – zijn. ‘ Patrick Lefevere zegt altijd dat hij in 1978 Kuurne gewonnen heeft, maar om de koers te winnen moet je als eerste over de streep komen. Ik had echt een goeie dag en reed vanuit het peloton naar de kopgroep, met Ferdi Vandenhaute in mijn wiel. Op een bepaald moment werd de kopgroep rechtdoor gestuurd, terwijl wij de commissarissen volgden langs het kanaal. Daardoor snijden we misschien 200 meter af. Even later kom ik bij de kopgroep, ik demarreer meteen weer weg en verderop kom ik voorbij Patrick Lefevere en Ludo Delcroix, die nog voor die kopgroep uit reden. In de sprint win ik van Ferdi Vandenhaute en Daniel Verplancke. Patrick Lefevere legde klacht neer en is na veertien dagen als winnaar uitgeroepen, maar nog later hoorde ik van de bond dat ík het officiële parcours had gevolgd. Ik vind dat ik die Kuurne-Brussel-Kuurne gewonnen heb, maar Patrick denkt daar anders over. Als hij daar content mee is… Het zal hem wel worst wezen zeker, met alle successen die hij nu heeft.

‘Ik heb Patrick ooit maar één keer iets kwalijk genomen. Na Milaan-Sanremo 2001 was hij in alle staten omdat Jo ( Planckaert, de zoon van Willy, nvdr) Romans Vainsteins gehinderd had in de sprint. In de kranten stond toen: ‘Het is van dat ras van Nevele.’ Ik was zeer kwaad dat hij onze naam door het slijk haalde, zo in de zin van: bohemers. Patrick mocht gerust Jo aanpakken, maar niet heel mijn familie kleineren. Ik heb hem dan een keer teruggepakt op een koers in Leuven, waar ik een van zijn ploegleiders aangaf die geen licentie had. Patrick is toen helemaal van West-Vlaanderen moeten afkomen om in de volgwagen te zitten. Maar dat is achter de rug, we respecteren elkaar.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content