Davy De fauw: ‘Ik ben psycholoog geworden’

© BELGAIMAGE - DAVID STOCKMAN

In Aalter groeide Davy De fauw beschermd op. De stap naar Rotterdam was een cultuurshock, maar nu hij alweer een tijd terug is in België ziet hij zijn carrière als één grote opleiding. ‘Observeren, analyseren, aanvoelen, anticiperen. Ik vind dat zo interessant.’

‘Met het ouder worden…’ Davy De fauw (36) laat die woorden een paar keer vallen. Steeds is de context anders, telkens blijft de kern dezelfde. Als kind dacht hij al veel na. Over het leven. Over zichzelf. Over anderen. Over de wereld. En dat is alleen maar meer geworden ‘met het ouder worden’, zegt De fauw nog eens. ‘Ik zit nu in de fase dat ik denk: hier denk ik wel héél ver over na.En het wordt ook gewoon steeds meer. Dan denk ik: ‘Dave, stopt daar nu gewoon mee’.’

Thuis aan de keukentafel in Waregem lacht zijn vriendin Delphine Devroe (30) als de overuren die De fauws gedachtegang maakt ter sprake komen. ‘Je hebt wel moeite met loslaten’, zegt ze tegen hem, terwijl ze een hapje geeft aan zoon Louis, tien maanden oud. Hij knikt. ‘Als ik een afspraak heb gehad, moet ik die even op mijn gemak laten bezinken: ‘Wat is er allemaal besproken?’ Als ik die tijd niet heb, wordt het chaotisch in mijn hoofd. Daar kan ik echt freaky in zijn. Toen ik bij Sparta Rotterdam voetbalde, woonde ik op een uur rijden, bij Roda JC en Club Brugge op een half uur. Dan had ik de dag verwerkt als ik thuiskwam. Nu wonen we op een minuut van de club. Dan zeg ik tegen haar als ik thuis kom: ‘Effe wachten, ik ben even met mijn dingen bezig.”

Kot

Als ik privé geen goed gevoel bij iemand heb, wil ik met die persoon geen contact. Maar in een voetbalploeg móét je gewoon bij iedereen een goed gevoel hebben

Als kind realiseerde hij het zich nog niet: dat hij de wereld bezag door een analytische bril. Dat hij zich vragen stelde bij zijn observaties. En dat hij erg emotioneel kon reageren op bepaalde mensen of gebeurtenissen waarvan hij niet snapte dat ze waren zoals ze zijn. ‘Als kind denk je nog dat iedereen door dezelfde bril kijkt.’

Toch duurde het nog lang voor hij zich bewust was dát hij anders keek en misschien wel meer zag dan een ander. ‘Toen ik van Nederland naar België ging, merkte ik het pas echt.’ De verdediger voetbalde vanaf zijn negentiende in Nederland, waar hij na vijf jaar bij Sparta Rotterdam voor Roda JC koos. Weer vijf jaar later kwam hij terug, nu zes jaar geleden. ‘Ik kwam na tien jaar in een andere cultuur terecht, die waarin ik ben opgegroeid. Toen merkte ik dat ik als een ander terugkwam. Ik begon daar bewuster over na te denken. Over wie ik ben. Wie ik was. Wat ik heb geleerd. En hoe anderen dat doen, die ontwikkeling. Dat had ik altijd gedaan, maar toen realiseerde ik me dát ik het deed. Observeren, analyseren, aanvoelen, anticiperen. Ik vind dat zo interessant. Hoe dat werkt? Ha!

‘Laat ik het zo uitleggen: stel dat een nieuwe jongen binnenkomt. De een schudt direct iedereen de hand en begint met vragen stellen. Die zal gemakkelijk zijn in de communicatie. Maar er zijn ook jongens die binnenkomen, niks zeggen en zich terugtrekken. Dan ga ik er juist naartoe om ze uit hun kot te lokken. Kijken hoe ik ze kan raken. En ik ga daarmee echt bezig zijn: met hoe ik iemand moet benaderen. Ik denk daar veel over na: bij de ene zal het zo werken en bij die andere zo. Allemaal met dat idee om iedereen mee te pakken in het verhaal; het idee van een ploeg is toch dat je het samen doet. Als ik privé geen goed gevoel bij iemand heb, wil ik met die persoon geen contact. Maar in een voetbalploeg móét je gewoon bij iedereen een goed gevoel hebben. Want je moet het écht samen doen. Dus zul je iets moeten creëren waardoor je met iedereen een klik hebt.’

Smerig

Bij mijn familie ben ik heel gevoelig. De voetbalwereld benader ik totaal rationeel

Met dat doel voor ogen benadert hij zijn werkomgeving op zijn gevoel, om daarop te anticiperen, maar de emoties laat hij achterwege. ‘Ik ken de voetbalwereld en weet dat die heel hard en smerig kan zijn. Maar ik ga niet snel emotioneel worden in het voetbal. Mijn familie en mijn vrienden: zij zijn mijn echte wereld. Bij hen ben ik een heel gevoelige persoon. Die wereld heb ik in de hand. Ik weet hoe die is. Met de voetbalwereld weet ik dat niet. Alleen dat die smerig kan zijn, maar ik ken niet alle achterpoortjes. Dus benader ik de voetbalwereld totaal rationeel.’

Zijn vriendin schudt haar hoofd en lacht. ‘Ik heb al vaak gezegd: ‘Hoe kun je nu zo rustig blijven?”

De fauw: ‘Dat is niet moeilijk: ik kan die wereld heel goed plaatsen. Andere jongens laten zich daarin opjagen, maar als ik dat doe, creëer ik een negatieve sfeer in de groep. In het begin van mijn carrière was dat anders. Ik ben ook echt wel tegen muren gelopen. En vaker dan eens. Een vriend uit het voetbal met wie ik écht goed overeenkwam, maar écht goed, hé… Die heeft me zó gebruikt zonder daar een spoor van schaamte in te tonen. Of glashard in je gezicht liegen. Bijvoorbeeld over het op tijd komen op de club. En blijven volhouden. Terwijl het zo duidelijk was dat diegene te laat was. Dat zijn heel kleine dingen, maar ze zijn wel veelzeggend; wat er in deze wereld wordt gedoogd.’

Karaktertjes

Ik heb geleerd schijt aan de wereld te hebben en schijt aan de gedachte: zou ik dat wel zeggen?

Er is een duidelijk verschil, zegt De fauw: wie hij was als jongetje, in de jeugdopleiding bij Club Brugge onder de vleugels van zijn ouders in het veilige en kleine Aalter, en de jongen die volwassen werd in Rotterdam tussen de ‘karaktertjes’ zoals hij de jongens van daar omschrijft. ‘In België voel ik me fijner, maar ik heb wel veel van de cultuur uit Nederland meegenomen. Net na mijn terugkomst hier, stonden mijn trainers raar te kijken dat ik alles zei wat ik dacht. Ik merkte dat mensen daar niet mee om konden. Voor een Belg ben ik enorm direct.’

Hij was negentien jaar toen hij West-Vlaanderen verliet voor Rotterdam. Al bleef hij in België wonen, in Hoogstraten, tegen de grens met Nederland. ‘Op de laatste dagen van de transfermarkt in januari heb ik besloten te gaan. De volgende ochtend moest ik me al melden. Ik had altijd thuis gewoond, bij papa en mama en mijn broer. Dan ga je opeens beseffen dat je het leven gaat instappen. Alleen wonen. Ver weg. In een ander land. Andere cultuur. In een drukke stad. Dat was een totaal ander leven dan in een klein dorp met beschermende ouders. Die laatste avond… Toen heb ik echt gehuild: ‘Ik moet hier alles gaan achterlaten’. Die eerste weken heb ik vaak aan thuis gedacht. Aan mijn gewoontes, onze gewoontes, alle dingen die normaal waren en het dan ineens niet meer zijn. Ik kwam in een gigantisch grote, hectische stad terecht met alleen maar karaktertjes. En ik was een rustige, stille jongen. Ik zou nooit zomaar mijn mening uiten. Of een grote mond opzetten. Ruzie gaan maken. Daar moest je me al heel boos voor maken om dat uit me te krijgen. Maar na mijn eerste observaties kwam ik er achter dat een heel ander gedrag gewenst was. In Nederland moet je een grote mond hebben. Die omgeving vroeg dat van mij, om er tussen te kunnen acteren, maar ook voor mijzelf om te kunnen groeien. Dus wat deed ik? Alle gedachten in mijn hoofd waarvan ik dacht: die ga ik niet hardop zeggen, ben ik er beginnen uitfloepen. Ik heb geleerd schijt aan de wereld te hebben en schijt aan de gedachte: zou ik dat wel zeggen? En: zou ik dat wel vragen? Daardoor ben ik ook vrijer geworden. Omdat ik veel minder vragen voor mezelf hoef te beantwoorden.’

Chaos

Ik liep thuis op blote voeten toen ze het ineens zagen. ‘Wat heb je nu gedaan? Jij? Een tatoeage?

De fauw ziet de voetbalwereld als zijn grootste leerschool. ‘Ik zeg het eigenlijk altijd zo: mijn broer Nico is psycholoog geworden omdat hij er voor heeft gestudeerd. Ik ben psycholoog geworden door het leven; door alles wat ik zie en merk en hoe ik kijk.’

Ook zijn ouders zagen al snel een andere Davy toen hij naar Nederland was vertrokken. ‘Waar ik voorheen ‘Ja, prima’ zei, ging ik nu vaker de discussie aan. Maar dat komt ook…’ De fauw is even stil… ‘En dan komen we er toch op: die hartstilstand die mijn vader kreeg in het Philips Stadion… Ik kende mijn pa als een grote, sterke kerel. Dat wordt dan ineens een man met een klein hartje. Hij is een heel emotionele man geworden. En die gebeurtenis heeft mij ook veranderd. Dan leer je elkaar op een andere manier kennen omdat je anders met elkaar over het leven gaat praten. Je gaat meer inhoudelijk de gesprekken aan en van die discussies kun je ook weer leren.’

De fauw was die middag met zijn ploeg Roda JC op een 1-3-voorsprong gekomen tegen thuisploeg PSV toen trainer Raymond Atteveld hem plots naar de kant haalde. ‘Hij stond te zwaaien dat ik moest komen. Ik liep langzaam het veld af, ik dacht dat ik werd gewisseld om tijd te winnen. De trainer heeft niks gezegd, maar mij zo de catacomben in geduwd. Ik zag eerst een brancard met mijn pa erop en verschillende mensen eromheen die met hem bezig waren. Daarnaast stond mijn mama, in paniek en van alles aan het roepen. Dat waren de eerste beelden die ik in een flits zag. Ik kwam net uit die wedstrijd en liep recht de chaos in. Dat was bizar.

‘Mijn papa is iemand die heel erg meeleeft. Bij mij en ook bij mijn broer, of het nu nationaal of provinciaal is. Hij gaat altijd zo op in onze wedstrijden. En toen we scoorden was hij zo blij en uitbundig dat de druk te groot werd.

‘Mijn mama stond te huilen en ik zei tegen mezelf: ‘Oké Dave, rustig blijven, niet in paniek raken. Wat ga je doen? Wat kán je doen?’ Ik heb mijn mama getroost. En toen heb ik bedacht dat het misschien wel zou helpen als ik tegen papa zou praten. Ik zei: ‘Pa, niet opgeven, blijven vechten.’ Ik had het ergens in een reportage gezien dat comateuze mensen dat binnen krijgen. Dat ben ik op mijn intuïtie blijven doen, maar hij was eigenlijk nog altijd dood toen.

‘Vervolgens gingen we de ziekenwagens in. Mijn papa voor ons en mijn mama bij mij in de andere. We zeiden tegen elkaar: ‘Dit gaat niet meer goed komen’. Al vijftien minuten was er geen reactie. Maar in het ziekenhuis hoorden we dat uit de eerste testen bleek dat alles heel goed was. Het is een wonder dat hij er niks aan heeft over gehouden, behalve de hartschade.’

In dit blad sprak Jaqui De fauw over zijn zoon Davy als zijn engelbewaarder. ‘Nu ja, dat zijn zijn woorden. Papa noemt me nog altijd zijn engel. Ik kon het doen, daar blijven. Mijn mama was kapot aan het gaan die eerste nachten en alleen maar aan het huilen. Ik zei: ‘Mama, ga maar naar huis. Ik blijf hier wel.’ Mijn broer had ook een drukker leven. Ik ben daar blijven slapen, vijf dagen. Papa heeft drie dagen in coma gelegen. Dan zat ik aan zijn bed. En dan praatte ik tegen hem. Ik kreeg geen reactie, maar gewoon daar zijn hield me op de been. Mijn broer had net een kleine en we hadden een grote foto bij zijn bed gezet zodat die het eerste was wat hij zou zien. Daarnaast stond een bord met de woorden wat er gebeurd was. Dat was ook een idee van mijn broer. En toen werd hij wakker, ik zat ernaast. Hij keek op, trok alle kabels aan zijn hoofd en lijf los en alles begon te piepen. Hij zei: ‘Wat lig ik hier te doen? Ik moet hier weg.’ Hij moest nooit iets van ziekenhuizen hebben. Maar vanaf dat hij wakker werd, ging alles door zijn hoofd, hij zag die foto en het bord en vroeg wat er was gebeurd.

‘Ik heb mijn vader nooit zien wenen. Tot dat moment. En de laatste tien jaar begint hij bij alles te huilen. En dat is ook weer heel fijn, om elkaar op die manier te leren kennen.’

Carpe diem

De fauw liet er zelfs een tatoeage door zetten, iets wat hij van zichzelf nooit had verwacht. ‘Dat is ook weer zo’n apart verhaal… Mijn broer is altijd mijn beste vriend geweest. Hij is zeven jaar ouder, maar ik wilde altijd met hem zijn. Ik sliep samen bij hem in bed en was altijd aan het zagen om samen te spelen. Ik denk dat ik wel vervelend naar hem toe was, dat realiseer ik me nu wel. Maar hij ging daar echt goed mee om. Hij heeft me mee opgevoed, mee begeleid in zijn vriendenkring. Hij was achttien jaar en dan kwam er zo’n snotaap van tien bij die mee op stap ging en mee mocht voetballen. Dat wilde lang niet iedere jonge gast, met zijn kleine broertje optrekken.

‘Als ik voorbij het ouderlijke huis wandel… Daar komen zo veel herinneringen terug. De garage met de poort waar mijn broer en ik een goal van maakte. En mijn papa was ook timmerman van opleiding, die had achteraan een timmerplaats met allerlei soorten hout. ’s Avonds ging ik daar als kindje wat knutselen en fabriceren. En mijn broer had een kamer op zolder, met een steile trap en één klein raampje. Daar wilde ik altijd zijn.

‘Nu goed, op een dag vroeg mijn broer of ik hem kon overhoren. Ik was nog een klein mannetje en hij was latijn aan het studeren. Er kwamen allemaal zulke rare woorden voorbij, die allemaal even gek klonken, maar carpe diem… die woorden bleven me altijd bij. En mijn broer ook. Ik las de betekenis: pluk de dag. Maar wat is dat dan, pluk de dag? Mijn broer heeft mij dat proberen uit te leggen, maar ik heb er daarna nooit meer echt diep over nagedacht of bij stilgestaan.

‘En toen gebeurde dat met mijn pa. En ik begon weer na te denken. Over het leven. Dan kom je tot het besef dat het gewoon in een knip gedaan kan zijn. Voordien weet je dat wel, maar je realiseert je dat nooit. En nu stond ik er gewoon met mijn neus voor. En daar was carpe diem de slotsom van. Pluk de dag. ‘Dave, je moet gewoon van het leven genieten, elke dag’. En echt, dat klinkt zo simpel. Zo cliché. Maar het heeft nu zo’n andere betekenis gekregen. Omdat ik nu écht weet wat dat inhoudt. Daarom probeer ik mijn leven wat bewuster in te vullen. Meer echt te kiezen voor iets. Ik kan heel bewust genieten van hier thuis te zitten met de kleine, dat die zit te lachen met mij. Of dat-ie voor de eerste keer stapt. Het zit ‘m in die kleine dingen. Vroeger had ik bijvoorbeeld best zin om op een vrije dag te gaan golfen. Maar dan vond ik ook dat ik met mijn vriendin en nu de kleine tijd moest doorbrengen. Dan ging ik niet. Pas als mijn vriendin erop aandrong dat ik gewoon moest gaan, ging ik. Maar dan voelde ik me twee uur lang schuldig dat ik niet bij hen was. Dat heb ik nu minder, omdat ik weet: ik wil dit graag. Ik wil hiervan genieten. Carpe diem is voor mij bewust zijn van het leven. Bewúst zijn van het léven.

‘Daarom heb ik ook een tatoeage gezet met die woorden. Dat zou ik anders nooit doen. Ik ben geen type voor tatoeages. Hij staat daarom ook op mijn rechtervoet zodat niet iedereen het zou zien. Ik had niets gezegd tegen mijn ouders en liep thuis op blote voeten door de tuin toen ze het ineens zagen. ‘Wat heb je nu gedaan? Jij? Een tatoeage?’ Maar ze snappen het. En ze kennen de betekenis als geen ander. Carpe diem houdt me recht in slechte dagen.’

Mayke Wijnen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content