Samuel Gigot: ‘Mijn vader liet me boksen om steviger te worden’

© KOEN BAUTERS

In geen tijd ontpopte ‘superverdediger’ – dixit Hein Vanhaezebrouck – Samuel Gigot zich tot sterkhouder bij AA Gent. Kennismaking met de discrete kracht.

‘Sam is een stille gast’, krijgen we tweemaal als waarschuwing mee als we in het oefencomplex samen met de fotograaf de weg afleggen tussen de kantine en de fitnessruimte voor de spelers. Poseren in blote bast wil Samuel Gigot (23) liever niet. ‘Dat oogt te geforceerd. Sorry. Ik ben een voetballer, mijn voeten doen het werk.’

Zijn spierballen laten rollen voor de lens wil hij wél doen. Er verschijnt spontaan een glimlach bij de verschillende poses. Van zodra het bandopnemertje aangaat, waarschuwt hij. ‘Ik ben een discreet persoon. Verwacht van mij dan ook geen ronkende verklaringen, maar mijn levensverhaal wil ik je wel vertellen.’ Een monoloog volgt, over boksen, kattenkwaad, het kapsel van Ronaldo, de Franse negende klasse en een open wonde als debuterend prof.

PROOI

SAMUEL GIGOT: ‘Ik groeide op in het centrum van Avignon. Een toffe buurt. (toont een tattoo) LP7 is een verwijzing naar La Placette, onze woonwijk. Geen ‘warme’ plek. Met vier vrienden, als teken van verbondenheid, dragen we nu hetzelfde symbool mee op onze onderarm. Velen spelen rugby, op amateurniveau.

‘Mijn zus Erika is ondertussen 30, mijn broer Tony 26 jaar. Onze vader werkt als metser. Door zijn leeftijd doet hij het iets kalmer aan, want de bouw is een harde stiel. Mama zorgde vroeger voor ons, daarvoor werkte ze als verzorgster. Nadat de kinderen het huis uit gingen, keerde ze terug naar de sociale sector. Ze is veel met mensen bezig, ze heeft dat dagelijkse contact nodig.’

‘Ik sloot me al op mijn vijfde aan bij de amateurs van MJC, die vijf jaar later werden omgevormd tot Avignon Foot 84. Voor het amusement, onder copains. Het niveau voor een echt opleidingscentrum had ik niet. Ik was een middelmatige voetballer, een sobere verdediger. Tussen mijn twaalfde en veertiende twijfelde ik eventjes. Door mijn papa overwoog ik even over te schakelen op boksen. Hij vond dat ik me op een voetbalveld te veel liet doen. Korte tijd combineerde ik die twee sporten en kweekte zo wat meer spiermassa. In mijn jeugdjaren telde Avignon een aantal gevaarlijke wijken. Als je dan wat body hebt, ben je geen gemakkelijke prooi. (lacht) In het dagelijkse leven moet je je ook kunnen verdedigen. Het helpt als je je eigen kracht kent. En dat zeg ik oprecht, zonder slechte bedoelingen.’

‘Op een bepaald ogenblik overwoog ik de school volledig op te geven en over te stappen naar de bouw.’

‘Mijn broer Tony speelde rugby. Ook die sport boeide me. Je lichaam teisteren en tonen wie uiteindelijk de sterkste is. Mijn broer is mijn voorbeeld, de topsporter naar wie ik nog altijd opkijk. Veel talent, mentaal sterk. Jaloers was ik nooit, veeleer gelukkig met zijn parcours. Hoger dan hem geraak ik toch nooit. (grijnst) Hij vertrok al op zijn veertiende naar een speciale topsportschool in Chalon-sur-Saône, daarna zelfs naar Toulouse. Dat is hét nationale trainingscentrum, min of meer vergelijkbaar met Clairefontaine in het voetbal. En op zijn zeventiende vertoefde Tony al in Londen. Dat verdient alleen maar respect.’

‘Mijn moeder zal dit niet graag lezen, maar net als mijn broer stak ik in onze wijk veel kattenkwaad uit. In Avignon is het vaak bloedheet. Dan deden we vrij onschuldige zaken, zoals met water naar auto’s gooien. Of, als de mensen uitstapten, hen een goede douche geven. Dan waren hun kleren kletsnat en moesten wij ons supersnel uit de voeten maken voor de politie. Goed voor onze fysiek, hé, we beschikten ook over een kleine garage waar we konden schuilen en samenkwamen.’

‘Ik droomde tot mijn zeventiende van een kans ergens in een opleidingscentrum. Alleen was er één obstakel: ik voetbalde door het verdwijnen van Avignon Foot 84 bij de U19 van US Le Pontet. Een nietige amateurclub.’ (lacht)

Misschien had ik te lang onder de vleugels van mijn moeder gezeten, die me altijd wilde beschermen.

‘Misschien had ik te lang onder de vleugels van mijn moeder gezeten, die me altijd wilde beschermen. Ik was haar chouchou. Ik denk dat ik pas op mijn achttiende een eerste keer iets alcoholisch nuttigde. Ik ging nooit uit, omdat ik het zo goed stelde thuis waar ik me veilig voelde.’

‘Voetbal beheerste altijd mijn leven. Mijn profiel was lang dat van een centrale verdediger. In Avignon speelde ik constant centraal, nooit op rechts. In de jeugd was ik wat molliger, niet van de snelsten en nonchalant. Fabio Cannavaro en de Braziliaan Ronaldo waren mijn idolen. Die laatste adoreerde ik, ik ging zelfs naar de kapper voor zijn coupe. Je weet wel, alles geschoren, enkel wat haar vooraan. Ik hield van verdedigen, baas zijn over je rechtstreekse tegenstander. Bewondering had ik ook voor de sierlijke Vincent Kompany. Zijn foto van tijdens zijn eerste jaren bij Manchester City staat nog altijd op mijn iPad. Verdedigen werd door Cannavaro en Kompany een kunst: fysieke présence, persoonlijkheid tonen, iets uitstralen. Maar ik zie ook John Terry graag bezig. Een beest in de duels, altijd de sterkste willen zijn. Dat heeft ook wel iets.’

FOBIE

‘Ik was een slechte student, het interesseerde me totaal niet. Ik vond er mijn draai niet. Tussen mijn vijftiende en zestiende werd het bijzonder gecompliceerd. Ik wist echt niet wat ik wilde. Gelukkig was er mijn moeder die mijn gedachten wat probeerde te ordenen. Als je eens wat klappen krijgt, dan weet je goed waar je aan toe bent. Ik genoot een algemene opleiding met het oog op een commerciële functie in de toekomst. Dat zou me nooit liggen, wist ik. Ik deed stommiteiten. Zo was ik bereid om mijn jaar opnieuw te doen om in de klas te kunnen zitten met mijn beste vriend, die ook in ons gebouw woonde. Ik zocht in die periode vooral naar mezelf.’

‘Op een bepaald ogenblik overwoog ik de school volledig op te geven en over te stappen naar de bouw. Mijn ma schoot dat voorstel direct af. Zij wist heel goed hoe het lichaam van mijn vader aftakelde en dat hij vooral in de winter afgepeigerd thuiskwam. Dat wou ze me niet aandoen.’

In het begin was er wel een probleem: ik bleek te gespierd. In de buurt waar ik woonde, hielden ze nu eenmaal van de fitness.

‘Mijn grootste fobie beleefde ik in de zomer van 2011, toen ik door fusieclub Arles-Avignon werd opgemerkt tijdens een ontdekkingsdag. Ik kreeg een kans bij de U19, weliswaar op regioniveau, negende klasse. (schudt het hoofd) Echt de kelder. Dat stelde weinig voor, maar toch hield ik er slapeloze nachten aan over en had ik plots faalangst. Want ik ging wel voetballen voor dé vijand. Dat kreeg ik bijna niet over mijn hart, terwijl ik eigenlijk vereerd moest zijn. Ik werd er wel gelukkig, want ik kon er dagelijks trainen en kwam in een betere structuur terecht. Aan het profbestaan dacht ik toen nog helemaal niet. Ik wilde vooral profiteren van die unieke kans.’

‘De echte klik volgde in het seizoen 2012/13, toen ik voor het eerst bij de senioren werd uitgenodigd om me aan te sluiten bij de invallers van Arles-Avignon, dat in de Ligue 2 zat. We zaten in een speciale reeks, de Division d’Honneur Méditerranée. We moesten vaak naar Marseille. Dat was vergelijkbaar met de vijfde tot zesde klasse in Frankrijk. Ik verdiende zowat 500 euro per maand en woonde samen met een vriend op een appartement. De coach daar had veel vertrouwen in mij. We speelden zelfs kampioen. Voor mijn niet-aflatende inzet werd ik beloond met een minimumsalaris, een klein profcontract. Een vervulling van een kinderwens, een jongere van de stad bij de grootste voetbalclub van de streek.’

‘Het was de eerste keer dat de clubleiding die kaart trok. Alleen durfde ik het aan niemand van mijn familie te laten weten. Ze zouden me toch niet geloven, dacht ik. Ik hield het lang voor mezelf, tot het zover was om mijn handtekening te zetten. Het was een opportuniteit die ik moest grijpen, anders wachtte een toekomst in de bouw.’

‘De zomer dat ik prof werd, liet ik op vakantie een tatoeage zetten. Eén zin, een duidelijke boodschap: réussir n’est pas un objectif mais un devoir. Slagen is geen doel, maar een must. Voetbal is mijn leven. Zonder die sport weet ik niet waar ik nu zou uithangen. ‘

‘In het begin was er wel een probleem: ik bleek te gespierd. In de buurt waar ik woonde, hielden ze nu eenmaal van de fitness. En ik wilde me bewijzen. Dat is nergens goed voor. Daarna onderging ik een metamorfose. Op een jaar tijd ging ik van 88 naar 80 kilogram. Niet enkel spiermassa, ook vet.’

Mijn droombestemming blijft Engeland. Dat hoeft zelfs niet meteen de Premier League te zijn.

‘Toen ik in de voorbereiding toekwam, leek ik wel een Michelinmannetje. Ik geraakte niet vooruit, in de duels kwam ik overal een stapje te laat. In de profkern van Arles-Avignon zaten toen een paar gerenommeerde spelers, ik werd als jong broekventje gewogen en te licht bevonden. Verder dan negen duels geraakte ik niet dat eerste jaar. Ik bevond me meer bij de invallers dan dat ik in de wedstrijdselectie geraakte.’

‘Het tweede seizoen liep veel beter, met Ludovic Butelle in doel. Alleen pakte ik daar door impulsiviteit nog iets te veel kaarten. Door de degradatie vond ik het beter om andere oorden op te zoeken. Toen KV Kortrijk me in mei 2015 als transfervrije speler kwam halen, was dat een stap in het onbekende. De eerste maanden onder Johan Walem waren hard. Ik moest centraal in de verdediging opboksen tegen de meer ervaren Maxime Chanot en Benoît Poulain. Even depanneerde ik twee tot drie duels als rechtsachter, maar ik had het daar moeilijk mee. De snelheid van uitvoering lag hoger, de duels waren steviger en ik had moeite met mijn positiespel. Alleen in play-off 2 kwam ik wat meer aan de oppervlakte.’

EERSTESCHOOLDAGGEVOEL

‘Afgelopen zomer was er voor het eerst interesse van AA Gent. Maar Kortrijk vond het te laat om nog naar een alternatief te zoeken, nadat ze eerder Chanot, Adam Marusic en Zarko Tomasevic hadden verkocht. Daardoor lieten ze me in eerste instantie niet gaan. Een ferme opdoffer. Gelukkig bleef ik zen. Ik zag het eerder positief: enkele maanden later had ik de kans om me opnieuw in het uitstalraam te plaatsen. Karim Belhocine praatte ook veel op me in, bombardeerde me zelfs tot derde aanvoerder. Ik moest dus wel mijn verantwoordelijkheid opnemen.’

‘Op de eerste dag dat ik hier eind januari bij AA Gent op het oefencomplex kwam, had ik een vreemd gevoel in de buik, een beetje zoals op een eerste schooldag. Echt geweldig. Hier zijn alle factoren aanwezig om aan topsport te doen: fantastische oefenvelden, een mooie fitnessruimte – door de foto’s van het kampioenschap en de festiviteiten smaakt dat naar meer – een prachtig stadion, een kwalitatief veel sterkere spelerskern en een absolute klassetrainer. Een beetje een voetbalprofessor, want alles is altijd klaar en duidelijk. Minutieus voorbereid, geen detail ontsnapt hem. En ik krijg tegenwoordig zelfs Engelse lessen. Met andere woorden, aan alles wordt gedacht. Je hoeft je alleen maar te bekommeren om het voetbal en je job doen op het veld.’

‘De match tegen Tottenham op Wembley, dat was iets magisch. Een formidabel theater. Binnen drie jaar spreken de fans van AA Gent daar ongetwijfeld nog over. Een dergelijke atmosfeer, aan zo’n hoog tempo spelen, dat had ik nog nooit meegemaakt. Ik hield me goed staande, maar dat garandeert helemaal niks. Ondertussen maakte ik al zo veel mee dat het dom zou zijn om bepaalde uitspraken te doen. Echt veel aanpassingsproblemen kende ik hier niet. Ik voel me het meest op mijn gemak in een viermansverdediging, omdat ik zo werd opgeleid. Maar ook met drie man achterin lukt het allemaal goed momenteel. Het is vrij eenvoudig: wie speelt, is altijd gelukkig.’

‘Play-off 1 is een interessant strijdtoneel. Niet alleen voor mij persoonlijk, om te beoordelen of ik tien duels lang een constant niveau kan halen, ook voor ons team. Wij richten ons op de derde plaats, dat is en blijft ons hoofddoel. De ploeg die mentaal het sterkst is, wordt straks kampioen.’

‘Mijn droombestemming blijft Engeland. Dat hoeft zelfs niet meteen de Premier League te zijn. Alleen al die ambiance. In die competitie moet je robuust zijn. Victor Wanyama van Tottenham, dat leek wel een rund. (vol bewondering) Pfff. Echte topatleten. De zin om zoals zij te worden, nam alleen maar toe, maar er wacht me nog een lange weg.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content