2022, het jaar van Karel Geraerts: ‘Als ik twijfel, luister ik naar mijn gevoel’

© CHRISTOPHE KETELS

Wat hebben 25.000 kippen, Sérgio Conceição en Union met elkaar gemeen? Het antwoord is: Karel Geraerts. Gesprek met een trainer die gerust één van de revelaties van 2022 genoemd mag worden. We bespreken zijn jaar met hem in 10 momenten.

Door Bart Aerts en Steve Van Herpe

Of Karel Geraerts (40) eens een groot interview wilde geven? Ja, natuurlijk, geen probleem. Maar dan wel liefst ergens tussen Lier, waar Union traint, en Brugge, waar Geraerts woont. De keuze valt op Hotel Van der Valk in Oostkamp, waar de coach zich stipt op het afgesproken uur aanmeldt. In een sfeervol vergaderzaaltje maken we onze gordels vast voor een boeiende babbel aan de hand van tien momenten uit 2022.

Moment 1: Union-Anderlecht (1-0, 30 januari)

Er werd gezegd dat Union na Nieuwjaar zou wegzakken, zeker omdat jullie een reeks topwedstrijden voorgeschoteld kregen. Maar dat gebeurde niet: jullie wonnen tegen Genk, Anderlecht en Antwerp en speelden gelijk tegen Club Brugge. In hoeverre waren jullie er vóór die reeks al van overtuigd dat jullie zouden meedoen voor de titel?

Karel Geraerts: ‘Iedereen verwachtte inderdaad dat we het na de winterstop moeilijk zouden krijgen, maar het omgekeerde was waar. Eerlijk gezegd zijn wij gewoon blijven doen waar we mee bezig waren. In januari is er op stage wel een soort verbond gesmeed. Ondanks de interesse voor bepaalde spelers hebben ze daar gezegd: we gaan dit seizoen lekker samenblijven. En zo werd ook meteen de rust in de groep bewaard. Voor de rest was het hard werken en elke week die kwaliteit brengen.’

Wat was jouw bijdrage als T2 daarin?

Geraerts: ‘Felice ondersteunen, zaken met de spelers bespreken, links en rechts de ogen openhouden… Altijd alles ten dienste van Felice en van Union.’

Ben je niet te bescheiden nu? Tijdens matchen speelde je ook vaak een cruciale rol.

Geraerts: ‘Tijdens de wedstrijden deed ik wat ik aanvoelde op dat moment. Felice gaf me daarin ook een bepaalde verantwoordelijkheid en vrijheid. Het was teamwerk. Hij was de kapitein en wij hielden onze ogen open en adviseerden hem waar nodig. De eindbeslissing lag altijd bij hem.’

Maar tijdens wedstrijden fluisterde jij hem toch vaak tactische ingevingen of wissels in?

Geraerts: ‘Ja, oké, dat was gewoon zo. Dat was een deel van mijn verantwoordelijkheid. Als T1 – en dat merk ik nu zelf ook – ben je soms zo intensief aan het coachen dat je bepaalde zaken niet ziet. Vanop de bank zag ik dat dan wél. Soms waren er ook zaken die we op voorhand hadden besproken en waar ik hem dan aan moest herinneren tijdens de match.’

Op 30 januari winnen jullie met 1-0 van Anderlecht. Intussen hebben jullie al vijf overwinningen op rij geboekt tegen paars-wit. Is die derby iets wat leeft in de spelersgroep, waar uiteindelijk geen enkele Brusselaar in zit?

Geraerts: ‘We moeten daar eerlijk in zijn. Anderlecht is voor mijn spelers een topmatch, net zoals de wedstrijden tegen Club Brugge, Standard, KRC Genk… dat zijn. Dat derbygevoel leeft vooral bij de supporters, de Brusselaars die van kleins af betrokken zijn bij de club. Die hebben een emotionele band met heel dat verhaal.

‘Dat neemt niet weg dat de spelers in zo’n match wat extra grinta krijgen door de houding van de fans. Een coach zou ook dom zijn om vooraf niks van het belang van de derby aan zijn team mee te geven. Alleen mag het niet geforceerd zijn, want dan werkt het niet. Je kan dat volgens mij als trainer ook maar één keer gebruiken, de tweede keer nemen ze het niet meer serieus. En de derde gaat het er hier in en daar uit (wijst naar zijn oren, nvdr). Dus ik vind dat je als coach je woorden goed moet kiezen. Het moet wel effect hebben op de spelers.’

Een handelsmerk van Mazzu was dat hij de spelers op de matchdag een motivational speech gaf. Doe jij dat nu ook?

Geraerts: ‘Ja, dat vind ik heel belangrijk. Op dat vlak heb ik ook veel van Felice opgestoken. Zijn speeches konden alle kanten opgaan: van de wedstrijd tot een verhaal dat speelt in de samenleving.

‘Spelers kunnen raken is voor mij cruciaal. Je moet ze vooral meegeven – en dat is niet altijd simpel – dat ze elke match opnieuw vanaf nul moeten starten. In de eerste seizoenshelft hadden we vaak om de drie dagen wedstrijd en dan hoorde ik mezelf tot vervelens toe die boodschap overbrengen, vaak wel in een ander jasje. Als puntje bij paaltje komt, is dat wel de realiteit: de vorige wedstrijd vergeten. Je begint nooit met een 1-0-voorsprong aan een match omdat je de vorige gewonnen hebt.’

De ploeg van Union is een hecht blok. Dat was vorig seizoen zo en dat is nu zo. Hoe heb jij daaraan bijgedragen, eerst als T2 en nu als T1?

Geraerts: ‘Je mag dat zelfs een beetje ruimer bekijken: de voetbalclub Union is een hecht blok. De lijnen naar de voorzitter, de technisch directeur en de algemeen directeur zijn heel kort.

‘Vanaf dag 1 heb ik samen met Chris O’Loughlin en uiteraard nog andere mensen een bepaalde cultuur proberen te installeren binnen de club. Daarvoor was er een beetje chaos, deed iedereen wat hij wou. We zijn echt van scratch begonnen om die voetbalcultuur te integreren in de club, stap voor stap. Soms kregen we weerstand, maar we hebben doorgezet en de juiste weg gevonden. Die cultuur moeten we nu nog verstevigen.’

Van wie kwam die weerstand?

Geraerts: ‘Als je mensen vraagt om uit hun comfortzone te komen, om anders te gaan werken, om méér te werken, zijn er altijd die dat niet graag doen. Als je bijvoorbeeld gewend bent om maar vijf minuutjes op te warmen en in één keer moet dat een kwartier zijn, dan is dat niet leuk. Maar dat was de enige juiste weg om stabiel te worden en op het veld te kunnen concurreren met de grote clubs in België.’

Moment 2: Club Brugge-Union (1-0, 11 mei)

Voor iemand die het haat om te verliezen moet die wedstrijd extra pijnlijk geweest zijn.

Geraerts: ‘Ja, voor iedereen binnen Union was die match enorm zwaar. Ook omdat we drie dagen daarvoor thuis tegen Club Brugge iets unieks hebben laten liggen (0-2-verlies, nvdr). Met die gemiste strafschop (van Dante Vanzeir, nvdr), iedereen weet dat nog wel. Op Club wordt de gelijkmaker dan afgekeurd – achteraf bekeken een correcte beslissing. Al bij al hebben we zo geen enkele keer van Club Brugge kunnen winnen. In die onderlingen wedstrijden hebben we, denk ik, de titel laten liggen. Want dat is ook een kwaliteit: toch minstens één of twee van die vier matchen naar je toe trekken.’

Waren jullie met Simon Mignolet in doel kampioen geworden?

Geraerts: ‘Ik denk dat iedere club met Simon Mignolet in doel x aantal punten meer gehad zou hebben. Die keepte vorig seizoen op een uitzonderlijk hoog niveau en heeft de lijn gewoon doorgetrokken. Waren we kampioen geweest met hem? Ik zou het niet weten. Maar als Club Brugge geen Mignolet had gehad, hadden wij sowieso meer punten gehad.

‘Dat gezegd zijnde zou ik geen andere keeper willen dan Anthony Moris. Die speelt een cruciale rol bij Union op het veld én in de kleedkamer. Ik zou hem met niemand willen wisselen, ook niet met Mignolet.’

Je hebt zelf een heel rijke spelerscarrière gehad. Van welke coach heb je het meest geleerd?

Geraerts: ‘Van Ronny Van Geneugden bij Oud-Heverlee Leuven. Zijn visie op voetbal was verrijkend. Ook van Adrie Koster bij Club Brugge. Hoe hij zijn filosofie overzette op de spelersgroep… Hij kwam over van Ajax, van voetbal met heel veel beweging. Door de manier van trainen zag je gewoon dat onze ploeg beter en beter begon te voetballen. Ook al leek het alsof we niks speciaals deden. Maar als je er achteraf over begint na te denken, dan stel je vast: oké, dat waren heel veel trainingen mét bal en met veel passing. Op een gegeven moment zie je dat ook in het spel.’

Wel frappant dat je die twee noemt, want je hebt ook gewerkt met Trond Sollied, Michel Preud’homme, Jacky Mathijssen, Dick Advocaat…

Geraerts: ‘…Felice Mazzu. Ja, uiteraard heb ik van iedere trainer zaken opgestoken, maar als ik er nu twee moet uitpikken, dan toch die twee.’

Je hebt zelf bij Club Brugge gespeeld. Je bent zelfs al op je zestiende naar Brugge vertrokken. Was dat achteraf bekeken te vroeg?

Geraerts: ‘Nee. Ik kon toen naar veel ploegen gaan, maar dat Eric Gerets toen de hoofdcoach van Club Brugge was, gaf de doorslag. Zijn zoon Johan was op dat moment een van mijn beste vrienden en zij waren mijn gastgezin in Brugge. Dus dat leek mij geweldig.’

Maar het kan toch niet eenvoudig zijn om als zestienjarige aan de andere kant van het land te gaan zitten?

Geraerts: ‘Nee, ik heb mijn familie en mijn andere vrienden in Maasmechelen moeten achterlaten. Er zijn moeilijke momenten geweest. Zeker de eerste weken wist ik niet waar ik was. Ik verstond niks van het West-Vlaams op school. Ik miste mijn thuis, mijn ouders, mijn broers, mijn vrienden… Maar langzamerhand heb ik nieuwe mensen leren kennen en heb ik mij zo ontwikkeld.’

Heeft de stad Brugge intussen een speciale betekenis voor jou?

Geraerts: ‘Ja, ik woon nog altijd in Brugge. Al mijn kinderen zijn er geboren en gaan er naar school. Dus ik ben al meer dan de helft van mijn leven Bruggeling.’

En je kinderen zijn supporters van…?

Geraerts: ‘Oei, nu moet ik opletten wat ik zeg. Ze zijn in de eerste plaats fans van Union; ze komen wanneer mogelijk mee supporteren met mijn vrouw, zowel uit als thuis. Voor de rest zijn ze ook wel voor Club Brugge, eentje is voor Cercle Brugge.’

Je krijgt thuis dan weleens de vraag wanneer je trainer van Club Brugge wordt?

Geraerts: ‘Ze hebben er in hun kinderlijke onschuld weleens uit geflapt: papa, misschien ga je ooit naar Club Brugge.’

Speelt dat in jouw hoofd?

Geraerts: ‘Eerlijk gezegd: dat ik dit jaar hoofdcoach ben geworden van Union, was helemaal niet ingepland. Niemand had ook kunnen voorspellen dat Felice in één keer zou vertrekken.

‘Voor de rest is het gewoon heel simpel: als er iets op mijn bord komt, dan zal ik ernaar kijken. Voor de rest kan je daar dagen over schrijven of praten, maar daar ga ik mijn energie niet aan verspillen.’

© belga
Moment 3: Felice Mazzu wordt de nieuwe coach van Anderlecht (31 mei)

Wanneer wist je dat het vertrek van Felice er zat aan te komen?

Geraerts: ‘Kijk, ik had een heel correcte band met Felice de voorbije twee jaar. Dus zonder dat hij er in detail over hoefde te treden, wist ik het wel. Dat er interesse was, is heel logisch als je kampioen speelt in 1B en als je het jaar erop in 1A bevestigt.

‘Op een gegeven moment kreeg ik telefoon van hem: ‘Anderlecht wil mij heel graag hebben. Wil je met mij meegaan?’ Ik zei: ‘Felice, ik ben altijd uw rechterhand geweest en ik heb u altijd gesteund, dus ik wil zeker luisteren naar Anderlecht.’ Want tegen een grote club als Anderlecht zeg je niet direct ‘nee’. Ze hebben mij dan het hele project uitgelegd, hoe ze het zagen voor de komende jaren.

‘Eén of twee dagen later is die interesse van Anderlecht voor Felice bij Union op tafel gekomen. En dan is alles in een stroomversnelling geraakt. Toen heb ik aan Union gezegd: uiteraard ben ik gecharmeerd door het feit dat Felice mij wil meepakken, maar hoe zien jullie mijn rol bij Union in de toekomst? Twee uur later kreeg ik een telefoontje van het bestuur, dus van Philippe Bormans, Chris O’Loughlin en Alex Muzio. Hun boodschap was: ‘Als Felice naar Anderlecht vertrekt, dan willen wij unaniem dat jij hoofdcoach van Union wordt. Zie jij dat zitten?’ Ik heb dan twee seconden nagedacht en gezegd: ‘Uiteraard zie ik dat zitten.’ Ik heb daar mijn buikgevoel laten spreken. Maar natuurlijk had ik daar de dagen ervoor al met mijn vrouw en mijn makelaar Evert Maeschalck gesprekken over gehad. Dus toen die vraag gesteld werd, was ik klaar.’

Moment 4: Karel Geraerts volgt Mazzu op als T1 van Union (9 juni)

Op de persconferentie tijdens je voorstelling viel het op hoe zelfverzekerd jij daar zat. Je pareerde vlot alle vragen in het Frans en het Nederlands. Nochtans was het geen cadeau om na zo’n seizoen hoofdcoach van Union te worden…

Geraerts: ‘Eigenlijk had ik op dat moment mijn huiswerk al gemaakt. Ik wist waar ik aan begon, maar tegelijkertijd ook niet. Want alles was anders als T1. Toch was ik overtuigd van mijn voetbalkennis, van het soort voetbal dat ik wilde spelen en hoe ik die boodschap aan mijn spelers wilde overbrengen. Ik ben er gewoon aan begonnen met heel veel positieve energie, hoewel ik wist dat de technische staf opnieuw samengesteld moest worden en dat er nieuwe spelers gingen komen.’

Had je altijd al de ambitie om hoofdcoach te worden?

Geraerts: ‘Goed dat je dat vraagt. Die ambitie had ik zeker, maar ik stond niet te springen achter Felice. Op geen enkel moment heb ik die promotie geforceerd. Op geen enkel moment.’

Je vader Luc zei ooit over jou dat je een doorzetter en een doener bent, maar dat je ook de stilste van zijn drie zonen was. Had hij gelijk?

Geraerts: ‘Soms kan ik inderdaad de stilste zijn. Als ik in een gezelschap zit, luister ik heel graag en kan ik van de interactie genieten. In een kamer met José Mourinho en andere grote coaches, zal ik de stille Karel zijn. Van die mannen kan ik immers nog zoveel leren. In zo’n geval respecteer ik de hiërarchie. Dat vind ik heel belangrijk. Als ik aan de familietafel zit en de opa of de oma is aan het woord, dan voel ik niet de behoefte om tussen te komen.

‘Maar als het aan mij is en ik moet de boel leiden, ga ik niet zwijgen. Als hoofdcoach vind ik communicatie cruciaal. Je moet een heel goede communicatie hebben met de club, met de supporters, met je staf, maar vooral met je spelers. En dan heb ik het niet over 11 spelers, maar over 25. ’

Volgens Marc Degryse ben je geboren voor het trainersvak en Kris Van Der Haegen, de directeur van de trainersopleiding, zegt dat jou een mooie toekomst wacht. Streelt dat je ego?

Geraerts: ‘Luister, ik moet dat ook regelmatig van mijn vrouw horen. Zij zegt ook: Karel, dit is uw ding, ge zijt ervoor gemaakt. Dan wandel ik bijvoorbeeld op straat en vraagt een wildvreemde supporter aan mij wat ik vind van de match. Dan weet mijn vrouw dat ze me kwijt is voor een halfuur.

‘Ik hou van voetbal, van het spelletje, van alles. Mensen zeggen weleens dat het een vuile en moeilijke omgeving is en ik heb als speler veel meegemaakt, ook minder goede zaken. Maar net zoals je in de samenleving fraaie en minder fraaie kanten hebt, heb je dat in het voetbal ook. Het is maar gewoon hoe je daar zelf in staat, hoe je het zelf benadert. Je moet ervoor zorgen dat je in de spiegel kan kijken. En dan kan ik zeggen dat ik van voetbal hou, ja.’

Veel voetballers en trainers nemen hun werk niet mee naar huis, maar jij hebt thuis wel een partner met wie je over voetbal kan praten, toch?

Geraerts: ‘Ja, mijn vrouw is oprecht geïnteresseerd in voetbal.’

Geeft ze je soms advies waar je iets mee kan doen?

Geraerts: ‘Niet rechtstreeks, maar soms kan het geen kwaad om af en toe een stap terug te zetten. Als je ergens dag in dag uit mee bezig bent, zit je in een bepaalde bubbel. De mening van iemand die niet in die bubbel zit, kan dan soms echt je ogen openen.’

Zijn er nog andere mensen wiens mening je belangrijk vindt?

Geraerts: ‘Da’s misschien raar om te zeggen, maar als ik twijfel, luister ik gewoon naar mijn gevoel.

‘Ik gebruik mijn verstand en ik luister naar de meningen van mensen rondom mij, maar als ik echt keihard twijfel, ga ik terug naar de basis. Dan vraag ik aan mezelf: wat zegt je gevoel, Karel? En dan zal dat gevoel bepalend zijn voor de eindbeslissing.’

En je gevoel heeft je nog nooit bedrogen?

Geraerts: ‘Zelden of nooit. Soms kan het resultaat negatief zijn, maar kan je gevoel toch juist geweest zijn. Het belangrijkste is dat je voordien alle opties hebt afgewogen. En als die jou geen uitsluitsel geven, ga je voor je gevoel.’

Maar als je aan een speler moet uitleggen dat je je beslissing hebt genomen op basis van je gevoel, pakt dat dan?

Geraerts: ‘Als je eerlijk bent met spelers, heb je zelden of nooit problemen. Natuurlijk heb je ook heel regelmatig gesprekken die niet leuk zijn. ‘Je speelt niet omdat je dit of dat niet goed doet.’ Dat is hard.

‘Maar ik heb zelf ook lang in een kleedkamer gezeten. Ik weet hoe het eraan toegaat: spelers spreken met elkaar over de coach. Daarom vind ik het belangrijk dat je als trainer open en eerlijk bent. Dat je je niet in bochten gaat wringen en verhaaltjes gaat verzinnen, want die keren toch als een boemerang terug in je gezicht.’

Moment 5: Union-Rangers (2-0, 2 augustus)

Jullie winnen overtuigend tegen een ploeg die drie maanden daarvoor nog in de finale van de Europa League stond. Na de match zei je dat dat voor jou geen verrassing was. Meende je dat?

Geraerts: ‘Ja, ik meende dat echt. We hadden de Rangers natuurlijk uitvoerig gescout. Dat was een ploeg die probeerde te voetballen, en dat hebben wij graag. De spelers keken ook heel erg uit naar die match.’

De week erna verliezen jullie met 3-0 op Ibrox. Wat is daar misgelopen?

Geraerts: ‘Simpel: we waren mentaal niet klaar om het matchverloop juist aan te pakken. In de organisatie stonden we nochtans heel goed, alleen vergaten we te voetballen als we de bal hadden. Dat was nochtans het wedstrijdplan, alleen is dat er door de omstandigheden totaal niet uitgekomen. Dat was voor mij als coach een enorm leermoment, want ik ben er toen niet in geslaagd om mijn spelers te laten voetballen. Ik heb daar lessen uit getrokken.’

Ibrox is qua sfeer wel een van de meest indrukwekkende stadions in Europa…

Geraerts: ‘Misschien heb ik vooraf ook te veel gefocust op die omstandigheden. Maar belangrijk: ook de spelers hebben daar lessen uit getrokken. Op Union Berlin hebben we vervolgens getoond hoe het wél moet. Om het cru te zeggen: hadden wij zó gespeeld tegen de Rangers, dan zouden we met de vingers in de neus naar de volgende ronde gegaan zijn.’

Was jij vroeger als speler altijd mentaal klaar voor een wedstrijd? Of moest dat ook door de coach gestimuleerd worden?

Geraerts: ‘Ik probeerde mezelf klaar te stomen. Want het voetbal van tien à vijftien jaar geleden was helemaal anders. Je was meer op jezelf aangewezen.’

Als je nu als coach rondkijkt in de kleedkamer van Union, denk je dan soms niet: gasten, waar zijn jullie eigenlijk mee bezig?

Geraerts: ‘Nee, ik juich dat juist toe. Iedereen staat met zijn eigen identiteit in het leven, iedereen heeft zijn eigen achtergrond, zijn eigen karakter. Je kan geen 25 Karel Geraertsen in je kleedkamer hebben.

‘Ik heb aan mijn jongens in het begin van het seizoen wel verteld dat ik één woord heel belangrijk vind: respect. Als je respect hebt voor je medemens, dan ga je met mij geen problemen hebben. Dus van mij mogen de spelers zichzelf zijn, zo gaan ze ook het best presteren.’

Moment 6: Union Berlin-Union 0-1 (8 september)

In jullie eerste wedstrijd in de poulefase van de Europa League gaan jullie op bezoek bij Union Berlin, op dat moment leider in de Bundesliga. Hoe heb je je spelers overtuigd dat jullie daar konden winnen?

Geraerts: ‘Ik ben vooraf eerlijk geweest tegen de jongens. Ik heb gezegd: ‘Wij hebben Union Berlin gescout en ik ben van mijn stoel geblazen. Alles zit in die ploeg: diepgang, fysiek, techniek…’ Op die manier heb ik geprobeerd om een soort schokeffect te creëren. Iedereen was meteen bij de zaak. Daarna heb ik gezegd: ‘Maar wij komen hier niet om te figureren, wél om te winnen.’ Dan hebben we ons wedstrijdplan uit de doeken gedaan. En dat is heel goed uitgedraaid.’

In de media werd nochtans vooraf geschreven dat Union in Europa niet goed zou zijn voor de Belgische coëfficiënt. Haal je soms ook inspiratie uit artikels voor je speech?

Geraerts: ‘Negatieve zaken die over ons gezegd worden gebruik ik zelden of nooit. Zoals ook voor de wedstrijd tegen Anderlecht dit seizoen. Mensen vroegen mij of ik quotes van Felice had gebruikt om mijn spelers te motiveren. Totaal niet. Ik ga altijd uit van onze eigen sterkte en spreek daarover met mijn spelers.’

Bij je presentatie zei je ook dat je je eigen accenten zou leggen. Welke zijn dat?

Geraerts: ‘Ik wil modern voetbal brengen. Uiteraard moeten mijn spelers daarvoor fysiek in orde zijn: ze moeten niet alleen veel kunnen lopen, maar ook snel. Het accent dat ik vooral leg, is dat ik wil dat we voetballen.’

Leg je dat méér dan Mazzu?

Geraerts: ‘Hij benadrukte dat ook, maar ik wil nog meer voetballen van achteruit. De basis die Felice gelegd had, heb ik natuurlijk niet weggegooid. Dat zou stom zijn. Maar stap voor stap, bijna geruisloos, zijn wij onze ploeg nog beter aan het laten voetballen. We hebben ook meer variatie nu: we kunnen verschillende manieren van voetballen aan. Dat is een extra wapen.’

Vaak wordt gezegd dat het seizoen van de bevestiging het moeilijkste is, maar jullie staan er gewoon weer.

Geraerts: ‘Ja, en we moeten niet blind zijn: daar kruipt heel veel werk en energie in. Van iedereen binnen de club. Om dat telkens opnieuw te kunnen brengen.

‘Neem nu Club Brugge: daar heerst een cultuur om iedere wedstrijd te moeten winnen. Niet alleen bij de spelers, ook bij de trainersstaf, het bestuur, de supporters. Dat is daar de cultuur. Bij ons is dat nieuw. En daar moet ik toch constant energie in steken.’

Moment 7: Union – KRC Genk (1-2, 11 september)

KRC Genk en Union zijn nu nummer 1 en 2 in de Jupiler Pro League en ze worden allebei getraind door een Limburger. Leeft dat Limburggevoel bij jou?

Geraerts: ‘Niet speciaal, maar ik ben wel fier dat ik Limburger ben. Ik ben trots op mijn roots. Soms worden er moppen gemaakt over Limburgers. Zelfs mijn eigen kinderen doen dat op school. Dan moet ik hen er wel op wijzen dat zij Limburgs bloed hebben.’

Je groeide op in Opgrimbie, een dorpje van een paar duizend inwoners.

Geraerts: ‘Ja, je moet weten: Opgrimbie is heel multicultureel. Daar lopen alle nationaliteiten door elkaar. Dus op dat vlak heb ik een heel rijke opvoeding gehad. Dat ik al op jonge leeftijd met verschillende culturen in contact kwam, vind ik een meerwaarde.’

Dus thuis stond de deur open voor iedereen?

Geraerts: ‘Ja, ook al waren mijn ouders harde werkers. Ze hadden een pluimveebedrijf. Die werkten zeven dagen op zeven. Wij moesten dus soms ook meehelpen. Wij hadden 25.000 kippen en op zondagochtend, van 8 tot 12 uur, moesten wij de eitjes die van de band kwamen in dozen steken. Daarna mochten we naar de krantenwinkel en kregen we elk twee of drie pakjes Paninistickers. Doodgelukkig waren we dan.

‘Als je dat vergelijkt met nu… Dan staan we in de Delhaize, hangen daar van die Paninistickers en vraagt mijn zoontje: papa, mag ik van die pakjes? En dan geef je er bij wijze van spreken vijf. Dat is nu normaal geworden. Vroeger was het: je hebt ervoor gewerkt, dus je wordt ervoor beloond.’

Pamperen we onze kinderen te veel?

Geraerts: ‘Ik heb soms het gevoel dat we onze kinderen te veel willen beschermen. Soms maak ik me daar wel zorgen over. Dat we onze kinderen niet op de juiste manier opvoeden, dat we hen niet voorbereiden om op hun eigen benen te staan.’

Worden voetballers ook te veel gepamperd?

Geraerts: ‘Soms wel. Nu, pamperen is niet altijd verkeerd. Sommige spelers mogen ook gepamperd worden omdat ze bepaalde kwaliteiten hebben die anderen niet hebben. Maar je moet daar dan wel open in zijn en hen duidelijk maken: kijk, we zijn je aan het pamperen, maar je verdient dat ook omdat je daar iets voor teruggeeft. Daar is niks mis mee.’

Moment 8: Standard-Anderlecht wordt stilgelegd na supportersgeweld (23 oktober)

De macht van de supporters die een wedstrijd stilleggen hebben we de afgelopen maanden een paar keer meegemaakt. Hoe ga je als coach en als team om met de dreiging dat dat kan gebeuren?

Geraerts: ‘Dat is heel moeilijk. Voor mij kan het niet dat supporters een wedstrijd bepalen. We hebben het zelf ook meegemaakt met Union-Beerschot vorig seizoen (stilgelegd door wangedrag van Beerschotsupporters, nvdr). Het was 1-1 op dat moment, het was de laatste match van de reguliere competitie. Achteraf hebben we daar de drie punten cadeau gekregen (forfaitwinst 5-0, nvdr). Ik kan me inbeelden dat ze daar bij Club Brugge helemaal niet tevreden mee waren.

‘Het baart me zorgen dat supporters die macht hebben. Ze mogen wat mij betreft gerust hun stem laten horen en inspraak krijgen in bepaalde zaken: sfeervakken, sfeermomenten… Maar het gaat een brug te ver als ze kunnen beslissen over winst of verlies.’

Heb je er een verklaring voor dat dat supportersgeweld nu plots weer opduikt?

Geraerts: ‘Het is een lopend vuurtje, hé. Het wordt wel bestraft, maar misschien niet zwaar genoeg. De CEO van de Pro League (Lorin Parys, nvdr) wil er iets aan doen, maar dat zal niet simpel zijn. Daarvoor heb je de medewerking nodig van de clubs en van de supportersfederaties. Je moet ook in gesprek gaan met de supporters. Hen overtuigen van waar je naartoe wil. Natuurlijk ga je de diehards niet kunnen overtuigen, maar daar heb je dan andere instanties voor – de politie – om tegen hen op te treden. Maar de fans die van hun club en van voetbal houden, zal je echt wel kunnen overtuigen. En diegenen die dat niet willen, die moeten hard aangepakt worden.’

Moment 9: Spanje-Duitsland (1-1, 27 november)

Spanje-Duitsland was mogelijk een van de mooiste wedstrijden van het WK: de snelheid van uitvoering, het tempo, de intensiteit… Zit jij dan ook kwijlend voor je tv?

Geraerts: ‘Ja, absoluut. Ik vond eerlijk gezegd Duitsland een van de best voetballende landen. Hun eerste helft tegen Japan heb ik op mijn smartphone zitten bekijken, dat was écht voetbal. En dan die match tegen Spanje… Ongelooflijk hoe die Spanjaarden kwaliteit koppelen aan techniek, fysiek, intelligentie, balbehandeling, juiste keuzes maken en goede loopacties. De Duitsers, die toch ook allemaal week na week wedstrijden op hoog niveau spelen, hadden het in de eerste helft gewoon moeilijk. Maar ze slagen er wel in om de match te doen kantelen – die kwaliteit hebben ze dan wel.’

Je hebt het voetbal sinds jouw spelerstijd enorm zien evolueren. Wat zijn de grootste veranderingen?

Geraerts: ‘Het is vooral veel completer en intenser geworden. Vroeger kon je in de laatste tien minuten een wedstrijd beslissen omdat je wist dat je fysiek sterker was. Tegenwoordig kan elke ploeg bij wijze van spreken negentig minuten lang volle gas geven.

‘Nu kan ook iedereen voetballen. In mijn tijd had je soms spelers die met een bepaalde job op het veld stonden: de bal afpakken of gewoon veel lopen, en klaar. Nu kunnen bijna alle elf spelers op het veld een pass geven, de bal controleren, wegdraaien van de tegenstander… De basis van het voetbal beheerst tegenwoordig iedereen op een hoog niveau.’

Zijn er bondscoaches of trainers in het buitenland naar wie je opkijkt? Of die je als voorbeeld neemt?

Geraerts: ‘Nee, niet echt. Ik volg wel het parcours van Sérgio Conceição. Bij Standard heb ik nog met hem gevoetbald. We hebben regelmatig contact. Wat hij doet, is heel goed. Bij FC Porto ben ik nog langs geweest voor een interview met hem in opdracht van Eleven. Hij heeft me daar zo’n beetje alles laten zien toen.’

Zou je zelf ooit in het buitenland aan de slag gaan?

Geraerts: ‘Daar sta ik niet weigerachtig tegenover.’

Moment 10: België-Kroatië (0-0, 1 december)

Kan jij nog naar een match van de Rode Duivels kijken als supporter?

Geraerts: (zucht) ‘Tegen Kroatië heb ik beide gedaan. Ik wou die wedstrijd zien als fiere Belg, als supporter voor de Rode Duivels. Dus ja, ik heb gevloekt dat die bal maar niet binnen ging, zoals iedereen heeft gevloekt. Maar ik heb tegelijkertijd ook op een andere manier naar de match gekeken.’

En wat heb je gezien?

Geraerts: ‘Pfff, achteraf kritiek geven is altijd gemakkelijk. Ik ken het huis niet en ik ken Roberto Martínez niet. Ik weet ook niet hoe hij alles beleefd heeft vanop de eerste rij. Maar door wat ik van buitenaf gezien heb, zou ik het misschien anders gedaan hebben. Bijvoorbeeld: het probleem van de spitsen. Het leek me al maanden duidelijk dat Romelu Lukaku een probleem zou worden. Dat was een blessure die maar bleef aanslepen. Uiteraard hoop je als bondscoach dan wel dat hij fit geraakt, maar dan zou ik in de weken of maanden voordien toch een paar andere spitsen uitgeprobeerd hebben. Van Michy Batshuayi weten we wat hij kan. Maar wat kunnen de andere spitsen?’

Aan wie denk je dan?

Geraerts: ‘Ik volg het Belgisch voetbal niet zo intens als Martínez, maar Dante Vanzeir is goed. Die was ook in vorm op dat moment. Loïs Openda, die het goed doet in Frankrijk, heeft nog geen negentig minuten gespeeld bij de Rode Duivels, denk ik (Openda heeft alles bij elkaar 109 minuten voor België gespeeld, nvdr). Dus je weet ook niet wat hij kan en wat hij niet kan. Waarom heb je dat niet vooraf uitgeprobeerd? Want als Lukaku niet fit is en Batshuayi niet voldoet, heb je iemand anders nodig.

‘Tegen Kroatië hadden we een voorhoede die nooit heeft samen gespeeld. Experimenteren is dat niet echt, want Dries Mertens en Leandro Trossard hebben bij hun clubs ook al wel op die positie gestaan, maar het is altijd goed als je op voorhand eens gezien hebt wat dat geeft.

‘Hetzelfde met Eden Hazard. Die haalt al heel lang zijn beste niveau niet bij Real Madrid. Ik vond het lovenswaardig dat hij krediet bleef krijgen van Martínez, dat juich ik alleen maar toe. Maar op een gegeven moment moet je ook een plan B en een plan C hebben.’

Als Rode Duivel heb je zelf nog het begin van de gouden generatie meegemaakt…

Geraerts: ‘Ja, Jan Vertonghen, Thomas Vermaelen, Toby Alderweireld, Eden Hazard… die kwamen toen allemaal piepen. Eigenlijk is het geweldig wat die mannen gedaan hebben. Natuurlijk hebben ze geen goed toernooi gespeeld, dat weten zij zelf ook. Het kon veel beter, maar zij hebben België wel op de wereldkaart gezet. Dat heeft niemand hen voorgedaan. In 1986 hadden we een goeie lichting, maar deze generatie heeft ervoor gezorgd dat het normaal is geworden dat we ons plaatsen voor een EK en een WK. De kwalificatiewedstrijden waren een formaliteit geworden. Geloof me: voor heel veel landen is dat hard knokken. Op dat gebied zijn wij verwend geweest door die spelers die we nu allemaal te hard hebben aangepakt.

‘Als het niet goed is, mag dat natuurlijk gezegd worden, maar we hadden misschien allemaal wat meer steun moeten uitspreken. Want zij hadden ons nu zo hard nodig. Dat duwtje in de rug had die groep echt wel verdiend. Waarom? Omdat we tien jaar lang zoveel plezier van hen hebben gehad.’

Wat dacht je toen je Eden Hazard de eerste keer zag bij de nationale ploeg?

Geraerts: ‘Die eerste wedstrijd met hem zal ik nooit vergeten. De match begon om 20 uur en om 19 uur kwamen ze binnen met een paar nieuwe schoenen voor hem. Hij deed die meteen aan en ging opwarmen. Elke andere speler zou toch een keer inlopen met die schoenen, even voelen of ze wel goed zitten.

‘Zo was Eden en zo is hij nog altijd. Hij is niet veranderd en daarom heeft hij zo’n grote carrière gemaakt.’

Vind je niet dat hij meer uit zijn talent had kunnen of moeten halen?

Geraerts: ‘Geen flauw idee. Als hij wat serieuzer geweest zou zijn, zou hij misschien minder plezier gehad hebben en zouden zijn prestaties ook minder geweest zijn. Zijn sterkte was net zijn nonchalance. Daardoor voelde hij weinig druk en kon hij zo presteren. Ik denk dat iedereen in deze kamer zou tekenen voor een carrière als die van Eden. En het is nog niet gedaan hé. ’

Hij mag naar Union komen in de wintermercato?

Geraerts: (grijnst) ‘Hij is altijd welkom.

Bekijk hieronder de reportage die Eleven maakte van het interview.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content