Talentbegeleider Zeb Jacobs: ‘Alles begint vanuit een sterk individu’

Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Freelancejournalist

Omdat de Rode Duivels momenteel wereldtop zijn en we in tijden van succes de toekomst moeten voorbereiden, gaat Sport/Voetbalmagazine op zoek naar inspirerende opleidingsverhalen. Deze maand: de visie van de jonge talentbegeleider Zeb Jacobs, ex-jeugdinternational en nu talentcoördinator bij Antwerp FC.

Zeb Jacobs:

‘Als jeugdspeler was ik een nummer tien die in een vrije rol uitblonk aan de bal, maar die dat niet aan efficiëntie koppelde. Ik was ook laatrijp, vooral in het hoofd. Als kind werd ik vaak opgehemeld omdat ik zo goed kon voetballen en daardoor stond ik niet meer open voor feedback en aanpassing van mijn speelstijl. Mijn sterkte-zwakteanalyse bij de U21 was dezelfde als bij de U13. Ik was overtuigd: dit is wie ik ben en hoe ik het doe, dus moet je mij zo maar inpassen. Tegenwoordig heet dat een vaste mindset. Trainers zeiden mij: ‘Zeb, je moet meer diep lopen, meer de diepste man zoeken, meer op doel trappen en meer in de box komen.’ Maar ze slaagden er niet in om dat bij mij te laten doordringen. Zelf was ik daar ook niet toe in staat.’

Kinderen moeten in hun kracht gezet worden.

‘Mijn persoonlijkheid vertelt mij nu dat ik een dromer ben die graag inspirerend gecoacht wil worden. Ik geloofde echt dat ik Champions League ging spelen. Die dromen hadden coaches kunnen gebruiken om samen met mij te reflecteren over wie ik was, wie ik wou worden en wat ik daarvoor nodig had. Maar er werd mij net heel expliciet en analytisch gezegd wat ik wel en niet moest doen. Mochten mijn drijfveren getriggerd geweest zijn, dan zou het vanuit mezelf zijn gekomen: ‘Ik wil profvoetballer worden, dus zal ik mij bepaalde vaardigheden eigen moeten maken om die droom te kunnen realiseren.’ Nu begon ik pas in de eindfase van de opleiding te merken dat ik zaken miste die noodzakelijk waren om op dat niveau te kunnen spelen.’

‘Nadat ik van de beloften van KV Mechelen naar het eerste elftal van Hoogstraten was overgestapt, stelde zich hetzelfde probleem. Maar nog altijd maakte ik de switch niet. Ik dacht: die ploeg ligt mij niet. Pas toen ik naar Zwarte Leeuw ging en het ook daar niet lukte, besefte ik: het ligt niet aan mijn omgeving, maar aan mezelf. Dus al die tijd had ik niet het bewustzijn ontwikkeld om te beseffen dat ik moest veranderen in gedrag en in voetbaltaken om te kunnen passen in eender welke voetbalomgeving. Ik weet nog dat ik op een dag naar de training reed met tranen in de ogen en zei: ik stop ermee, ik kan en ik wil niet meer! Ik voelde: ik haal het niet, ik ben op, ik probeerde alles, maar het gaat niet. Nu noem ik dat een voetbalburn-out.’

‘Ik moet wel opmerken dat ik als tienjarige jongen ooit al eens gestopt was nadat er ouders van mijn ploeg met elkaar op de vuist waren gegaan. Dat bleek voor mij een traumatische gebeurtenis waarvoor we bij een psycholoog zijn geweest. De focus lag daar toen puur op presteren en als ouders begonnen te roepen, kwam ik in dat emotioneel trauma terecht en klapte ik dicht. Van zodra er druk was, daalde onbewust mijn niveau. Dat ik later in wedstrijden niet kon opbrengen wat ik op training wel kon, vindt wellicht daar zijn oorsprong.’

‘Nadat ik definitief gestopt was met voetballen, ben ik orthopedagogie gaan studeren, om de ontwikkeling van kinderen en jongeren te begrijpen, en ben ik zelf training beginnen geven. Toen is alles op zijn plaats gevallen. Ik ontdekte snel dat ik sterk was in de omgang met mensen. Voor de harde voetbalwereld was ik misschien te empathisch, maar voor de ontwikkeling van jonge individuen is dat net een heel grote kwaliteit.’

Voor de harde voetbalwereld was ik misschien te empathisch, maar voor de ontwikkeling van jonge individuen is dat net een heel grote kwaliteit.

‘Mijn sterkte en focus is nu de ontwikkeling van het individu. Daarin voorzie ik voor een talentbegeleider vijf rollen.’

1) de coach die met en over de speler en zijn gedrag reflecteert.

2) de trainer die voetbalvaardigheden aanleert.

3) de gids die de speler wegwijs maakt in topsport.

4) de inspirator die zich aansluit bij de drijfveren en ambities van de speler.

5) de mentor die met de speler op zoek gaat naar zijn rol in het team en naar zijn identiteit.

‘Door deze rollen op het juiste moment in te zetten, ontwikkel je zowel de speler als het kind.’

‘Voor de ontwikkeling van individuele vaardigheden, schreef ik een gedetailleerd trainings- en coachingmodel, omdat er nog te veel getraind wordt zonder richting en duidelijk leerdoel en er daardoor nog te veel jongens hun genetisch potentieel niet bereiken. Het is de verantwoordelijkheid van elke coach om onze hedendaagse trainingsprocessen in vraag te stellen en te blijven evalueren. Bij Antwerp ben ik daarvoor in de juiste omgeving terechtgekomen. Het is fantastisch om te kunnen groeien binnen het model van hoofd opleidingen Steven Smet. We creëerden er samen vanaf de U13 een ‘high potentials’-programma. Als talentcoördinator werk ik er met individuele talentbegeleiders die elk vanuit hun specialiteit de talentontwikkeling begeleiden en ondersteunen. Ons principe daarbij is: in groep als het kan, alleen als het moet.’

Er wordt nog te veel getraind zonder richting en duidelijk leerdoel en daardoor bereiken nog te veel jongens hun genetisch potentieel niet.

Groeimindset stimuleren

‘Het vertrekpunt is: wie is het kind achter de speler en wat zijn de drijfveren van het individu? Alles start vanuit een sterk individu, dus gaat het er in de eerste plaats om sterke individuen te vormen. Een sterke voetballer die als persoon niet sterk is, zal minder verantwoordelijkheden opnemen en sneller wijzen naar zijn omgeving. Terwijl een sterk individu sterk genoeg is om zelf verantwoordelijkheden op te nemen. Ik geloof heel hard in de quote: it’s easier to build strong children than to repair broken men. Dus is het beter daar van in het begin op in te zetten en onze coaches op te leiden om kinderen zichzelf te leren ontdekken, dan te rekenen op psychologische hulp wanneer er zich in de eindfase van de opleiding mentale problemen voordoen.’

‘We weten intussen dat het brein plastisch is en dus maakbaar. Dat is het principe van de groeimindset en dat is de basis van talentontwikkeling. Alles draait om leervermogen. Talent = aanleg x leervermogen.’

‘Leervermogen is de grootste indicator van talent, maar de moeilijkst meetbare. Eens we kinderen aan het ontwikkelen zijn, focussen we niet meer op aanleg maar op het leervermogen: hoe benaderen we het kind, welk klimaat creëren we ervoor en hoe spelen we in op de leerstijl? Cruciaal daarvoor is zorgen voor een veilige leeromgeving waar fouten gemaakt mogen worden.’

We weten intussen dat het brein plastisch is en dus maakbaar. Dat is het principe van de groeimindset en dat is de basis van talentontwikkeling.

‘Om een groeimindset te stimuleren, zet ik vijf principes in.’

‘Ten eerste moet je zorgen dat je als coach zelf in een groeimindset zit. Veel mensen praten erover, maar bezitten het zelf niet. Zonder groeimindset ga je meer aandacht geven aan jongens die op dat moment het best presteren. Helaas is dat nog het geval in veel academies. Vanuit een groeimindset is het uitgangspunt: iederéén ontwikkelen en pas dan selecteren.’

‘Ten tweede: installeer het gebruik van groeitaal in je opleidingscultuur, zoals het geven van complimenten die gericht zijn op het proces. Gebruik meer het woordje ‘worden’ dan ‘zijn’ en link dat aan hard werken. Gebruik ook het woordje ‘nog’. Zeg niet: ‘Ik kan iets niet.’ Maar wel: ‘Ik kan iets nog niet.’ Want de impact van woorden op het brein en het gedrag van kinderen is enorm.’

‘Ten derde: leg spelers uit hoe ontwikkeling werkt. Maak er hen van bewust dat leren niets anders is dan nieuwe hersenverbindingen maken en bestaande verbindingen versterken. Ga in dialoog met iemand die moeilijkheden ervaart en laat hem beseffen: ik ben sterker aan het worden, ik moet doorzetten.’

‘Ten vierde: maak progressie meetbaar. Niets is leuker dan jezelf beter te zien worden. Bij een jonglagetest hangen veel trainers de besten van boven. Wij hangen diegenen die de grootste progressie maakten bovenaan. Alles is bij ons gericht op progressie.’

‘Ten vijfde: stel doelen. Talentontwikkeling is een proces met een duidelijke richting en een duidelijk en meetbaar doel. Kies ontwikkelingsdoelen boven prestatiedoelen. Een ontwikkelingsdoel is bijvoorbeeld het verbeteren van een vaardigheid, en een prestatiedoel is bijvoorbeeld het geselecteerd worden voor de nationale ploeg. Op een ontwikkelingsdoel heb je impact, op een prestatiedoel zoals een nationale selectie niet. Want als er iemand anders beter speelt, zal hij en niet jij opgeroepen worden.’

‘De impact van deze vijf principes op leerhouding, overtuiging, resultaat en progressie is heel groot, merken we.’

Differentieel leren

‘De basis van jeugdopleiding is voor mij de individuele ontwikkeling en het actieplan dat erbij hoort. Individuele training is daarvan slechts een onderdeeltje. Bij mij gaat het vooral om het inzetten van extra trainers in een teamcontext, want een individu ontwikkelt zich in een omgeving en die is veel te belangrijk om weg te nemen.’

‘Wanneer ik train vanuit vaardigheden, van bijvoorbeeld de eerste aanname, neem ik er in de eerste fase wel eens iemand uit, om de speler die vaardigheid te leren ontdekken. Maar daarna moet hij die gaan toepassen in een omgeving met tegenstanders en dan coacht de individuele coach hem daar. Dat is veel krachtiger. Dus niet: ik ben techniektrainer en ik kom techniektraining geven. Wij pasten het trainen van vaardigheden structureel in in ons trainingsproces doorheen het seizoen. Zo is er ook overdracht van details en van oefenstof van de individuele coaches naar de teamcoaches. Deze holistische benadering zorgt voor meer leerrendement.’

‘Wij werken met acht vaardigheden die de basis van het voetbalvermogen vormen. Hoe sterker die fundering, hoe hoger je kan bouwen. Eén van de leerprincipes is: het proces van het aanleren van een vaardigheid is niet het proces van het herhalen van een oplossing, maar het proces van het zoeken naar een oplossing. Want je moet eerst iets zien en dan beslissen wat je gaat doen alvorens je iets doet. Maar het trainen van een vaardigheid gebeurt nog vaak andersom: je leert bijvoorbeeld een pass geven en verfijnen los van een voetbalsituatie. Bij ons begint het meestal met het zoeken van een oplossing, omdat een vaardigheid meer is dan die pass op zich. Het is leren kijken en beslissen om nadien uit te voeren.’

Het proces van het aanleren van een vaardigheid is niet het proces van het herhalen van een oplossing, maar het proces van het zoeken naar een oplossing.

‘Spelers leren bij ons ook eerst hun vaardigheid ontdekken. Ik bedoel: misschien geef ik die pass het liefst met de binnenkant en jij met de wreef. Daarna ga je met de omgeving, de ruimtelijke waarneming en de informatieverwerking erbij onderzoeken of je die pass nog altijd wel degelijk liever met de wreef trapt.’

‘Iedereen start vanuit zijn eigen anatomie. Iedereen beweegt anders. Hoe je een bal aanneemt, een schaar of een zidane doet, is voor iedereen anders. Er bestaat geen ideaal bewegingspatroon. Waarom draait Eden Hazard met de buitenkant weg? Omdat zijn anatomie hem vertelt dat het voor hem zo comfortabel is. Waarom speelde Björn Borg met een dubbelhandige backhand? Waarom trapt Ricardo Quaresma vaak met de buitenkant? Waarom stapt Lionel Messi altijd rechts uit en versnelt hij na zijn lichaamsbeweging links? Omdat ze ondervonden dat dat hun voorkeur en hun eigen bewegingspatroon is. Dat kun je creëren door differentieel te leren: je zorgt voor een omgeving die het brein uitdaagt om voor een speler het ideale bewegingspatroon te gaan onderzoeken. Het gebruik van verschillende soorten ballen en ondergronden is daarvoor de ideale methode.’

‘Ook in kijkgedrag heeft iedereen zijn voorkeur. Zoals de voorkeur over welke schouder je kijkt voor je de bal krijgt. Zo functioneert Arjen Robben veel beter op rechts omdat hij van daar met zijn dominante linkeroog veel meer informatie kan verwerken. Op links kijkt hij ermee buiten het veld.’

Iedereen start vanuit zijn eigen anatomie. Hoe je een bal aanneemt, een schaar of een zidane doet, is voor iedereen anders. Er bestaat geen ideaal bewegingspatroon.

‘Werkpuntentraining veranderden wij in specialisatietraining, omdat het niet op hun werkpunt maar met hun specialiteit is dat spelers het verschil maken en doorbreken. Kinderen moeten in hun kracht gezet worden. Tweebenigheid ontwikkelen wij bewust tot veertien jaar, omdat het belangrijk is voor de coördinatie. Daarna mogen ze kiezen welk been ze gebruiken. Want wat gebeurt er als je alle uren die je in het trainen van het linker- en het rechterbeen steekt in het trainen van één been? Zo krijg je een specialiteit.’

Leren winnen

‘Soms krijg ik de vraag: kiezen we bij de jeugd voor een ontwikkel- of een prestatieklimaat? Voor mij gaan die samen. Maar de basis is het pedagogisch klimaat: kinderen moeten zich goed voelen om te kunnen leren. Het proces start vanuit een relatie, van daaruit gaan we naar een ontwikkelklimaat en dan kom je automatisch ook in een prestatieklimaat. Want als je je ontwikkelt, ga je presteren. Ik geloof heel sterk in een holistisch model waarin alles samenkomt.’

‘Daarbij hoort ook leren winnen. Voetbal speel je om doelpunten te maken en om er geen tegen te krijgen. Dat zijn de twee hoofdprincipes. Ook in 5 tegen 5 zijn er twee leerdoelen: samen aanvallen en samen verdedigen. Hoe beter ik dat doe, hoe groter de kans dat ik win. Er is niks mis met ook in de lagere leeftijdscategorieën te proberen te winnen, maar de focus moet liggen op: hoe gaan we dat samen proberen te doen?’

Er is niks mis met ook in de lagere leeftijdscategorieën te proberen te winnen, maar de focus moet liggen op: hoe gaan we dat samen proberen te doen?

‘Leren winnen, is ook leren omgaan met druk en stress. Om een voorbeeld te geven: naar de titelwedstrijd van onze U14, onze U16 en onze U18 is er onder meer een videoteam mee geweest. Ook om te filmen in de kleedkamer en tijdens de opwarming, om hen te laten ervaren hoe een topsportsfeer voelt en hoe je daarmee omgaat. Daarover gaan we dan in dialoog: wie is er gestresseerd, wat voel je, wat kan je er nu aan doen? Als spelers stress of spanning ervaren gaan we er achteraf mee aan de slag.’

‘Ik moet bekennen: nu ben ik blij dat ik geen profvoetballer ben geworden, want hier haal ik meer voldoening uit. Misschien ook omdat dit beter bij mij past.’

BIO ZEB JACOBS

-geboren op 10 mei 1995 in Antwerpen

-voetbalde voor Mariaburg VK, Antwerp FC, KV Mechelen, Hoogstraten VV en FC Zwarte Leeuw

-was jeugdinternational bij de U15 Futures en de U16 Futures

-stopte definitief met voetballen toen hij 20 jaar was

-studeerde orthopedagogie en liep stage in de bijzondere jeugdzorg

-werkte deeltijds in het onderwijs als jongerencoach

-was jeugdtrainer bij Mariaburg VK

-was U11-teamcoach bij KV Mechelen

-is nu voltijds talentcoördinator bij Antwerp FC

Talentbegeleider Zeb Jacobs: 'Alles begint vanuit een sterk individu'
Talentbegeleider Zeb Jacobs: 'Alles begint vanuit een sterk individu'
Talentbegeleider Zeb Jacobs: 'Alles begint vanuit een sterk individu'
Talentbegeleider Zeb Jacobs: 'Alles begint vanuit een sterk individu'
Talentbegeleider Zeb Jacobs: 'Alles begint vanuit een sterk individu'
Talentbegeleider Zeb Jacobs: 'Alles begint vanuit een sterk individu'
Talentbegeleider Zeb Jacobs: 'Alles begint vanuit een sterk individu'
Talentbegeleider Zeb Jacobs: 'Alles begint vanuit een sterk individu'
Talentbegeleider Zeb Jacobs: 'Alles begint vanuit een sterk individu'

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content