De kameleon van Club Brugge: hoe De Ketelaere al op iedere aanvallende positie werd ingezet

© Belga Image
Guillaume Gautier
Guillaume Gautier Journalist bij Sport/Voetbalmagazine en Sport/Footmagazine.

Sinds zijn doorbraak werd hij al in alle hoeken van het veld ingezet. Zijn derde seizoen bij de profs vat Charles De Ketelaere aan met de wil om zich centraal te manifesteren, daar waar zijn voeten hem altijd al wilden hebben.

Zijn kapsel lijkt een onderdeel van de dresscode in een school waar de leerlingen les volgen in uniform. Zijn glimlach is er een waarin we altijd willen geloven. Zijn voorkomen heeft een elegantie die rijp is voor het podium. Alles aan Charles De Ketelaere lijkt bedacht te zijn om de trompe-l’oeil tot kunst te verheffen. Niemand kan zich immers voorstellen dat zijn shirt met nummer 90 de bewegingen van een tovenaar verhult. Maar zodra zijn directe tegenstander zich dat gerealiseerd heeft, is het te laat. Want bij de Bruggeling wordt het verschil al grotendeels gemaakt nog voor de bal zijn voeten bereikt.

Het verhaal begint met een groeischeut. Dertien centimeter erbij in amper één jaar, dat maakte dat zijn explosiviteit door die langere spieren opnieuw moest opgebouwd worden. Zijn lange en wankele benen waren niet echt geschikt om te weerstaan aan de impact van de duels. Om te overleven op de velden, die zijn ploegmaat Clinton Mata graag een jungle noemt, moest De Ketelaere zichzelf dus opnieuw uitvinden. Een soort darwinisme op noppen.

‘Ik moest terugvallen op mijn techniek’, zegt de jongeman die ondertussen ruim 1,90 meter meet. Zijn spierstelsel geraakt steeds meer aangepast aan de contacten die inherent zijn aan het spel. Omdat hij het verschil niet kon maken met zijn dijen, begon hij dat te doen met zijn hersenen. Een spectaculaire evolutie, die vooral te zien is wanneer de bal in zijn richting komt. Een spurt in de diepte om dan terug te keren op zijn passen, een schijnbeweging naar links om dan de andere kant uit te gaan, of een bovenlichaam dat zich plots verplaatst bij het naderen van de bal om zo de tegenstander tegenvoets te nemen. Tussen het vertrek van de pass en het moment dat de bal bij hem aankomt, doet De Ketelaere niets dan veinzen. Door zijn lichaam heeft hij geen andere keuze.

Die eigenschap beschreef Johan Cruijff op zijn typische manier in Palabra de entrenador: ‘De fysiek minst sterken ontwikkelen een bijzondere intelligentie, een bekwaamheid om alternatieven te vinden. Je leert op basis van je eigen lichaam.’ Toen ze de opleidingsmethodes op La Masía begonnen te herdenken, gingen de erfgenamen van de Nederlander zelfs zo ver om de afwezigheid van fysieke ontwikkeling bij de jeugd naar voren te schuiven. Gewoon om hen te laten afzien wanneer ze achter de bal moeten lopen. Daardoor zouden ze de sterke wil ontwikkelen om die bal nooit meer te verliezen.

Tussen het vertrek van de pass en het moment dat de bal bij hem aankomt, doet De Ketelaere niets dan veinzen.

De pocketzone

Charles De Ketelaere ontwikkelde dus zeer snel een fijne neus voor de ruimte. Zijn capaciteit om zich voortdurend vrij te maken en zijn eeuwige zin om snel te draaien om zo het voordeel dat hij verkregen heeft door zich vrij te lopen niet te verliezen, maken van hem een zeer waardevolle speler in het centrum. Toen hij in een wedstrijd in de Champions League tegen PSG de geschorste Ruud Vormer verving, deed hij dat eerder in een rol als die van Siebe Schrijvers, die Philippe Clement in zijn eerste Brugse seizoen begon te gebruiken in zijn 3-5-2. In een offensief duo bekleedt De Ketelaere de rol van de speler die afhaakt en centraal voor een man-meersituatie zorgt om daar te combineren met Ruud Vormer of Hans Vanaken. Hij leeft zich uit achter de diepe spits die weegt op de verdediging en vergroot dus zijn actieradius door de tegenstander achteruit te dwingen.

De zone is smal maar door de jaren die hij op het tennisveld doorbracht, heeft De Ketelaere een gevoel voor anticipatie aangekweekt, waardoor hij altijd een stap voor is. Hij wordt de koning van de meest gegeerde zones in het moderne voetbal, die door sommigen halfspaces en door anderen pocketzones genoemd worden.

De kameleon van Club Brugge: hoe De Ketelaere al op iedere aanvallende positie werd ingezet
© INGE KINNET

In de eerste helft van de jaren 10 was men er aan de Säbener Strasse, waar het trainingscentrum van Bayern München ligt, erg verbaasd toen Pep Guardiola vroeg om het oefenveld in de lengte van vier extra lijnen te voorzien. De Catalaan verdeelde het veld op die manier in vijf stroken: de twee flanken, de centrale as, en de zones daartussen. Die laatste werden als zeer waardevol bestempeld, omdat ze minder ver van het doel liggen dan de flanken en minder bevolkt zijn dan de as. Ze zijn het speelterrein van de spelers die ruimte zoeken, die in staat zijn om daar de bal te vragen, zich om te draaien en het balbezit om te zetten in een doelkans. Een taak die in Brugge al snel leek weggelegd voor Charles De Ketelaere.

De linkse pocketzone was het domein van Hans Vanaken en dus nam de tiener de gewoonte aan om op rechts af te haken, in de ruimte die Ruud Vormer verliet om zich in het centrum op te stellen. ‘Mijn grootste wapen is het creëren van kansen’, legde hij in La Dernière Heure uit toen hem naar zijn vaak onduidelijke profiel werd gevraagd. Het probleem was dat zijn compleet vrije positie bij een Club dat op volle toeren draaide, verdween toen Philippe Clement besloot om gaandeweg de erfenis van Ivan Leko op te geven om zijn manschappen in een klassieke 4-3-3 op te stellen.

De 4-3-3 en de nummer 9

Aangezien het Brugse spel centraal afgeblokt wordt, ligt de kracht ervan vooral in de voeten van de flankspelers. Op rechts dribbelt Krepin Diatta 7,17 keer per match en hij sluit de heenronde van het seizoen 2020/21 af als beste schutter van Club Brugge. Op de andere flank leeft nieuwkomer Noa Lang zich uit. Hij hijst zich vrij snel naar de top van de nationale hiërarchie door nog meer dribbels (7,2) te proberen dan de Senegalees. Centraal hebben Vanaken en Vormer in dit nieuwe spelconcept minder impact op het spel en op het scorebord, maar ze zijn niet minder onmisbaar.

Voor Charles De Ketelaere is de zuurstof voorin te vinden. Zoals vaak wanneer een speler helemaal in de punt wordt opgesteld zonder dat het zijn favoriete positie is, begint men over een ‘valse 9’ te spreken. Nochtans speelt King Charles als een echte spits: hij houdt de bal bij met de rug naar het doel, hij laat zijn flankspelers voetballen, hij zoekt de diepte en hij bewijst zijn waarde om in te lopen op voorzetten die vanop rechts komen, zoals bij de winning goal die Vormer hem voorschotelde in de Champions Leaguematch tegen Zenit. Wanneer hij wegloopt uit zijn zone, bij voorkeur naar links, kan Vanaken infiltreren om zijn kwaliteiten als afwerker te tonen of kan Lang op hem steunen om richting doel te snellen. Door zijn kwaliteiten om zich vrij te lopen, de anderen te laten spelen en snel te draaien, blinkt De Ketelaere uit in de rol van targetman. ‘Charles zorgt ervoor dat de mensen om hem heen beter spelen’, zo vatte Clement het samen na een 0-3-zege op Mechelen eind 2020.

De kameleon van Club Brugge: hoe De Ketelaere al op iedere aanvallende positie werd ingezet
© Belga Image

Hoewel Club Brugge had kunnen besluiten dat zijn onvoltooide zoektocht naar een nummer 9 intern kon opgelost worden, besloot het in januari om veel geld uit te geven voor Bas Dost. Door de schorsing van Vanaken kon De Ketelaere de positie van linkse centrale middenvelder innemen, die sinds zijn debuut voor hem leek voorbestemd. Maar de terugkeer van de Gouden Schoen en het vertrek van Diatta naar Monaco schudden de kaarten anders: De Ketelaere werd verplicht om zich om te scholen tot rechtsbuiten.

Verbannen naar de flank

In zestien wedstrijden, tot hij aan het eind van de play-offs weer de plaats van Bas Dost innam, was de nummer 90 van Club slechts drie keer beslissend. Clement gebruikte hem zelfs op de linkerflank in een 3-5-2 tegen Anderlecht en noemde dat experiment ‘interessant voor de toekomst van het Belgisch voetbal’. Enkele maanden eerder had hij van De Ketelaere al een gelegenheidslinksachter gemaakt in de Champions Leaguewedstrijd tegen Dortmund. ‘Hij heeft genoeg kwaliteiten om op verschillende posities te kunnen spelen’, legde de trainer van Brugge uit. ‘Het belangrijkste is dat hij op tactisch en technisch vlak vooruitgang boekt. Hij heeft al de nodige kwaliteiten om heel de flank te kunnen doen, maar hij wil centraal spelen en we moeten ook met zijn wil rekening houden.’

‘Ik ben geen flankspeler. In mijn beste periodes speelde ik altijd centraal’, bevestigde de speler zelf aan de vooravond van het nieuwe seizoen. ‘Een van mijn talenten is dat ik goed de ruimte vind, maar op de vleugel voel ik me ingeperkt.’ In een zone waar het verschil eerder gemaakt wordt met de heupen dan met het verstand, schittert De Ketelaere veel te weinig. Zijn dribbels (6,32 pogingen per match) zijn nog niet in de helft van de gevallen succesvol (46,5 procent). De zijlijn – de hardnekkigste tegenstander die er bestaat, want je geraakt er nooit van af – lijkt een groot obstakel voor zijn bewegingen.

Bij de nationale ploeg ligt dat anders. Bij de Jonge Duivels wordt De Ketelaere meestal uitgespeeld op één van de twee posities achter de spits, in een 3-4-2-1 die het nationale handelsmerk geworden is. Die rol wordt vaak gedefinieerd aan de hand van twee Engelse woorden: pocket player. Het is een rol die de linkspoot van Club op het lijf geschreven lijkt.

Charles & de goal

Charles De Ketelaere gaf in extremis nog een punt aan Club Brugge in de openingsmatch tegen KAS Eupen (2-2). Na een indrukwekkende solo van Noa Lang schoot hij de bal binnen. Toch blijft doelpunten maken niet echt zijn ding. Sinds zijn profdebuut maakte de linkspoot van Club slechts 0,14 goals per match, ofwel iets minder dan 1 doelpunt om de 6 wedstrijden. Dat is te weinig voor een speler die een belangrijke rol zou moeten spelen in het hart van de offensieve sector. ‘Ik moet nog vaker in de positie komen om te scoren’, gaf De Ketelaere onlangs zelf toe in Het Laatste Nieuws.

Met gemiddeld 4,66 ballen in de vijandige rechthoek per match moet CDK nochtans zeker niet onderdoen voor sommige van de meest doeltreffende spitsen van de competitie. Het probleem is dat zijn penetraties van de zone van de waarheid vaak via de flanken gebeuren, vanwaar Philippe Clement hem doorgaans laat vertrekken. Vanuit die positie mist zijn schot momenteel de kwaliteit om alleen het verschil te maken en kiest hij dus vaak voor de assist. Drie van zijn laatste vijf assists gingen zo naar Bas Dost, die bij Club het gebrek aan scorend vermogen moest oplossen. De twee andere waren voor Hans Vanaken, in de titelmatch tegen Anderlecht. Twee mannen die op dit moment beter in de positie komen om te scoren dan De Ketelaere…

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content