KBVB-jeugdcoördinator Bob Browaeys: ‘Topsport betekent plezier halen uit beter worden’

© GETTY - BELGAIMAGE
Matthias Stockmans
Matthias Stockmans Redacteur van Sport/Voetbalmagazine en Knack Focus.

Al ruim twintig jaar is Bob Browaeys als jeugdcoördinator actief bij de KBVB. Eden Hazard en Romelu Lukaku, of de nieuwe lichting met Jérémy Doku en Wout Faes, ze passeerden allemaal door zijn handen. Daarnaast is hij als technisch directeur van Voetbal Vlaanderen ook al meer dan tien jaar bezig met het amateurgedeelte van ons voetbalbestel. De geknipte man dus om de staat van de Belgische jeugdopleiding te evalueren.

In 1999 ging Bob Browaeys (53) in dienst bij de Belgische voetbalbond, amper een jaar later stond hij samen met zijn collega’s Michel Sablon en Marc Van Geersom aan de wieg van een nieuw opleidingsmodel in België. ‘Gefocust op creatieve voetballers, één-tegen-éénvoetbal en kleine ruimtes. Terwijl België op dat ogenblik vooral bekendstond om werkkracht en fysieke paraatheid. Spelers als Marc Degryse en Luc Nilis waren creatieve uitschieters’, spoelt de ex-doelman van SV Waregem op onze vraag even enkele decennia terug. ‘Sinds 2002 spelen de jongsten vijf-tegen-vijf en acht-tegen-acht, dat was een van onze eerste wijzigingen. De opleiding van onze trainers is ook veranderd. Nu zie je toch dat onze nationale teams meer van die creatieve profielen tellen. Al zal de factor geluk altijd een rol spelen en zijn er heel veel elementen die bepalen of een talent ontbolstert.’

Het zijn trouwens niet enkel de profvoetballers van morgen waar Browaeys, naast bondscoach van de Belgische U16 en U17 ook nog FIFA-instructeur, zich om bekommert. Als technisch directeur van Voetbal Vlaanderen staat hij sinds 2009 mee aan de tekentafel van ons amateurvoetbal. En hoe daar met jeugd wordt omgegaan.

Maar later meer daarover. Eerst willen we hem een van de voornaamste conclusies uit onze enquête voorleggen.

Volgens onze cijfers wordt er door onze Belgische profclubs meer dan ooit geïnvesteerd in jeugdopleiding. Valt daar bij de nationale jeugdselecties iets van te merken?

Bob Browaeys: ‘Er is zeker een positieve trend. Maar je moet een onderscheid maken tussen jeugdopleiding en de doorstroming naar de A-ploeg. Dat zijn nog te vaak twee eilanden binnen de werking van een club. Bovendien stel ik vast dat onze competitie toch nog stevig bevolkt blijft door buitenlanders.’

Ook steeds vaker in de bestuurskamers. Heeft dat een kwalijk effect?

Browaeys: ‘Niet noodzakelijk. Er zijn voorbeelden van clubs waar een buitenlandse eigenaar oog heeft voor jeugdopleiding, zoals bij OH Leuven. Maar dat buitenlandse eigenaars minder begaan zijn met de toekomst van het Belgisch voetbal en eerder oog hebben voor het economische model, lijkt me evident. Het gebeurt hier nog te vaak dat spelers kansen krijgen door omstandigheden: omdat een hoofdtrainer in hen gelooft of omdat een club door een financieel moeilijke periode gaat. Dat is dus niet structureel. Een hoofdcoach zal ook niet snel geneigd zijn om het risico te nemen veel jeugd op te stellen, want als hij vier keer verliest, ligt hij buiten.

Elke jonge voetballer, ongeacht het niveau, heeft het recht op een gekwalificeerde trainer.’

Bob Browaeys

‘Vaak hoor je dan de opmerking: we willen wel met Belgische jeugd spelen, maar er is niet genoeg talent klaar of ze zijn te duur. Dat vind ik niet correct. De goede resultaten van de U23-ploegen in de Challenger Pro League bewijzen dat er talent is én dat ze klaar zijn voor volwassenenvoetbal. Ze doen het zelfs beter dan ik verwacht had. Belgische talenten zijn bovendien gegeerd op de internationale markt, dat kan dus evenzeer een economisch model zijn: een club die rijk is aan talent, is financieel rijk.’

Die introductie van U23-ploegen in onze tweede klasse is dus een prima zaak?

Browaeys: ‘Een fantastische zaak! Die U23-ploegen spelen met veel meer Belgen en clubs kunnen gemakkelijker inschatten of een talent klaar is voor de stap naar de A-ploeg. Terwijl clubs uit 1B vroeger toch eerder geneigd waren om buitenlanders te halen.’

We hebben de indruk dat er in onze eerste klasse de voorbije jaren sneller kansen worden gegeven aan de jeugd. Klopt die indruk?

Browaeys: ‘Ja, met die nuance dat het niet volstaat om jeugdspelers op het wedstrijdblad te zetten, ze hebben nood aan speelgelegenheid om zich te ontwikkelen. Dat vraagt soms geduld, want je moet hun de kans geven om fouten te maken. Daarom mijn verzoek aan de clubs: kijk eerst naar wat je in eigen rangen hebt voor je de transfermarkt opgaat. Ik heb het gevoel dat de jeugdopleiding in België goed zit, Europese top zelfs, maar dat er in de postformatie nog verbetering mogelijk is. We moeten daarin streven naar een synergie tussen clubs en federatie, waarin we elkaar inspireren en ondersteunen.’

Dat gebeurt nu nog onvoldoende?

Browaeys: ‘Het lukt, maar het is niet altijd eenvoudig. Vaak is het een kwestie van tijd. We proberen daarom gezamenlijke projecten op te zetten, zoals de Futures (een traject voor laatrijpe spelers zoals Yari Verschaeren, Charles De Ketelaere en Zeno Debast, die op jonge leeftijd nog te frêle waren, nvdr). Of we nodigen clubtrainers uit om mee op stage te gaan met de nationale selecties. En dan mag je de trainers op de topsportscholen niet vergeten. Wij moeten er met die drie partijen voor zorgen dat de speler niet als speelbal gebruikt wordt of keuzes moet maken.’

'De goede resultaten van de U23-ploegen in de Challenger Pro League (op de foto Deniz Arabaci (links) van Jong Genk in duel met Sem Audoor van Club NXT) bewijzen dat er talent is.'
‘De goede resultaten van de U23-ploegen in de Challenger Pro League (op de foto Deniz Arabaci (links) van Jong Genk in duel met Sem Audoor van Club NXT) bewijzen dat er talent is.’ © belga

Moeten jonge talenten zo snel mogelijk bij de volwassenen spelen om zich te ontwikkelen?

Browaeys: ‘Dat hangt af van de maturiteit en de fysieke ontwikkeling. Tot en met achttien jaar zijn de jeugdcategorieën een goede omgeving.’

Is er een probleem als een speler op zijn 22e nog bij de beloften speelt?

Browaeys: ‘Neen, zolang hij maar speelt, week na week. Een meevoetballende keeper bijvoorbeeld: zoiets moet je in wedstrijdomstandigheden kunnen leren, maar dat kan punten kosten. Daarom is die tussenfase zo belangrijk, met name die U23 in de Challenger Pro League. Ze kunnen er zich ontwikkelen in een vertrouwde omgeving — niet zoals in Engeland waar je om de haverklap uitgeleend wordt, dat werkt niet. Daarnaast is individuele begeleiding belangrijk.’

Niet toevallig staan de landen waar U23-ploegen van topclubs meedraaien in de lagere klassen, al langer te boek als echte opleidingslanden: Nederland en Spanje.

Browaeys: ‘Inderdaad. Wij pleiten daar vanuit de KBVB ook al heel lang voor, maar het stuitte hier lang op verzet van de clubs, ook vanuit de amateurreeksen. Gelukkig zijn we daar nu door. Voor mij mag het veel verder gaan: dat er een verplichting komt voor alle Pro Leagueteams om een U23-ploeg te hebben die bij de volwassenen uitkomt, zij het in 1B, in eerste, tweede of derde amateurklasse.’

Individu versus team

Je spreekt over het toenemende belang van individuele begeleiding, maar is dat niet wat vreemd in een teamsport?

Browaeys: ‘Het is wel de toekomst. Bij de KBVB hebben we sinds vorig seizoen bij de U16 en U17 een individual player development coach aan de technische staf toegevoegd. Ook onze clubs zouden in de postformatiefase met zulke coaches kunnen werken. Elke coach begeleidt dan bijvoorbeeld een viertal spelers, hij werkt naast de teamcoach, die eerder belast is met resultaten halen. Die development coaches gaan specifiek op zoek naar de noden en werkpunten van een speler. Dat kan fysiek, mentaal, tactisch of technisch zijn. De tijd dat we over voetbal praten als enkel een teamgebeuren is voorbij. Net zoals de jeugdcoach die enkel spreekt over de titels die hij heeft gewonnen. Een goede jeugdtrainer is iemand die al zijn spelers beter gemaakt heeft aan het einde van het seizoen.’

Opleiden is visionair zijn: bij de U16 en U17 leiden wij nu talenten op die in 2030 top moeten zijn, dus moeten wij nadenken wat dan de vereisten van het topvoetbal zullen zijn.’

Bob browaeys

En hoe doe je dat?

Browaeys: ‘Door ze het moeilijkste soort voetbal op te leggen: opbouw van achteren uit, hoog druk zetten, veel infiltraties. Dat is het meest ontwikkelingsgericht. Je moet als jeugdcoach dingen vragen die ze eigenlijk niet kunnen. Binnen een veilige omgeving en met oog voor hun kwaliteiten, natuurlijk. Er zijn nog te veel jeugdspelers die schrik hebben om fouten te maken.’

Dat jonge voetballers plezier beleven aan hun sport is al even cruciaal. Het is iets wat jij als technisch directeur van Voetbal Vlaanderen ook benadrukt. Hoe rijm je dat met een topsportcultuur?

Browaeys: ‘Bij de nationale U15, U16 en U17 focussen wij maximaal op individuele ontwikkeling. Iedereen krijgt evenveel speelgelegenheid, tenzij in belangrijke kwalificatietoernooien voor een EK of WK.’

Want je moet je wel kwalificeren voor grote toernooien, die heb je immers nodig om ervaring op te doen en te groeien.

Browaeys: ‘Klopt. Dat evenwicht moet je zoeken. We willen uiteraard dat onze spelers een winnaarsmentaliteit hebben, of beter gezegd een winning mindset. Dat is niet enkel gericht op resultaat, maar ook op beter worden. Zoals Vincent Kompany, een speler die er alles aan deed om altijd maar beter te worden. Je moet niet noodzakelijk teleurgesteld zijn na een nederlaag, want je kunt daarin ook veel vooruitgang geboekt hebben. Plezier halen uit een betere voetballer worden. De doelstelling is niet: ik wil de beste op het veld zijn vandaag, maar wel: ik wil na de wedstrijd beter geworden zijn. En dat kan enkel door veel te spelen, want op de bank leer je niets bij. Op eliteniveau zie ik helaas nog vaak spelertjes die in het weekend niet eens aan vijftig procent speelgelegenheid komen. Terwijl je niet kunt inschatten wie er op termijn het meeste progressie zal boeken — talent is eigenlijk zeer moeilijk meetbaar. Je bent als trainer verantwoor- delijk voor al je spelers in de kern.’

Werken onze clubs goed?

Browaeys: ‘Wij evalueren volgens de TOP-pijlers: Talent, Omkadering en Programma. We zien toch drie snelheden, wat niet zo onlogisch is. Anderlecht, bijvoorbeeld, zal altijd meer talent kunnen aantrekken dan pakweg STVV. En wat omkadering betreft denken we vooral aan infrastructuur, opleidingsgerichte coaching en videoanalyse. Dat laatste is heel belangrijk geworden om jongeren te helpen in hun leerproces: door visualisatie kun je hen veel concreter en efficiënter leren nadenken over de eigen prestaties.’

Wordt er door die toenemende aandacht voor video en beeld een ander soort voetballer opgeleid dan pakweg tien jaar geleden?

Browaeys: ‘Ze zijn wellicht tactisch rijper op jonge leeftijd. Maar om in het jeugdvoetbal over profielen te spreken vind ik lastig. Profielen worden maar belangrijk wanneer je elf-tegen-elf speelt. Bij de jeugd speel je eerst vijf-tegen-vijf, dan acht-tegen-acht, daar komt al wat meer tactiek bij kijken.

Cédric Nuozzi (links) en Rayane Bounida, spelers van de nationale U17. Bob Browaeys: ‘De jongens met een multiculturele achtergrond hebben voor meer durf in ons voetbal gezorgd.’
Cédric Nuozzi (links) en Rayane Bounida, spelers van de nationale U17. Bob Browaeys: ‘De jongens met een multiculturele achtergrond hebben voor meer durf in ons voetbal gezorgd.’

‘Opleiden is trachten visionair te zijn: bij de U16 en U17 leiden wij nu talenten op die in 2030 top moeten zijn, dus moeten wij nadenken wat dan de vereisten van het topvoetbal zullen zijn. Ik verwacht dat het verschil tussen de profielen voortdurend kleiner zal worden. Een aanvallende middenvelder is tegenwoordig ook een balafpakker. Een centrale verdediger moet ook tot op het middenveld kunnen infiltreren.’

De ‘Guardiolasering’ van het voetbal, waarbij spelers op elke positie uit de voeten moeten kunnen.

Browaeys: ‘Exact. We zien die evolutie ook bij onze Belgische jeugd. Anderzijds merken we dat bij onze Belgische jeugdteams nog te vaak gedacht wordt in functie van het resultaat. De beste speler zetten we op de 10 omdat hij daar het meest aan de bal komt. Terwijl er misschien op termijn een betere 2 of 5 in hem zit. Daardoor zien we bijvoorbeeld een tekort aan flankverdedigers in ons land. Dat blijft een lacune.’

De erfenis van de Gouden Generatie

Welke invloed hebben de kunstgrasvelden op de evolutie binnen de jeugdopleiding?

Browaeys: ‘De spelers zijn technischer nu. Maar dat ligt niet enkel aan de specifieke ondergrond, kunstgrasvelden zorgen er ook voor dat er meer getraind kan worden. Je kunt ze twaalf maanden op een jaar gebruiken en je kunt veel meer trainingsuren aanbieden. Ook bij slecht weer. In die zin pleit ik ervoor om van jeugdvoetbal een zomersport te maken. De dagen zijn dan langer, dus kun je ook langer trainen. Dat Portugal en Spanje uitstekende opleidingslanden zijn, is geen toeval: door het goede weer kunnen ze meer trainen én daarbovenop investeren ze enorm in indoorvoetbal. Door die diversiteit tussen kunstgras, echt gras en indoor creëren ze spelers met een groot aanpassingsvermogen.’

Jonge talenten worden nog sneller en meer dan ooit gehypet. Is dat nefast voor hun evolutie?

Browaeys: ‘Ik kijk daar toch met enige angst naar. Als je ziet hoeveel aandacht zo’n Rayane Bounida krijgt… (blaast) Maar in zijn geval kan ik niet zeggen dat het een negatieve impact op hem heeft. Veel hangt af van de omkadering. De jongens met een multiculturele achtergrond hebben wel voor meer durf in ons voetbal gezorgd. Vroeger had je het typische beeld van de wat timide Vlaming, dat is er toch stilaan uit.’

Ik pleit ervoor om van jeugdvoetbal een zomersport te maken.’

Bob Browaeys

Zie je nog de traditionele stempels van de clubcultuur? De Anderlechtjeugd die voor techniek staat, Club Brugge en Standard eerder voor fysiek, Genk vanuit het collectief…

Browaeys: ‘Dat is een beetje vervaagd, maar je ziet het nog altijd doorschemeren, ja. Een Genkspeler, meestal opgegroeid in Limburg, is anders dan een Anderlechtspeler, die het hardere Brusselse stadsleven gewend is.’

Hoe blij is de federatie met de heropleving van het Antwerpse voetbal?

Browaeys: ‘Zeer blij. Wij voelen dat meteen bij de nationale jeugdselecties: plots hebben we bij de U17 vijf spelers van Antwerp, dat heb ik nooit eerder meegemaakt. En ik voel dat daar een systematiek achter zit. Steven Smet, hun hoofd opleidingen, is een zeer beslagen man. Daardoor hebben wij nu een club extra om talent uit te kiezen.’

Kun je voorspellen wie het haalt en wie zeker niet?

Browaeys: ‘Neen. Blessures, foute keuzes, een trainer die niet in jou gelooft … er kan zoveel mislopen. En dan hangt het vaak af van hoe je daarmee omgaat. Iemand als Dante Vanzeir knokte terug na enkele zware blessures, maar ik heb genoeg toppers zien afhaken. Of ze gaan op een lager niveau spelen omdat ze daar goed verdienen in combinatie met een deeltijdse job.

‘Nog een factor die dikwijls onderschat wordt: wie zijn je voorgangers? Neem nu een Maarten Vandevoordt, die wat mij betreft als zestienjarige op het niveau van Thibaut Courtois stond en zich ook uitstekend ontwikkelde. Maar zolang Courtois er is, zal Vandevoordt op een kans moeten wachten. De Gouden Generatie kwam er op een moment dat het Belgisch voetbal in een dip zat. Die jongens hebben dus al op jonge leeftijd kunnen proeven van de Rode Duivels en daar de tijd gekregen om zich te ontwikkelen. Dat ligt voor de huidige generatie jonge Duivels helemaal anders, want de verwachtingen liggen nu hoger. Zij worden eigenlijk een beetje afgeremd in hun ontwikkeling. Iemand als Wout Faes heeft vier jaar bij de beloften moeten spelen, terwijl hij in mijn ogen dezelfde carrière als een Jan Vertonghen of Toby Alderweireld kan maken. Anderzijds bewezen Vertonghen en Alderweireld op het voorbije WK dat ze hun plek in de basis óók nog steeds waard waren.’

Een trainer is geen vrijwilliger

Wat zijn je voornaamste conclusies als je vergelijkt met de periode dat je bij de KBVB aan de slag ging, eind jaren 90?

Browaeys: ‘Ik had nooit verwacht dat onze herschrijving van de opleidingsvisie zoveel impact zou hebben. Wij wilden meer creatieve spelers vormen, maar we hadden eigenlijk niet stilgestaan bij de impact ervan op de nationale ploeg. Niet dat het één-op-één oorzaak en gevolg is, maar we zien toch een andere cultuur in ons jeugdvoetbal. Ook in ons amateurvoetbal. In 2014 hebben we in het amateurjeugdvoetbal een aantal zaken veranderd, er ligt meer nadruk op spelplezier en ieder kind evenveel speelgelegenheid geven.’

Hoe staat het met de kwaliteit en kwantiteit van onze jeugdcoaches? We horen steeds vaker verhalen van amateurclubs waar papa of mama training moet geven.

Browaeys: ‘Gediplomeerde trainers zijn de basis van ons opleidingsmodel. Elke jonge voetballer, ongeacht het niveau, heeft het recht op een gekwalificeerde trainer. Daarom investeren we daar fors in. We zitten bij Voetbal Vlaanderen met ongeveer 140 coach educators. Zij leiden de trainers op. Wij bieden zelfs opleidingen op de club aan en werken met een laag inschrijvingstarief. Inschrijvingen zijn er dan ook meer dan voldoende. Maar ook daar zijn we weer afhankelijk van de clubs: zij moeten die trainers valoriseren, zowel door hen te erkennen en te begeleiden, als door hen correct te vergoeden. Een gediplomeerde jeugdcoach hoort geen vrijwilliger te zijn.’

Maar amateurclubs klagen nu al over te weinig financiële middelen.

Browaeys: ‘Dat verhaal hoor ik al heel lang… (lachje) Een jeugdtrainer die drie keer per week op de club is, zou gewoon evenveel betaald moeten worden als een speler van de eerste ploeg. Daar zit soms een scheefgetrokken situatie. Dus zij die daarover klagen, moeten ook dat eerst durven aan te pakken. Het hart van een club is de jeugd, niet de eerste ploeg. Zo creëer je ook een community en toekomst. Ik zie nog te vaak clubvoorzitters die zo snel mogelijk naar een hogere afdeling willen met hun A-ploeg. Dat moet veranderen.’

Komt er ooit nog een nieuwe Gouden Generatie?

De Gouden Generatie loopt op haar laatste benen. Wat is de kans dat we zoiets nog eens meemaken? Of moeten we er ons bij neerleggen dat het een unieke samenloop van omstandigheden was? Bob Browaeys grijnst: ‘Die vraag krijgen we vaak. Je kunt zoiets niet voorspellen, noch bewijzen. Omdat er zoveel elementen meespelen in de carrière van een speler. Dat Eden Hazard het product is van een systematisch opleidingsklimaat in België zul je mij nooit horen zeggen. Die toppers hebben elk hun eigen weg gezocht. Het voordeel dat we nu hebben, is dat zij door hun status een voorbeeldfunctie vertolken. België heeft een bijkomende troef door zijn multiculturele steden en de nabijheid van alles. Daardoor hebben we zeer diverse types van spelers, iets wat je minder ziet in bijvoorbeeld Scandinavische en Oost-Europese landen. Dat we stappen vooruit hebben gezet, leid ik af uit het feit dat er vroeger nog een verschil was tussen onze jeugdploegen en de toplanden. Dat verschil is nu veel kleiner. In de breedte staan we veel sterker dan toen de Gouden Generatie zich ontplooide.’

Lees meer over:
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content