Maarten Vandevoordt: ‘Ik ben graag wat anders dan anderen’

© INGE KINNET
Mayke Wijnen Medewerker van Sport/Voetbalmagazine.

Keepers zijn buitenbeentjes, wordt vaak gezegd. Die uitspraak is zeker van toepassing op Maarten Vandevoordt. Op het veld een ijskonijn en ernaast op zoek naar zijn eigen stijl. ‘Ik geniet van de druk om er helemaal alleen voor te staan.’

In de loungeclub van KRC Genk stroopt Maarten Vandevoordt zijn rechtermouw op. ‘Beat yesterday, do the same tomorrow’, verschijnt er op de bovenkant van zijn pols. Daarna volgt zijn linker. ‘I exist as I am and that’s enough. ’ Vrij vertaald: ik ben wie ik ben. ‘Ik vind dat iedereen lekker zichzelf mag zijn’, zegt hij. ‘Je moet nooit veranderen voor anderen.’

Het is niet zo dat hij dat al meemaakte, vertelt hij; dat hij zich aanpaste. Vandevoordt weet niet anders dan dat hij zichzelf is. En juist daarom sprak hem deze oneliner zo aan, die ineens in hem opkwam. De afbeelding erboven van Nefertiti, een Egyptische koningin, liet hij dan weer tekenen vanwege de achterliggende betekenis. ‘Ik vond het mooi om een gezicht te zetten en wilde niet zomaar iets kiezen. Het moest wel een betekenis hebben. Deze godin staat voor kracht en schoonheid, vooral innerlijk. Dat trok me erg aan, maar ik ben verder niet bezig met Egyptische verhalen of zo…’

Vandevoordt laat zich bij het zetten van tatoeages leiden door zijn intuïtie; hij denkt er verder niet te veel over na. ‘Ik haal de inspiratie uit mezelf. Ik kijk ook wel naar anderen, maar zal niets nadoen. Ik maak mijn eigen verzameling die bij mij past. Er zullen er nog wel wat bijkomen’, zegt hij met een lach. Zijn ouders keken er eerst wat bedenkelijk bij. ‘De eerste heeft altijd de meeste impact wanneer je die op je lichaam laat zetten, maar nu zijn ze het wel gewend. Papa plaagt me er wel mee; of het er nog afgaat, vraagt hij dan. Ze vinden het inmiddels ook wel mooi. Ook omdat de tattoos een diepere betekenis hebben.’

De band met opa Wilfried

Zoals de vogel op zijn onderarm en het kruisje aan de binnenkant van zijn linkerpols. Hij zette ze beide voor zijn grootvaders, die nog niet zolang geleden overleden. De papa van zijn mama overleed door corona, zijn andere opa stierf een plotselinge dood. Zijn overlijden had een diepe impact op Vandevoordt. Hij was de man die hem uit school ophaalde, met wie hij at en vele uren doorbracht. De vogel op zijn arm herinnert hem aan de manier waarop zijn opa vanuit zijn living naar buiten keek, naar de vogels die aan de bollen knabbelden die hij voor het raam had opgehangen of hun intrek namen in de vogelhuisjes. ‘Ik weet niet waar dat vandaan kwam, maar hij hield zich daar heel graag mee bezig. Aan het raam stond het vol met van alles en nog wat zodat hij er naar kon kijken.’ Veel vertelde hij daar niet over. ‘We zagen hem gewoon kijken en genieten. Hij werd gelukkig van die vogels voor zijn raam te zien.’

Maarten Vandevoordt: ‘Ik deed het vroeger ook goed als voetballer en kon lange tijd niet kiezen tussen veldspeler en doelman zijn, maar uiteindelijk trok die goal me toch het meeste aan.’
Maarten Vandevoordt: ‘Ik deed het vroeger ook goed als voetballer en kon lange tijd niet kiezen tussen veldspeler en doelman zijn, maar uiteindelijk trok die goal me toch het meeste aan.’

Hij stierf uit het niets. ‘Dat was heel heftig. We kregen telefoon dat hij in het ziekenhuis was opgenomen, er was iets met een bloedklonter of een slagader. Niet veel later overleed hij. Ik heb geen afscheid van hem kunnen nemen.’ Bij de vraag hoe dat voor hem was, is Vandevoordt even stil. ‘Heel erg natuurlijk. Het zat ‘m in de kleine dingen die ik met hem deelde. Dat hij er gewoon voor me was… Dat was genoeg…’

Net als zijn vader en hijzelf was zijn opa een zwijgzame man. Veel praatten ze niet, maar dat hij trots was op zijn kleinzoon, dat is zeker. Zodoende zette Vandevoordt zijn rugnummer, dat ook de dag is waarop hij jarig is, boven de afbeelding van de vogel ter ere aan zijn grootvader. ‘Ik voelde al heel snel dat het verdriet veranderde in een kracht. Ik kreeg zin om dingen voor hem te bereiken, om hem trots te maken. Zijn verlies gaf me daardoor ook weer een boost. Hij is ook nog wel ergens. Dat voel ik.’

Gelovig

Vandevoordt gelooft dat er meer is tussen hemel en aarde. De afbeelding van de hand op zijn schouder die naar boven wijst, is een andere expressie met een betekenis. ‘Ik ben gelovig, maar op mijn manier. Ik ga niet naar de kerk en kreeg het ook niet van thuis mee, het is iets dat ik in mezelf vond. Ik deel dat eigenlijk met niemand, omdat het iets van mij is.’ Het is een beleving, zegt hij. Het ervaren van iets allesomvattends. ‘Wat dat exact is… Dat weet ik niet. Maar het helpt mij om te weten dát het er is. Dat ik daarop kan terugvallen. ’s Ochtends in de auto op weg naar de club doe ik een klein gebedje: of alles goed mag gaan met mijn vrienden en familie en met mij.’

De laatste tattoo in de rij, althans voorlopig, staat op de achterkant van zijn bovenarm. Hij liet er het woordje impossible zetten, waarvan im is doorgestreept. Niets is onmogelijk. ‘Ik denk dat je alles kunt bereiken wat je wilt.’

Op 17-jarige leeftijd de jongste doelman ooit zijn in de Champions League, bijvoorbeeld. Of de wedstrijd nog ijskoud verderzetten nadat je al na twee minuten in de fout gaat. Bijna drie jaar na die match tegen Napoli is Vandevoordt nog altijd maar twintig, maar niemand kijkt nog op van zijn aanwezigheid in het doel van KRC Genk. Hij haalt er zelf zijn schouders over op, koel als hij ook buiten de lijnen is. ‘Ik ben heel nuchter. Ook toen ik bij het eerste van Genk kwam, was dat zo. Natuurlijk stond ik naast een oudere doelman (Danny Vukovic, nvdr) met veel ervaring, maar ik was nooit bezig met leeftijd. Voor mij is dat niet van belang. In het leven niet, maar ook niet in het voetbal. Ik rolde er ook in, het ging haast vanzelf. Ik voelde dat ik beter werd omdat ik met de grote jongens meedraaide en ineens stond ik daar voor het duel met Napoli.’

IJskonijn

Zenuwen? Nee, die kende hij niet. Zelfs geen spanning. ‘Ik leefde er als een normale wedstrijd naartoe. Ik bereidde me hetzelfde voor, dat verschilde niet van mijn matchen in de jeugd. Je gaat ernaartoe en je doet je ding.’ Of het nu Champions League is, of niet. Of je nu 17 bent, of 30. En of je de jongste keeper ooit bent of degene met de meeste duels… Niets lijkt aan het gemoed van Vandevoordt te kunnen prutsen. Hij wordt niet voor niets het ‘ijskonijn’ genoemd. De doelman lacht. Het is een naam die hij al vaak voorbij hoorde komen. Hij geeft toe: ‘Het past ook wel bij me.’

Want knikkende knieën? Hij schudt zijn hoofd. ‘Nee, die ken ik niet. Nooit gehad ook… Zelfs niet na een fout. Ik wilde dat op dat moment zo snel mogelijk vergeten… Allez, vergeten… Zoiets kun je niet vergeten, maar je kunt het wel van je afzetten. Ik ga ook nooit het veld op met het idee zo weinig mogelijk fouten te maken; ik denk alleen maar dat ik zoveel mogelijk ballen ga pakken. Na zo’n fout is het even balen, maar daarna pak ik die mindset terug op. Angstgedachten heb ik gewoon niet. Nooit…’

Waar hij dat van heeft? ‘Geen idee. Van mezelf, denk ik. Ik denk dat het mijn karakter is om overal zo rustig bij te blijven’. Hij ziet het niet bij zijn papa of mama terug. ‘Al zijn zij wel ook heel nuchtere mensen.’ Hij ziet vooral veel gelijkenissen met zijn broer Jens. ‘Hij is vijf jaar ouder en hij was een grote broer voor mij, maar ook mijn beste vriend. Nu nog. Die band is heel sterk; we zien elkaar elke dag. Hij laat ook alles op zich afkomen, precies zoals ik. Ik loop niet op zaken vooruit en blijf altijd met beide voeten op de grond.’

Het kwam goed van pas toen hij opgehemeld werd in die eerste periode; als jong ventje maakte hij niet alleen indruk met zijn katachtige reflexen en meevoetballende kwaliteiten, maar vooral ook door die rustige mentaliteit, die hij nodig had toen de kritiek toenam. ‘In het begin is alles leuk, je wordt hoog gezet, iedereen schrijft positief over jou. Je zit dan ook in die flow om te blijven presteren. Maar wanneer het wat minder gaat, komt het als een boemerang op je af. De media, sociale media…’ De vlucht van de euforie kent doorgaans een harde landing, zo ook voor Vandevoordt. Hij haalt vorig seizoen aan. ‘Het ging minder goed met Genk en met mij, maar ik kreeg het idee dat er bij een tegengoal door de buitenwacht al snel naar mij gewezen werd. Dat geeft een klotegevoel. Ook al ga ik daar rustig mee om en kan ik het van me afzetten. Ik spendeer geen tijd aan negatieve dingen. Dat had ik altijd al; dat dingen mij nooit lang bijblijven.’

Maarten Vandevoordt: ‘Nooit ga ik het veld op met het idee zo weinig mogelijk fouten te maken; ik denk alleen maar dat ik zoveel mogelijk ballen ga pakken.’
Maarten Vandevoordt: ‘Nooit ga ik het veld op met het idee zo weinig mogelijk fouten te maken; ik denk alleen maar dat ik zoveel mogelijk ballen ga pakken.’

Voor zijn moeder is dat anders. ‘Papa volgt zijn hele leven al voetbal. We hadden een grote tuin en hij speelde met mij en mijn broer; hij maakte dat hele verhaal van dichtbij mee en weet hoe het eraan toegaat als het wat minder gaat. Maar mama… dat is een vrouw, hè. (grijns) Die zijn toch wat emotioneler. Zij wil al weleens zeggen: ‘Allez, waarom schrijven die dat nu?’ Haar raakt dat, als ze zoiets over haar zoon zeggen.’

Te grote trui

Het leven van de familie Vandevoordt speelde zich af in Brustem, vlak bij Sint-Truiden. In een klein dorpje groeide de doelman op met zijn familie dichtbij; verder dan een kwartiertje woonden zijn grootouders en ooms en tantes niet. Zijn papa werkt als gevangeniscipier, zijn mama heeft een job bij de gemeente in Sint-Truiden. ‘Vroeger had ik daar in gedachten wel grote verhalen bij; ik vond het toen spannend omdat je als kleine jongen in films van alles ziet. Mijn vader kwam ook wel eens thuis met verhalen over vechtpartijen, maar in realiteit is het allemaal niet zo spannend. Het gaat er allemaal veel rustiger aan toe dan we op tv te zien krijgen.’

Inmiddels woont Vandevoordt in Sint-Truiden met zijn vriendin Yasmine en hun twee honden Boef en Norman, een Pomsky en een Pomeriaan. ‘Boef had ik al, ik hield altijd al van honden, en Norman hebben we een jaar geleden samen gekocht. Zij zijn echt onderdeel van het gezin.’ De twee leerden elkaar twee jaar geleden kennen op Instagram, waar Vandevoordt Yasmine al een tijdje volgde. ‘Ze deed wat modellenwerk en was een beetje bekend, waarop ik contact heb gelegd.’ Ze past goed bij hem omdat ook zij een rustig persoon is, zegt hij. ‘Ze blijft net als ik met beide voetjes op de grond en steunt mij in alles. Ze is met haar 27 jaar ook al wat ouder. Ik vind het fijn om met een vrouw te zijn die wat verder is. Met haar heb ik geen problemen over kleine dingen.’

Op zijn eigen account is te zien dat Vandevoordt zich graag anders dan anderen kleedt, zoals hij ook deze middag een oversized outfit draagt. ‘Ik ben geïnteresseerd in kleding en lifestyle en volg op sociale media een pagina met basketballers die foto’s tonen van hun leefstijl. Maar ook hoe Loris Karius zich kleedt, vind ik interessant. Zo zoek ik dan graag naar mijn eigen stijl, zoals met de tattoos.’

Er worden weleens grapjes over gemaakt door zijn ploeggenoten. ‘Dat mijn trui te groot is bijvoorbeeld’, zegt hij lachend. Eerlijk is eerlijk: daar doet hij het ook een beetje voor. ‘Ik ben graag wat anders dan anderen.’ Hij heeft er dan ook geen problemen mee dat hij als voetballer in the picture staat. Sterker nog: Vandevoordt vindt dat best wel leuk. ‘Ik denk dat iedereen het leuk vindt om aandacht te krijgen. Ik probeer daar ook heel normaal mee om te gaan en naar iedereen die me aanspreekt vriendelijk te zijn. Ik wil laten zien dat ik ook gewoon een mens ben, ook al sta ik als voetballer in de aandacht. Dat vind ik belangrijk.’ Het zat ook in zijn opvoeding, zegt hij, waar diezelfde nuchtere blik aanwezig was als die hem zo typeert. ‘Goed je best doen op school, manieren hebben, vriendelijk zijn tegen anderen, jezelf blijven en niet gaan zweven.’

Gescout door Genk als voetballer

Het anders dan anderen willen zijn, dreef hem ook de goal in. Al kwam Vandevoordt bij Genk binnen als, geloof het of niet, voetballer. Hij had er al een paar testen opzitten toen jeugdtrainer Koen Witters bij hem kwam: ‘Ik hoorde dat jij ook weleens keept.’ Of hij eens wilde meedoen met een paar trainingen. ‘In de jeugd wisselde iedereen van positie; je was om de zoveel tijd keeper. Ik vond dat leuk, maar ik voetbalde ook heel graag.’

Hij speelde op het middenveld en deed dat zo verdienstelijk dat Genk hem uitnodigde voor een test. ‘Dat was wel spannend, van Brustem in de jeugd naar hier… Dan is alles mooi en groot en verzorgd. Maar zenuwachtig… Nee, ook toen niet.’

Vandevoordt liep daar op de eerste dag zijn vriend voor het leven tegen het lijf: Jay-Dee Geusens, die sinds vorig seizoen deel uitmaakt van de A-kern van KRC Genk. ‘Ik weet nog precies hoe we elkaar ontmoetten. Ik speelde met Brustem tegen een oude ploeg van hem; hij zat toen al bij Genk en kwam naar zijn voormalige teamgenoten kijken. Na de wedstrijd speelden we met nog een paar jongens tegen elkaar en hij stond bij de andere ploeg. De dag erna zaten we naast elkaar in de kleedkamer voor mijn testtraining bij Genk. Ik sprak hem aan en sindsdien zijn we elkaars beste vrienden.’

Na een paar trainingen bij Genk, als speler én als doelman, mocht hij kiezen wat zijn voorkeur had. Vandevoordt koos voor een middenweg: hij wilde als doelman de jeugdopleiding ingaan, maar ook nog regelmatig meetrainen met het veldspel. ‘Papa zei altijd: ‘Zou je niet blijven voetballen?’ Hij zag er kennelijk wel wat in. Ik deed het ook goed als voetballer en kon lange tijd niet kiezen tussen veldspeler en doelman zijn, maar uiteindelijk trok die goal me toch het meeste aan.’

Het ligt in het verlengde met wat hij eerder vertelde: het anders zijn dan anderen intrigeerde hem ook bij deze keuze. ‘Het is specialer en apart om in de goal te staan omdat je losstaat van de rest. Als ik een fout maak, is het al gauw een goal. Ik geniet daarvan, van die druk, die spanning om er helemaal alleen voor te staan in die verantwoordelijkheid.’ Die druk kan sommige doelmannen belasten, zo niet Vandevoordt, die daar alleen maar van geniet. ‘Ik heb een doel samen met de groep maar toch heb ik mijn eigen opdracht. Ik sta helemaal alleen ten opzichte van mijn teamgenoten. Het is een vak apart. Ik hou daar heel erg van.’

‘Ik wil minuten maken en dat traject biedt Leipzig mij’

Maarten Vandevoordt heeft zijn toekomst verbonden aan RB Leipzig, dat een bijzonder traject met hem uitstippelde: pas over twee jaar stapt de doelman van KRC Genk over naar de Duitse topclub. ‘Naar de mensen met wie ik samenwerk, ben ik altijd heel duidelijk geweest: ik wil spelen’, aldus de Truienaar. ‘Wanneer je te vroeg naar een grote ploeg gaat, is de kans groot dat je nog niet in het elftal staat. Ik wil minuten maken en dat traject is precies wat Leipzig me biedt. Ik wilde een stap maken naar een grotere ploeg maar als doelman wel ervaring opbouwen. Dat kan ik in de tussentijd doen bij Genk.’

Twee jaar is echter nog een lange tijd. Vandevoordt is niet bang in die periode een grotere club mis te lopen. ‘De interesse van die grote ploegen was er nu ook, maar het parcours bij Leipzig past het beste bij mij en wat ik voor ogen heb voor mijn carrière.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content