De vloek van de tricolore trui

© Belga Image
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Dat de regenboogtrui behekst is, wordt in wielermiddens al langer beweerd, maar keerde het geluk ook al de Belgische kampioenen de rug toe? Op zoek naar de vloek van de tricolore trui.

Philippe Gilbert die in de Tour van 2011 op Mont des Alouettes zijn tricolore trui kust net voor hij zegevierend de finish overschrijdt. Diezelfde Gilbert die dit jaar de Driedaagse De Panne-Koksijde, de Ronde van Vlaanderen en de Amstel Gold Race wint, en het beste voorjaar in een Belgisch kampioenenshirt afwerkte sinds Freddy Maertens in 1977.

Eric Vanderaerden en Stijn Devolder die in 1985 en 2008 met de driekleur om de schouders heroïsche solo’s in Vlaanderens Mooiste afronden. Lucien Van Impe die als Belgisch kampioen in 1983 zijn zesde bolletjestrui verovert en als vierde eindigt in de Tour.

Freddy Maertens die in 1976 acht Touretappes wint later dat jaar, net als Museeuw in 1996, wereldkampioen wordt, en in het voorseizoen van 1977 de Omloop Het Volk, Parijs-Nice, de Vuelta (plus dertien ritten) en zeven Giro-etappes op zijn naam schrijft.

Eddy Merckx die in 1970 na acht ritzeges zijn tweede eindoverwinning in de Tour behaalt en in het daaropvolgende voorseizoen Parijs-Nice, Milaan-Sanremo, Luik-Bastenaken-Luik, de Dauphiné en nog een dozijn koersen op zijn erelijst noteert.

Beelden die voor eeuwig in het collectieve geheugen gebrand staan en die de indruk geven dat de vaderlandse titel veel renners niets dan voorspoed bracht. Maar wie het BK-palmares nauwkeuriger bestudeert, botst op een andere waarheid. Opvallend veel nationale kampioenen werden het seizoen of de jaren na hun titel geteisterd door blessures, dopingaffaires, valpartijen, ziektes of andere tragedies. Louter toeval? Wellicht. Of rust er, naast de zogenaamde vloek op de regenboogtrui, ook op het tricolore shirt een hardvochtige doem? Lees volgend ‘slachtofferrapport’ en oordeel zelf.

Stan Ockers, Tom Simpson, Jempi Monseré, Rudy Dhaenens. Steevast worden de namen van deze betreurde wereldkampioenen aangehaald als men in de geschiedenis van de behekste regenboogtrui graaft. Maar weinigen weten dat ook zeven voormalige Belgische titelhouders op tragische wijze om het leven kwamen. De bekendste is Paul Haghedooren, een bescheiden Lottoknecht die in 1985 in Halanzy de sprint wint die wereldkampioen Claude Criquielion niet kan verliezen.

Een one-hit wonder, blijkt al snel. Na een onterechte dopingschoring (wegens een van nature uit te hoge testosteronspiegel) koerst de West-Vlaming nog tot 1994 anoniem bij de profs, waarna hij nog een aantal seizoenen bij de amateurs een rugnummer opspeldt. Tot hij in 1997 tijdens een kermiskoers in Heule bewusteloos van zijn fiets valt.

Haghedooren laat zijn hart onderzoeken door professor Pedro Brugada , maar enkele dagen voor die de resultaten zou meedelen, zijgt de Waregemnaar neer tijdens een jogging op het strand van Knokke. Hulpdiensten brengen hem naar het AZ Sint-Jan in Brugge, waar de amper 38-jarige Haghedooren overlijdt. Oorzaak: een hartaderbreuk.

Nog twee jaar jonger is Valère Ollivier wanneer hij in 1958 aan dezelfde kwaal sterft, zeven jaar nadat de Roeselarenaar in Hannuit verrassend nationaal kampioen werd voor Raymond Impanis. Daarna ontpopt Ollivier zich tot koning van de kermiskoersen, maar een dijbeenbreuk, opgelopen bij een val in de Ronde van Marokko in 1955, kraakt zijn carrière. Drie jaar na zijn wielerpensioen slaat het noodlot nog harder toe als zijn hart het plots begeeft. Geen toeval, want het is een publiek geheim dat Ollivier gretig van het amfetaminepotje snoepte – een alledaags fenomeen in die tijd.

Even hartverscheurend is de manier waarop drie Belgische kampioenen van voor de Tweede Wereldoorlog aan hun einde komen. De 42-jarige Omer Verschoore, winnaar van het BK in 1912, sterft op de wereldtentoonstelling van 1931 in Parijs wanneer hij vermorzeld raakt tussen een muur en een tractor. De veelbelovende Georges Lemaire valt vijftien maanden na zijn Belgische titel in 1932 en twee maanden na een vierde plaats in de Tour zwaar in het nationaal interclubkampioenschap. Twee dagen later overlijdt de amper 28-jarige Waal aan de gevolgen van een schedelbreuk.

Generatiegenoot Louis Duerloo lijkt meer geluk te hebben wanneer hij na zijn zege in het BK van 1933 ook de Ronde van Vlaanderen wint, maar een hardnekkige knieontsteking dwingt hem al op zijn 28e een punt achter zijn carrière te zetten. De Kalmthoutenaar geniet nog 39 jaar van het leven tot hij in 1977 verdrinkt tijdens een vakantie in het Spaanse Mijas.

In 1975 overlijdt ook Emiel Van Cauter , de Belgische kampioen van 1955, in het buitenland. Na een profcarrière van drie jaar – ook hij is (wegens doping?) vroegtijdig opgebrand – zet de ex-wereldkampioen bij de amateurs een bloeiende zaak op in caféspelen. Een reis naar Thailand wordt de 43-jarige Wolvertemnaar echter noodlottig. Een mysterieus sterfgeval. Volgens de politie zou een drugsbende met hem afgerekend hebben.

Dé grote pechvogel is Jos Boons , die in 1967 – mede dankzij pech van Eddy Merckx en Rik Van Looy – het BK in Namen wint. Twintig jaar na dat eenzame hoogtepunt raakt de Kempenaar als arbeider van Tessenderlo Chemie zwaar verbrand in het gezicht wanneer naast hem een leiding met zwavelzuur ontploft. Het kost Boons 28 (!) operaties en een jarenlange revalidatie eer hij er fysiek en mentaal weer enigszins bovenop komt. Maar Murphy blijft hem achtervolgen: in december 2000 knalt de 57-jarige Antwerpenaar in slecht weer op de oplegger van een vrachtwagen. Hij sterft ter plekke. Boons verving op zijn vrije dag een zieke collega en zou enkele maanden erna met pensioen gaan…

Naast Valère Ollivier werd ook Aloïs Van Steenkiste het slachtoffer van het exploderende amfetaminegebruik halverwege vorige eeuw. In 1953 beleeft de Heulenaar zijn gloriedag door op het BK in Namen topfavoriet Stan Ockers te verslaan. Wanneer hij na de finish koud water over zich heen krijgt, moet hij echter hevig braken en gaat hij in shock. Volgens Van Steenkiste omdat hij van een drinkbus met ‘verdacht spul’ gedronken heeft.

Een breekpunt in de carrière van de 25-jarige West-Vlaming, die daarna in elke koers moet lossen, geen frank verdient aan zijn titel en in 1955 stopt met nierproblemen en een verschoven ruggenwervel. “Ik heb alleen het zwart van mijn trui gezien”, klaagt Wies later.

De Peer

In de Tour van 1978 wordt het ook Michel Pollentier donker voor de ogen. De Belgische kampioen van Vielsalm draagt de bolletjestrui als hij op L’Alpe d’Huez wint en het geel pakt. Ingepakt als een Eskimo meldt hij zich in bloedheet weer aan bij de dopingcontrole, waar dokters hem op fraude betrappen. Onder Pollentiers penis hebben verzorgers een dun slangetje getapet dat tot onder de oksel leidt, waar een condoom – de zogenaamde ‘peer’ – met zuivere urine bevestigd is. Zonder pardon stuurt de Tourdirectie de West-Vlaming naar huis.

Over de ware toedracht van deze affaire hangt nog altijd een waas van geheimzinnigheid. Hebben Fred De Bruyne (ploegleider bij Flandria) en/of Freddy Maertens (Pollentiers ‘vriend’ en kopman) de dopingcontroleurs vooraf ingelicht? Was het een complot van de Fransen? Feit is dat de dopingzondaar die zomer een Vlaamse volksheld wordt. In een criterium in De Panne juichen liefst 25.000 toeschouwers ‘Peerke’ in de driekleur toe.

Dezelfde hartelijke ontvangst krijgt dopingzondaar Ludo Dierckxsens in 1999 in het na-Tourcriterium in Aalst. Na overtuigende zeges op het BK in Geraardsbergen en in de Tourrit naar Saint-Etienne valt de eeuwige aanvaller nochtans van zijn voetstuk wanneer hij in de euforie bekent dat hij tijdens de Ronde van Duitsland het verboden middel Synacthen genomen heeft. “Om een knieblessure te behandelen”, beweert Dierckxsens.

Half augustus zet de wielerbond de 34-jarige Lamprerenner negen maanden langs de kant. Wanneer hij in de Giro van 2000 de competitie hervat, is de frustratie groot: “Had ik gezwegen, dan was er niets gebeurd. Van mijn driekleur heb ik veel te weinig kunnen genieten”, zucht Sterke Ludo , die ondanks de schorsing ook de jaren erna bijzonder populair blijft.

Geen geluk in de Tour

De wolk van enthousiasme waar veel Belgische kampioenen bij de start van de Tour op drijven, waait niet alleen bij Pollentier en Dierckxsens snel weg. De voorbeelden van pechverhalen zijn legio (u haalt het best even diep adem): Jef Planckaert die in 1963, het jaar nadat hij tweede werd na Jacques Anquetil , in de Pyreneeën met een zware beenblessure van de fiets stapt, een gevolg van een val twee dagen ervoor. Neoprof Roger De Vlaeminck die in 1969 kapseist in de tiende rit, geplaagd door een schouderblessure die hij opliep bij een valpartij in de legendarische Merckxetappe naar de Ballon d’Alsace.

Frans Verbeeck die vier jaar later met een verstuikte pols, opgelopen in de Vuelta, de remmen dichtknijpt, ondanks winst in de ploegentijdrit. Gery Verlinden die in 1979 op l’Alpe d’Huez uitgewoond in de bezemwagen strompelt. Frank Hoste die drie jaar later, na zijn eerste ritzege in Châteaulin, wegens hardnekkige diarree moet afhaken.

Marc Sergeant die in 1986 met een ontstoken pees in de knieholte naar huis terugkeert. Ludovic Cappelle die in 2001 na tien etappes volledig leeg opgeeft. Of Serge Baguet die van de Davitamon-Lottoploegleiding in 2005 niet eens mag starten en het seizoen erop de overstap naar concurrent Quick-Step maakt.

Zelfs de grote Rik Van Looy bewaart niet de beste herinneringen aan de Tour die hij met zijn (tweede) driekleur rijdt. In 1964 – het BK vond het jaar voordien ná La Grande Boucle plaats – komt de Kempenaar al in de eerste rit op drie kilometer van de finish zwaar ten val.

Vier minuten na winnaar en ploegmaat Ward Sels bolt hij met een zware hersenschudding over de streep. Op hangen en wurgen bereikt Van Looy de dag erna de finish, maar wanneer hij ’s nachts weer moet braken, besluit hij niet meer te starten. In eigen land – de etappe komt aan in Vorst – de vernedering van Ronse uitwissen, mag de Keizer van Herentals vergeten. Het seizoen ervoor, drie weken na zijn Belgische titel, liet hij zich immers op het fameuze WK in Oost-Vlaanderen ringeloren door Benoni Beheyt . Een pijnlijke nederlaag die een schokgolf door België jaagt.

Vernederd wordt ook Tom Steels in zijn allereerste Tour in 1997. De rassprinter die een week eerder indruk maakte door op het lastige parcours van Beersel naar de Belgische titel te soleren, hinkt in de hectische massasprinten zichzelf achterna en raakt steeds meer gefrustreerd. In Le Puy du Fou keilt hij na de finish zijn fiets tien meter verder en twee dagen later explodeert de doorgaans brave en beleefde spurter helemaal van woede.

Tijdens de slotmeters van de zesde rit naar Marennes slingert de Waaslander een drinkbus naar Frédéric Moncassin , die hij – onterecht, blijkt later – van onsportief spurten verdenkt. Gelukkig voor Steels valt er niemand, maar de jury zet hem wel uit de Tour. “Wat hier gebeurt, heb ik in nog geen enkele andere koers gezien. Iedereen is compleet gek”, sakkert de Mapeirenner, die nog altijd als Tom Bidon door het leven gaat.

Een jaar later brengt een nieuwe driekleur hem wel geluk, want in de Tour de Merde van 1998 sprint Steels naar vier ritzeges. In 2002 wil hij na een derde Belgische titel die reeks herhalen, maar de Oost-Vlaming – de jaren ervoor geplaagd door klierkoorts – is slechts een schim van zichzelf. Na zes ritten geeft hij als eerste renner op.

In 1995 capituleert ook Wilfried Nelissen in de eerste Tourweek. Na een val in de proloog blijken de heuvels in Bretagne te lastig voor de spurtbom. Een nieuwe val in de rit naar Le Havre dwingt de tweevoudige Belgische kampioen een dag later tot opgave. Dat is echter klein bier vergeleken met de pech die hem dan al geteisterd heeft, én hem nog te wachten staat.

Schrikwekkend is nog altijd het beeld van de Limburger die in de tricolore trui in de eerste Tourrit van 1994 naar Armentières op een fotograferende politieagent knalt. Een vreselijke val waarbij niet alleen Nelissen maar ook Laurent Jalabert ernstige verwondingen in het gezicht oploopt.

Al valt de schade nog mee in vergelijking met de averij na een nieuwe crash, twee jaar later in Gent-Wevelgem. Enkele kilometers voorbij de start vlamt Nelissen in Lovendegem op een houten paaltje. Met catastrofale gevolgen: een verbrijzelde knieschijf plus een dubbele open kuit- en dijbeenbreuk. Fin de carrière voor de amper 28-jarige Nelissen.

Zware crashes

En ja, u raadt het al, hij is niet de enige Belgische kampioen die dat noodlot treft. Eind september 1948 rijdt een dronken motorrijder Achille Buysse overhoop tijdens een kermiskoers in Sleidinge, amper drie maanden nadat de drievoudig Ronde van Vlaanderenwinnaar in Moorslede de nationale titel behaalde. Buysse loopt een schedelbreuk en nog een paar blessures op waardoor hij in 1950, op zijn 31e, de fiets definitief op stal moet zetten.

Datzelfde seizoen behaalt Albert Ramon in Westerlo een van zijn mooiste zeges door Briek Schotte de Belgische driekleur af te snoepen. Maar vijftien maanden later komt abrupt een einde aan de loopbaan van de 30-jarige Bruggeling. Tijdens een kermiskoers in Waarschoot knalt een wagen hem omver. Dokters geven geen cent meer voor zijn leven wanneer ze Ramon bewusteloos oprapen.

Hij herstelt toch miraculeus van de zware hoofdwonden, maar raakt door een gebroken ruggenwervel wel verlamd aan de onderste ledematen. Ondanks zeventien operaties en een ziekenbezoek van Fausto Coppi , die hem een door de paus gewijd kettinkje schenkt, blijft de West-Vlaming tot zijn dood in 1993 aan een rolstoel gekluisterd.

Nóg slachtoffers van De Vloek (of het ongelukkige toeval)? Ja, want Wilfried Nelissen is in de jaren tachtig/negentig niet de enige Belgisch kampioen die zijn profcarrière onverwacht vroeg beëindigt. Meest frappante voorbeeld is dat van Ferdi Van den Haute , die in 1987 op zijn 35e een mooie strik rond zijn carrière bindt door op het BK in Sint-Katelijne-Waver de gouden medaille te veroveren. Op het einde van het seizoen houdt hij het echter voor bekeken. De Oost-Vlaming is het monnikenleven beu. Zelfs een flinke loonsopslag bij Lotto kan hem niet verleiden.

Gekocht?

In 1995 zegt ook Alain Van den Bossche , op zijn 29e, de elitecategorie vaarwel, amper twee jaar nadat hij op het loodzware parcours van Halanzy uit het niets de Belgische titel op zak stak. De driekleur kost de helper van TVM wel een flinke som – medevluchter Guy Nulens zou later naar verluidt een half miljoen Belgische frank (12.500 euro) ontvangen. En natuurlijk blijft ook de pech niet uit: een barst in de elleboog, een hersenschudding plus een paar verschoven ruggenwervels, en een breuk aan de linkerarm na drie valpartijen.

Bij TVM is Van den Bossche op het einde van het seizoen niet meer gewenst, en wanneer hij in 1995 bij Novell blijft sukkelen, is de carrière van de 29-jarige Geraardsbergenaar voltooid verleden tijd. Drie jaar later, tijdens de dopingtour van 1998, komt Van den Bossche nog een keer in het nieuws, wanneer hij in Het Volk toegeeft bij TVM epo te hebben gebruikt. Een dag later trekt hij zijn woorden alweer in. “Ik nam weleens iets wat niet mocht, maar geen epo.” Zijn verklaring doet alleszins de vermoedens rijzen dat de Oost-Vlaming niet alleen op mattentaarten naar het hoogtepunt in zijn carrière fietste.

Een uitzonderlijke jour de gloire die ook Benjamin Van Itterbeeck in 1991 in Ronse meemaakt. Tot ieders verrassing, want de Balenaar heeft bij de profs nooit zijn topprestaties van bij de jeugd, toen hij de evenknie van Edwig Van Hooydonck was, kunnen bevestigen. Op dat ene BK na.

Het levert de Historrenner een mooie transfer naar GB-MG op, maar na zijn kortstondige piek dobbert hij roemloos weg. Althans bij de profs, want in drie seizoenen bij de amateurs, van 1996 tot 1998, wint Van Itterbeeck liefst 148 koersen.

Begin 1999 doet hij de wielerwereld nog eens op zijn grondvesten daveren wanneer hij in HUMO van naaldje tot draadje uitlegt hoe hij, en met hem het halve peloton, tijdens zijn carrière amfetamines en epo gebruikt heeft. De Brabander waagt zich daarna nog even aan kickboksen en duatlon, maar beleeft nooit meer een hoogdag als in Ronse.

Al mogen hij en Van den Bossche misschien blij zijn dat hun pech beperkt bleef tot een vroegtijdig en anoniem einde van hun profcarrière. De Vloek van de Belgische kampioenstrui toonde zich immers al veel meedogenlozer, herinner u de tragische lotgevallen van Haghedooren, Van Cauter, Boons, Ramon of Nelissen.

Jongste pechverhalen

Vooraleer u besluit alle hiernaast beschreven pechverhalen als ‘puur toevallig’ te bestempelen, nog een overzicht van enkele Belgische kampioenen die de jongste jaren alleen het zwart van de tricolore trui zagen.

Jürgen Roelandts, 2008: behaalt hetzelfde seizoen ritzeges in de Ronde van Polen en de Franco-Belge, maar belandt in 2009 in Dwars door Vlaanderen zwaar op de rug, waardoor hij de rest van het voorjaar mist.

Tom Boonen, 2009: na de veelbesproken cocaïneaffaire weigert organisator ASO hem de start, maar via het Arbitragehof van het Frans Olympisch Comité kan de Kempenaar in extremis toch deelnemen. Een vergiftigd geschenk, want hij komt er in de massasprinten niet aan te pas, mede door enkele valpartijen. Na veertien ritten geeft een koortsige Boonen zelfs op.

De nationale kampioen herstelt vlug, wint een rit in de EnecoTour, maar wordt in Parijs-Tours gevloerd door Philippe Gilbert en moet het jaar erna in de kasseiklassiekers het hoofd buigen voor Fabian Cancellara. Het ergste moet dan nog komen, want in de Ronde van Californië, begin mei, stuikt Boonen op zijn knie, een blessure die hem anderhalf jaar parten speelt.

Stijn Devolder, 2010: verovert in augustus nog de Belgische tijdrittitel, maar eindigt ondanks een transfer naar Vacansoleil tot aan het volgend BK nog welgeteld één keer in de top tien.

Tom Boonen, 2012: wint in het najaar nog de Worlds Ports Classic, en Parijs-Brussel, maar moet in de winter een zware ingreep ondergaan aan zijn elleboog, na een val met zijn mountainbike, gaat in het daaropvolgende voorjaar opnieuw tegen de grond in Gent-Wevelgem en de Ronde van Vlaanderen en behaalt geen enkele zege.

Stijn Devolder, 2013: raakt na zijn titel in La Roche niet verder dan een zesde plaats in het BK tijdrijden, en crasht in het voorjaar van 2014 zwaar in de Ronde van Vlaanderen, zijn hoofddoel, waardoor hij ook forfait moet geven voor Parijs-Roubaix.

Preben Van Hecke, 2015: behaalt in zijn tricolore trui geen enkele toptienplaats in een UCI-koers.

Met die vloek lijkt Philippe Gilbert in het afgelopen voorjaar nu te hebben afgerekend. Of wordt hij een uitzondering? En moet de Belgische kampioen van zondag toch met vrees in bed stappen?

De toekomst zal het uitwijzen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content