Herman Brusselmans, ‘de Hazard van Hamme’

© belgaimage - dirk waem

Herman Brusselmans schrijft boeken bij de vleet. Ook toen hij als jonge gast nog op weg leek naar een profcarrière in het voetbal, was de intussen 60-jarige auteur al erg productief. Bij Vigor Wuitens Hamme schudde hij een stortvloed aan dribbels uit zijn sloffen. ‘Ik was een showspeler.’

Dit artikel verscheen in Sport/Voetbalmagazine van 17 oktober 2018.

Maurice Van Riet zag het meteen toen hij in de herfst van 1957 naar de pasgeboren baby van de buren stond te kijken: met dat linkervoetje zou kleine Herman nog van zich doen spreken. ‘Telkens als ik later in Hamme verkozen werd tot beste speler van een toernooi, rakelde onze buurman hetzelfde verhaal op: dat ik in de wieg al lag te sjotten met mijn linkerbeentje. Bullshit natuurlijk, maar Maurice geloofde het echt.’

Roken achter de drinkbak

Zes jaar na de wieg schitterde Herman Brusselmans met dat fameuze linkerbeen van hem op de speelplaats van het Heilig Hartinstituut van Hamme. ‘Als de teams daar verdeeld werden, wilde iedereen bij Herman zitten’, vertelt zijn oud-klasgenoot Eddy De Malsche (60). ‘Met Herman in je ploeg won je negen van de tien keer.’ Dat viel ook Jacques Poppe op, de meester van het tweede leerjaar én lid van het jeugdbestuur van Vigor Hamme, een club die in die tijd pendelde tussen de derde en de vierde klasse. ‘Meester Poppe vroeg aan Herman en mij of we ons wilden aansluiten’, vertelt De Malsche. Dat zag vader Brusselmans wel zitten. Als ex-speler van SK Grembergen was hij een voetballiefhebber en bovendien speelde zijn andere zoon, Joseph, op dat moment ook al bij Hamme.

Tijdens een wedstrijd op Charleroi gooide Herman eens modder naar de scheidsrechter.

Ex-ploegmaat Marc Vercauteren

‘Joseph is drie jaar ouder,’ vertelt Herman, ‘hij zat altijd één leeftijdscategorie hoger dan ik. Zowel voor mijn broer als voor mij was voetbal in die tijd het belangrijkste wat er was. Thuis sjotten we uren aan een stuk. Onze pa was veehandelaar. Wij hadden een erf met een weide eraan, er was ruimte genoeg.’

Maar in de herinneringen van Joseph voetbalden Herman en hij helemaal niet zo vaak op het erf. ‘Dat mocht niet van onze pa’, zegt Joseph. ‘Je mocht de beesten niet doen schrikken. En we hadden daar ook geen tijd voor; we moesten helpen, de waterbak van de beesten vullen bijvoorbeeld.’ Tussen het werken door kropen Herman en hij wel soms stiekem achter de drinkbak van de koeien om een sigaret te roken, zegt Joseph. ‘Onze Herman was toen negen, ik twaalf. ( lacht) En als onze pa dan afkwam, doofden we die sigaret vlug in het water van de koeien.’

Herman hielp volgens Joseph mee op het erf, ‘maar hem moest je altijd vragen om iets te doen. Ik zag zelf wat er moest gebeuren.’ Herman: ‘Mijn broer zei wat ik moest doen, maar mijn motto was: ik doe wat ik wil.’ Ook op de grasmat kwam die verschillende ingesteldheid tot uiting, zeker omdat Herman er kon teren op een overdosis technisch talent. ‘Hij had international moeten worden’, zegt Joseph. ‘Herman was een fan-tás-tische voetballer, veel beter dan ik. Maar een luierik. Omdat ik wel wroette op het veld, bracht ik het als voetballer verder. Ik speelde elf jaar in de eerste ploeg van Hamme.’

Buddy Eddy

Iedereen die hem in de jeugdwerking van Hamme bezig zag, vertelt hetzelfde: Herman maakte furore op de linkerflank met weergaloze dribbels. ‘Hij had zo’n schijnbeweging met zijn lenden,’ zegt De Malsche, ‘dat kun je niet aanleren. Hij kon stilstaan voor jou en je dan toch nog voorbijgaan.’ Samen met Eddy De Malsche, die in de spits stond, maakte Brusselmans een karrenvracht aan goals. ‘Eddy was mijn buddy. Ik gaf de voorzet, hij kopte de bal binnen.’

Joseph: ‘Je kunt de voetballer in Herman het beste vergelijken met Eden Hazard: hij kon twee of drie man pakken op één vierkante meter.’ Herman lacht: ‘Ik herinner mij dat een rechtsback ooit huilend van het veld stapte omdat hij gek werd van mijn gedribbel. Ik was een showspeler. Ik passeerde iemand, liet die terugkeren en passeerde die nog eens.’ De Malsche: ‘Trainers werden daar zot van, maar dat trok Herman zich niet aan.’

Als ze samen speelden, joeg Herman met zijn fantasietjes ook Joseph weleens de stuipen op het lijf. ‘Want dan liep ik mij vrij om de bal te vragen, maar als Herman terugkeerde, had ik die inspanning voor niks gedaan.’ Herman: ‘Mijn broer riep: ‘Komaan gasten, we moeten winnen!’, maar mij kon dat niet schelen; ik was content als ik iemand door de benen kon spelen. Mijn grote idool was de Braziliaan Rivellino, een geblokt manneke met een rare snor, net een acteur uit een Tsjechische pornofilm. Hij was de eerste die ik de dubbele schaarbeweging zag doen. Ik dacht direct: dat ga ik introduceren in Hamme. En dat lukte.’ Joseph: ‘Herman daagde graag uit. Dat doet hij nu nog in zijn geschriften.’ De Malsche knikt: ‘Van jongs af vond Herman het fijn om dwars te zijn. Maar ze konden hem nooit uit de ploeg zetten, want hij was de beste.’

Herman Brusselmans (rechts) bij de jeugd van Vigor Hamme, in 1967. 'Van jongs af vond hij het fijn om dwars te zijn', zegt zijn toenmalige ploegmaat Eddy De Malsche (midden).
Herman Brusselmans (rechts) bij de jeugd van Vigor Hamme, in 1967. ‘Van jongs af vond hij het fijn om dwars te zijn’, zegt zijn toenmalige ploegmaat Eddy De Malsche (midden).© belgaimage – dirk waem

Ster in wording

Bij elk jeugdteam waarin hij speelde, werd Brusselmans kapitein. Ook op de paastoernooien die Hamme organiseerde, sprong hij in het oog. ‘Toen kwamen topploegen met hun beste spelers naar Hamme,’ weet De Malsche nog, ‘clubs als Anderlecht en RWDM. Maar wie blonk uit? Herman. Bij negen op de tien toernooien werd hij uitgeroepen tot beste speler.’ Joseph: ‘Elke keer kwam hij naar huis met een beker.’ Herman lacht. ‘En één keer ook met iets wat men voorstelde als een chique horloge. Maar dat Omegha-symbooltje was er scheef op geplakt en na twee dagen was dat ding kapot; waarschijnlijk een prul van twintig frank.’ ( vijftig eurocent, nvdr)

Intussen raakte Brusselmans ook in de ban van muziek: Led Zeppelin en Deep Purple. ‘Ik wou lang haar’, zegt Herman. ‘En hardrocker worden. En drummen.’ Maar op 1 juni 1974 – Brusselmans was toen 16 – leek toch weer die voetbaldroom het meest tastbaar. ‘Je had in die tijd een selectie per provincie. Ik zat in de selectie van Oost-Vlaanderen en wij moesten tegen West-Vlaanderen spelen, op de Klokke, het toenmalige stadion van Club Brugge. Die wedstrijd was de voormatch van België-Schotland. Naarmate onze match vorderde, sijpelde er almaar meer volk het stadion binnen. Na een tijdje stonden er langs de zijlijn ook enkele Rode Duivels. Wij wonnen met 3-1 en ik maakte twee goals. Bij de eerste trapte ik de bal vanaf dertig meter in de winkelhaak. Bij de tweede was het: dribbel-dribbel- dribbel en binnen. Naar het schijnt zei Wilfried Van Moer toen: ‘Wat is dat, zeg, die kleine op links?’ Mijn trainer van Hamme wist het die dag zeker: ‘Jij wordt een ster.”

Ex-ploegmaat Eddy De Malsche over Herman Brusselmans (onderste rij, derde van rechts): 'Bij negen op de tien toernooien werd hij uitgeroepen tot beste speler.'
Ex-ploegmaat Eddy De Malsche over Herman Brusselmans (onderste rij, derde van rechts): ‘Bij negen op de tien toernooien werd hij uitgeroepen tot beste speler.’© belgaimage – dirk waem

Niet veel later oogstte Brusselmans interesse van RWDM, toen een topclub in de eerste klasse. ‘Pas onlangs vertelde Johan Boskamp me dat híj mij in die periode is komen scouten’, zegt Brusselmans. ‘Boskamp speelde bij RWDM en raadde me aan bij het bestuur. Ik mocht er gaan testen. Die test was goed, maar mijn ouders zagen het niet zitten dat hun ‘kleine’ naar het grote Brussel zou trekken. Rond dezelfde tijd meldde ook Lokeren zich. Die club sprak me nog meer aan, want Wlodek Lubanski speelde daar. Lokeren had toen een echt topelftal.’

Mij als linksback gebruiken, dat was alsof je Marco Borsato zou bombarderen tot zanger van een hardrockband.

Herman Brusselmans

Brusselmans maakte de overstap naar Daknam, samen met een andere jeugdspeler van Hamme, de twee jaar jongere Marc Vercauteren. Ze belandden er bij trainer Leon Nollet en zijn UEFA-juniors, een nieuw samengesteld team met onder anderen Alex Querter, die later een vaste waarde zou worden bij Club Brugge. Ook Raymond Mommens was erbij, de man die nog altijd het grootste aantal gespeelde matchen in de Belgische eerste klasse achter zijn naam heeft. Hij was – net als Brusselmans – een linkerflankspeler. ‘Mommens stak er met kop en schouders bovenuit,’ zegt Brusselmans, ‘hij was incontournable. Dus moest ik als linksback spelen. Maar dat was alsof je Marco Borsato zou bombarderen tot zanger van een hardrockband, dat ging niet. Ik had daar ook geen zin in. Verdedigers waren voor mij tweederangsspelers.’

Herman Brusselmans (onderste rij, tweede van links) bij de UEFA-juniors van Lokeren in het seizoen 1975/76, samen met Raymond Mommens (onderste rij, derde van rechts) en Alex Querter (bovenste rij, vierde van rechts).
Herman Brusselmans (onderste rij, tweede van links) bij de UEFA-juniors van Lokeren in het seizoen 1975/76, samen met Raymond Mommens (onderste rij, derde van rechts) en Alex Querter (bovenste rij, vierde van rechts).© belgaimage – dirk waem

De beul en de back

Sportief liep het in Lokeren voor Brusselmans dus niet zoals gehoopt. Toch bleef hij de show stelen. ‘Tijdens een wedstrijd op Charleroi gooide hij een keer modder naar de scheidsrechter’, zegt Vercauteren. ‘Toen de scheidsrechter hem daarop aansprak, was zijn uitleg: ‘Ik was net mijn voorhoofd aan het afwrijven.’ Herman was een sfeermaker die zich van niks iets aantrok. Soms was het erover, maar dat lag mij wel. Je zou in de Herman van toen zeker al de schrijver van nu herkend hebben. Maar wat Herman vooral typeerde, was dat hij zich ten volle gaf wanneer hij voor iets of iemand ging. Hoe hij tegenover zijn moeder stond, raakte mij bijvoorbeeld heel diep.’

Met zijn trainer in Lokeren voelde Brusselmans helemaal geen klik. ‘Nollet was een beul’, zegt hij. ‘Die liet zijn spelers lopen tot ze moesten kotsen. Hij pikte zwakkelingen uit zijn groep en begon die te pesten. Dat stond me niet aan. Mij liet hij zeker niet links liggen, maar hij bleef bij zijn keuze om me als back op te stellen. Wel honderd keer vroeg ik hem waarom. Altijd antwoordde hij: ‘Jij kan dat, het zal wel groeien.’ En ik speelde effectief goede matchen, maar dat verdedigen bleef mijn ding niet. Naarmate het seizoen vorderde, werd ik steeds ambetanter. Het werd ook almaar duidelijker dat ik niet goed functioneer in een groep. Ik was toen al een loner. Ik moest naar mijn idee te veel rekening houden met mensen van wie ik vond dat ze het niet goed deden. Ook had ik ondertussen de leeftijd om eens iets te drinken en gaf ik thuis al eens over van zattigheid.’

Herman Brusselmans (onderste rij, derde van rechts) bij de jeugd van Hamme. Zijn ex-ploegmaat Eddy De Malsche: 'Hij had zo'n schijnbeweging met zijn lenden, dat kun je niet aanleren.'
Herman Brusselmans (onderste rij, derde van rechts) bij de jeugd van Hamme. Zijn ex-ploegmaat Eddy De Malsche: ‘Hij had zo’n schijnbeweging met zijn lenden, dat kun je niet aanleren.’© belgaimage – dirk waem

Mommens zag dat Herman niet uit het juiste hout gesneden was om profvoetballer te worden. ‘Brusselmans vergat weleens dat we ’s ochtends een wedstrijd hadden’, lacht hij. ‘Soms zag hij ’s nachts zijn bed niet en kwam hij rechtstreeks naar de club. Hij leefde niet als een prof.’ En daarmee doelt Mommens niet eens op het grote aantal sigaretten dat Brusselmans toen al rookte, want dat gold indertijd niet als een bezwaar om het te maken als voetballer. Vercauteren: ‘Rokende voetballers waren toen schering en inslag. Querter kwam niet toe met anderhalf pakje per dag.’

‘Loser van Lokeren’

Na het roken, het drinken, het uitgaan en de muziek deed ook de literatuur haar intrede in Brusselmans’ leven. ‘Op weg naar een verplaatsing, zat ik op de bus met mijn neus weleens in een gedicht van John Keats, William Wordsworth of Samuel Taylor Coleridge. Maar iemand die Engelse poëzie leest, werd door voetballers en trainers gezien als een slappeling. Káárten moest je. Stilaan begon ik die voetbalwereld te beschouwen als een enorm slap milieu vol nitwits. Ik proefde er geen stromend bloed, geen beat. Ik voelde me er niet te goed voor, het was gewoon mijn wereld niet meer.’

Herman vergat weleens dat we ’s ochtends een wedstrijd hadden.

Ex-ploegmaat Raymond Mommens

Nochtans kwam de droom om profvoetballer te worden alsnog dichtbij, zegt Brusselmans. ‘De deal met Lokeren was dat je automatisch een profcontract aangeboden kreeg zodra je als UEFA-junior zeven matchen met de reserven had gespeeld. Raad eens hoeveel ik er mocht meedoen. Zes. En daarna kwam de halve liter die de emmer helemaal deed overlopen. Nollet kon drie UEFA-juniors selecteren die van Lokeren een profcontract zouden krijgen. Ik mocht met mijn vader op gesprek bij Nollet, net als Querter en Mommens. Toen vroeg Nollet plots 100.000 frank onder tafel ( 2500 euro, nvdr). Mijn vader werd witheet. Hij riep dat ze ons in Lokeren nooit meer zouden terugzien.’

Herman Brusselmans (onderste rij, derde van rechts): 'Wilfried Van Moer zei: 'Wat is dat, zeg, die kleine op links?''
Herman Brusselmans (onderste rij, derde van rechts): ‘Wilfried Van Moer zei: ‘Wat is dat, zeg, die kleine op links?”© belgaimage – dirk waem

Brusselmans keerde terug naar VW Hamme, maar in zijn thuishaven had zijn aura van weleer een flinke deuk gekregen. ‘Een al te grote bek moest ik daar niet meer opzetten. ‘Meneer dacht dat hij in de eerste klasse ging spelen’, dat was de teneur. Enkele spelers en Willy Meersman, mijn trainer toen, beschouwden me als ‘de loser van Lokeren’. En zelf zag ik het eigenlijk ook zo. Ik dacht toen al aan stoppen met voetballen, want die carrière als profvoetballer zou er dus niet komen. Alles wat ik nog op een voetbalveld zou doen, zou hobbyisme blijven. Maar ik ben geen hobbyist.’

Toch modderde Brusselmans nog wat aan bij VW Hamme. Intussen begon hij aan de Universiteit Gent aan zijn studie Germaanse. ‘In de winter zat ik liever thuis te lezen dan rondjes te lopen rond een voetbalveld. Als ik geen zin had om te voetballen, sloeg ik gewoon een training over. En ik ging vaak in de clinch met Meersman.’ Joseph herinnert zich dat nog levendig: ‘Herman en hij stonden soms neus aan neus. Die trainer vond onze Herman een dikke nek. Als er aan het bord iets tactisch uitgelegd werd, durfde Herman weleens te zeggen: ‘Trainer, ik zou het toch zo niet doen.’ Meersman verdroeg dat niet. En toen ze met de reserven eens op een 7-0-voorsprong stonden, kon Herman het niet meer opbrengen om zich nog in te spannen. Meersman riep: ‘Hey, je truitje is nog niet nat!’ Herman stapte van het veld, voelde eens aan het T-shirt van Meersman en zei: ‘Dat van jou ook niet.”

Herman Brusselmans bij een benefietmatch. 'Stilaan begon ik die voetbalwereld te beschouwen als een enorm slap milieu vol nitwits.'
Herman Brusselmans bij een benefietmatch. ‘Stilaan begon ik die voetbalwereld te beschouwen als een enorm slap milieu vol nitwits.’© belgaimage – dirk waem

Toch international

Toen Brusselmans afstudeerde en de voetbal- en drumdroom definitief opgeborgen waren, bleek hij ook als germanist niet meteen aan de bak te geraken. ‘In die periode kwamen verscheidene mensen van clubs uit de lagere regionen mij vragen of ik bij hen wou voetballen. Mijn vader zei elke keer: ‘Als je hem aan werk helpt, komt hij.’ Op een keer zaten we samen met een delegatie van SK Berlare, een derdeprovincialer. Daar zat een klein, rond mannetje bij. Plots zei die: ‘Maandag kan hij beginnen.’ Dat mannetje bleek de personeelsdirecteur van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. En effectief: die maandag ben ik begonnen bij de RVA én ben ik bij Berlare gaan voetballen. Daar heb ik me nog twee jaar enorm geamuseerd. We deden er niks anders dan elkaar opjutten. ‘Durf jij dit? Durf jij dat?’ We hadden er rode truitjes en iemand gaf mij eens een rode, leren das. Die deed ik aan om een wedstrijd mee te spelen. Pas na twintig minuten merkte de scheidsrechter het op en kreeg ik geel.’

Na zijn tijd bij SK Berlare voetbalden Herman en Joseph nog even samen in het Katholiek Sportverbond. ‘Bij SV Hardy Sint-Anna Hamme. Maar op dat niveau moest je elke week opletten dat je niet in tweeën werd gesjot. Daar stopte ik snel mee.’ Joseph: ‘Herman en ik speelden er wel de pannen van het dak. We haalden zelfs de nationale ploeg van het Katholiek Sportverbond. Daarmee gingen we matchen spelen in Londen en Parijs. Zo werd Herman uiteindelijk dus toch nog international.’ ( lacht)

‘De conclusie is dat mijn voetbalcarrière eindigde zoals die van duizenden andere talentvolle gasten’, zegt Brusselmans. ‘Soms zijn er dingen in het leven die mislukken, ook wanneer alle voortekenen positief zijn.’

Debuut in het gedrang door 57 wratten

Debuteren in de eerste ploeg van Vigor Wuitens Hamme deed Herman Brusselmans in speciale omstandigheden. ‘Een paar weken voordien had ik een wrat op mijn knie’, vertelt hij. ‘Tijdens een training deed ik een sliding. Door de wrijving met het veld was die wrat ineens weg, maar ik begon wel te bloeden; er liep een heel bloedspoor over mijn been. Twee dagen later had ik langs dat spoor 57 wratten. Die moest ik laten wegbranden bij een dermatoloog. Heel mijn been werd ingepakt. Ik vroeg aan die dermatoloog: ‘Mag ik daarmee voetballen?’ Dat mocht niet. Maar net toen kreeg ik voor het eerst de kans om in de eerste ploeg te spelen, samen met mijn broer. Ik speelde toch. De dag nadien stond mijn been supergezwollen. De dermatoloog zei dat ik mijn leven geriskeerd had. Of dat waar was, weet ik niet. Ik had een goede match gespeeld, dát telde voor mij.’

Herman Brusselmans: 'Iemand die Engelse poëzie leest, werd door voetballers en trainers gezien als een slappeling.'
Herman Brusselmans: ‘Iemand die Engelse poëzie leest, werd door voetballers en trainers gezien als een slappeling.’© belgaimage – dirk waem

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content