Flashback naar 25 april 2018: de Amsterdam Arena wordt omgedoopt in Johan Cruijff Arena

© BELGAIMAGE

25 april was een centrale datum in het leven van Johan Cruijff. Op 25 april 1947 werd hij geboren in Amsterdam, op 25 april 1957 nam Ajax hem aan als lid, op 25 april 1973 schakelde Ajax Real Madrid uit in de halve finale van Europacup I en op 25 april 2018 eert de stad hem door de Amsterdam Arena naar hem te vernoemen.

De feiten

Het is voormalig voetballer en trainer Frank Rijkaard die het nieuwe logo van de Johan Cruijff Arena, zoals het stadion in Amsterdam vanaf de zomer van 2018 heet, mag onthullen. Uiteraard bestaat het uit de kleuren rood en wit en Rijkaard onthult het in het gezelschap van de kinderen van de in het najaar van 2017 overleden burgemeester Eberhard van der Laan. Hij was de drijvende kracht achter de naamswijziging.

Ook Edwin van der Sar, algemeen directeur van Ajax, en Arenadirecteur Henk Markerink zijn bij de plechtigheid aanwezig. De dag is niet toevallig gekozen: Cruijff, die ruim twee jaar eerder overleed, zou die dag 71 jaar zijn geworden.

Na de onthulling gaat de hardloopwedstrijd Johan Cruyff Run van start. Jordi Cruijff, zijn zoon, bedankt in een videoboodschap iedereen die zich hard heeft gemaakt voor de naamswijziging. ‘We zijn super trots’, zegt hij.

Making-of

Ze spraken er achteraf schande van, van het moment dat Gerrie Mühren tegen Real Madrid op 25 april 1973 tijdens de wedstrijd een balletje hoog hield. Vijf keer na elkaar! In de halve finale van Europacup I, waarin Ajax de Koninklijke uitschakelde. Smakeloze arrogantie, vond George Knobel, die later trainer zou worden van de Amsterdammers. Ajax zat toen op het einde van een heerlijke cyclus, met vier Europese finales in vijf jaar.

In die lente en zomer van 1973 viel het allemaal definitief uit elkaar. De rek was eruit, de honger weg, de discipline nergens. Bij de start van het nieuwe seizoen zouden de spelers Johan Cruijff zelfs het aanvoerderschap afnemen. Acht stemden voor Piet Keizer, zeven voor Cruijff.

Die trok zijn conclusies. In maart 1973 had de Spaanse overheid de grenzen opengezet voor buitenlandse voetballers. Bel Barcelona maar, zei Cruijff na de stemming tegen zijn schoonvader en zaakwaarnemer Cor Coster. In Barcelona vond Cruijff Rinus Michels terug, de architect van dat succesrijke Amsterdamse team. Zij legden er de basis voor de successen van Barcelona in de 21e eeuw.

Het is voor iedereen een verrassing als Ajax in januari 1965 ex-speler Michels aanstelt tot hoofdcoach. Michels is dan 36, vrijgezel, rijdt in een tweedehands Skoda en heeft alleen nog maar amateurs getraind. Deeltijds, zijn hoofdbaan is turnleraar op een Amsterdamse school voor doven. Een baan die hij aanhoudt, Ajax traint op dat moment drie keer in de week, ’s avonds.

Michels is een aanstelling van Jaap van Praag, zes maanden eerder voorzitter geworden. Samen hebben ze een droom: van Ajax een internationale topclub maken. Geen simpele opgave: Ajax vecht op dat moment tegen de degradatie, de sfeer in het team is verziekt. De spelers zijn eigenlijk veredelde amateurs, met overdag een baan. Lesgever bij autorijschool, uitbater van een sigarenwinkel, of een sportwinkel, vertegenwoordiger bij een verzekeringsmaatschappij: Ajaxspelers worden op dat moment voor hun voetbal slecht betaald en mopperen veel.

Het is voor iedereen een verrassing als Ajax in januari 1965 ex-speler Michels aanstelt tot hoofdcoach. Michels is dan 36, vrijgezel, rijdt in een tweedehands Skoda en heeft alleen nog maar amateurs getraind.

Michels besluit in een eerste fase de discipline aan te scherpen en neemt afstand. Hij, de midvoor die destijds altijd in was voor een mop, pakt het plots zeer zakelijk aan. Klinisch. Te dicht staan bij de spelers (met enkelen had hij zelf nog gevoetbald) kan leiden tot beschuldigingen van favoritisme, vindt hij.

Een complimentje kan er nooit af. De schoolmeester in Michels steekt ook de kop op: hij zet zijn spelers op bankjes en doceert tactiek. Hij gaat op trainingskamp en voert afzonderingen in op zaterdagavond, omdat hij hoorde dat spelers weleens de stad in gingen de dag voor de match. Ajax redt zich dat seizoen. De tijdelijke overeenkomst wordt die zomer omgezet in een definitief contract. Michels zegt zijn baan op.

De volgende stap is immers het invoeren van een profstatuut. Slechts vier spelers wagen in een eerste fase de sprong. Onder die vier: Keizer en Cruijff. Zeven keer per week trainen ze, zegt Cruijff fier in een van zijn eerste interviews met de nationale pers. Vanwege zijn ranke gestalte krijgt de jonge spits al snel een hele reeks bijnamen: de kleine, de spijker, de spriet, de lucifer, de garnaal uit Betondorp.

Hartaanval

In het boek van Marcel Rözer (Beckenbauer&Cruijff, de Keizer en de Verlosser, Uitgeverij Houtekiet) getuigt broer Henny over hun jeugd. ‘Onze ouders zijn geboren en getogen in de Jordaan. Vader zat tijdens de oorlog in het verzet en voorzag, omdat hij bij een slager was gaan werken en met voedingswaren mocht rondrijden, ook onderduikers van eten. Na de oorlog kreeg hij als beloning de keuze uit een aantal winkels die vrijkwamen. Tot grote verwondering van iedereen kozen onze ouders voor een groentezaak in Betondorp. Een keurige buurt waar je als kind, in tegenstelling tot in de Jordaan, de vrijheid had om te voetballen.’

‘Iedere zaterdag om vijf uur kreeg ik van mijn vader 12 gulden 95. Want 12 gulden 95, dat kostten een paar Robinsonschoenen. Als Johan een week intensief gevoetbald had op straat en op het grindveld dat er lag, dan liep hij ’s zondags toch met een beetje mooie schoenen. Maar de week erop waren ze weer helemaal versleten. Dus ging ik elke zaterdag met mijn broertje schoenen halen in de winkel op de hoek.’

‘Grind is de ondergrond waarop je schoenen het meest slijten, je kreeg kapotte kleren en opengehaalde benen, maar het was ook een ondergrond waarop je gleed. Je deed alles impulsief, zonder scholing, vanuit je eigen beleving van wat je denkt dat goed is. Later bleek hoe Johan daardoor tackles kon ontwijken, op zijn benen kon blijven staan, zichzelf als het ware gewichtloos maakte. Hij was altijd klein en mager en als een grote vent hem probeerde onderuit te schoffelen of een schouderduw te geven, zag je de opleiding van de straat naar boven komen en hem intuïtief, zonder nadenken, even opspringen. Dan kon je als tegenstander nog honderd kilo wegen en hem een duw verkopen, hij kwam gewoon een halve meter verderop weer op z’n voeten terecht. Een bodycheck of schouderduw had nauwelijks nog invloed.’

‘Johan heeft niemand gehad die hem voetbal geleerd heeft. Hij was vier, vijf jaar en deed alles met een bal. Mijn vader was altijd heel trots op hem: ik was ouder, groter en sterker, Johan heel klein en tenger. Dat vertederde. En hoe hij die grote gasten door de benen speelde … Pisnijdig werden ze ervan.’ (grijnst)

‘Dan kon je als tegenstander nog honderd kilo wegen en hem een duw verkopen, Johan kwam gewoon een halve meter verderop weer op z’n voeten terecht.’

‘We woonden op tweehonderd meter van Ajax (het oude stadion, nvdr), dus wij kwamen al zolang we konden lopen op Ajax. Onze vader was er kind aan huis, de hele familie was Ajax. Toen vader overleed, zijn we verhuisd. Ajax heeft in die periode veel goed werk voor ons gedaan. We konden een straat verder gaan wonen en onze moeder kon op de club gaan werken als schoonmaakster.’

‘Vader is gestorven waar ik bij was, terwijl Johan op school zat. Dat heeft diepe indruk gemaakt. Johan heeft net als ik een bypassoperatie gehad door een vernauwing van de bloedvaten, wat eigenlijk hetzelfde is als wat mijn vader had. Dat geeft je toch wat realiteitszin. Dat is ook de reden waarom ook Johan op een gegeven moment heeft gezegd: genoeg is genoeg, ik wil geen stress meer, maar normaal kunnen leven.’

Flipper

De garnaal van Betondorp zou later ook nog ‘Orakel van Betondorp’ worden genoemd. Bij Ajax, zo lezen we in het boek van Menno de Galan over die periode (De trots van de wereld, Michels, Cruijff en het Gouden Ajax van 1964-1974), hebben ze nog een andere: Flipper, een toen populaire tv-dolfijn.

Cruijff is immers niet alleen een begenadigd voetballer, hij heeft echt overal een mening over. Aan de verzorger vraagt hij of deze of gene speler wel een massage nodig heeft, aan de dokter of die spuit niet kan worden vervangen door een pilletje. Tactiek, geld, Flipper zet vaak een grote mond op. Als je ingaat op zijn opmerkingen, zo leren ze snel bij Ajax, verzeil je in oeverloze discussies. Praatziek, brutaal, opstandig, maar ook: onzeker. Zo omschrijft later de huispsycholoog de jonge Cruijff.

In stappen schakelt Michels over naar een volledig profregime voor alle spelers. Wie niet volgt, gaat eruit. Hij verandert ook de oefenstof, met veel meer aandacht voor korte sprintjes en positiespel. Partijtjes met drie tegen één, drie tegen twee. Michels traint heel hard, soms té hard, getuigt Barry Hulshoff in het boek. Volgens de huidige wetenschap zou je zijn aanpak ‘conditie afbrekend’ noemen, maar op dat moment maken de Amsterdammers in wedstrijden er fysiek nog wél het verschil mee.

Als je ingaat op zijn opmerkingen, zo leren ze snel bij Ajax, verzeil je in oeverloze discussies. Praatziek, brutaal, opstandig, maar ook: onzeker. Zo omschrijft later de huispsycholoog de jonge Cruijff.

Michels hamert ook op discipline. Politiek en sociologisch gezien haaks op de tijdsgeest. In de uitgesproken rebelse periode van de tweede helft van de jaren zestig, waarin provo’s Amsterdam op stelten zetten en de maatschappelijke trend duidelijk links is, gaan de spelers qua uiterlijk mee met dat sociaal fenomeen. Ze laten hun haar groeien. Ook Cruijff. Maar op het veld kneedt Michels hen tot rechtse rakkers, gedisciplineerd taken uitvoerend. Dictatoriaal.

Dat lukt overigens niet van de ene dag op de andere. Generaal Michels ziet zich genoodzaakt om een boetesysteem in te voeren. Spelers moeten tijdig op de training zijn, op tijd bij teambesprekingen, goed gekleed aan tafel gaan, voor alles zijn er regeltjes. Wie te laat is, krijgt naast een boete ook straftraining. Voor zichzelf is Michels ook hard. Nachtenlang maakt hij analyses van tegenstanders, evaluaties van de eigen ploeg. Het doel: de gemakzucht eruit krijgen, de discipline aanscherpen en de top bereiken. Niet alleen nationaal, ook internationaal.

Nationaal lukt direct, de methode slaat aan en Ajax wordt in de zomer van 1966 opnieuw landskampioen, de eerste titel sinds 1960. De trainer is daarmee niet tevreden. Ajax pakt zijn titel op het veld van Twente, maar de analyse van Michels is dat zijn ploeg “nog niet het niveau heeft van Real Madrid of Partizan Belgrado”. Die spelen dat jaar de finale van Europacup I, van hoog mikken gesproken.

De omkadering staat er op dat moment nog niet. Wanneer Ajax een paar maanden later Liverpool partij moet geven in Europacup I verzamelt de ploeg in Zeist. Met privéauto’s rijden ze naar het Olympisch Stadion (De Meer is te klein voor zo’n topmatch), van een bus is nog geen sprake. Het is mistig en verre van zeker of de wedstrijd wordt gespeeld. De auto van Sjaak Swart wil niet starten. De spelers die bij hem zitten stappen uit en proberen de kar in gang te duwen. Dat lukt niet direct. Pas drie kwartier voor de aftrap komt het gezelschap in het stadion aan, na een dolle rit door Amsterdam, mist of geen mist. Qua voorbereiding kan dat tellen. Maar Ajax stunt, voert perfect de taken uit en wint met 5-1.

In de return wordt het 2-2, Ajax heeft internationaal een eerste prestigieuze scalp. Na de return geeft Michels een stukje van zijn filosofie prijs: “Het ritme van een tegenstander kun je breken door op balbezit te spelen.”

Laat Real maar komen, glundert voorzitter Van Praag. Maar de volgende tegenstander heet Dukla Praag, dat Ajax wipt. Het succes is eenmalig, niet bestendig.

Michels reageert daarop keihard: hij zet een paar oudgedienden uit de ploeg en dropt centraal naast Hulshoff de Joegoslaaf Velibor Vasovic , in december overgenomen van Belgrado. Michels vindt zijn ploeg te braaf. Vasovic is de eerste Ajaxverdediger die onder druk niet naar de voetballende oplossing zoekt, maar hard weg ramt. Vasovic blijkt op het veld ook de initiatiefnemer van de pressing. Op zijn sein rent iedereen naar voren, wat de tegenstand van toen in verwarring brengt. Michels heeft weer een nieuw stukje voor zijn puzzel gevonden.

In interviews omschrijft hij zijn analyse na de uitschakeling door Dukla als volgt: “Aantrekkelijk, positief voetbal is een middel, geen doel. Teamtactiek moet tot in de perfectie worden uitgevoerd, dat is heilig.” Ajax wordt weer kampioen en op de viering kondigt Van Praag aan dat Michels, die nog dezelfde zomer een tien jaar oudere vrouw huwt, heeft bijgetekend tot 1971. Op een andere bruiloft, die van Keizer, loopt Cruijff Danny Koster tegen het lijf. Ze zal later zijn vrouw worden en haar vader Cor zal het leven van Cruijff grondig veranderen.

Aantrekkelijk, positief voetbal is een middel, geen doel. Teamtactiek moet tot in de perfectie worden uitgevoerd, dat is heilig.” Rinus Michels

Op het einde van de zomer van 1967 komt er een psycholoog in dienst van de club, een initiatief van de clubdokter. Plots zijn er zelfs twee, want naast een psycholoog werkt de club ook met een … kinderpsychiater.

Beiden zijn gefascineerd door Johan Cruijff en wat zij omschrijven als diens ‘labiliteit’. De spits is in 1966 nog van het veld gestuurd bij Oranje (een primeur, hij was de eerste) wegens fysieke agressie tegenover de scheidsrechter. Cruijff krijgt daar een forse schorsing voor. Als het nummer 9 ook tegenover zijn medespelers fysieke agressie gebruikt, gaan ze hem helemaal bestuderen.

Oorzaak voor de labiliteit vinden psychologen in de jeugd van Cruijff. Die verloor zoals al gezegd op zijn twaalfde zijn vader, wat grote economische consequenties had. De groentewinkel werd verkocht, en moeder ging aan de slag als schoonmaakster en kantinehulp bij Ajax. Cruijff beseft op dat moment dat economische zekerheid belangrijk is. Gestimuleerd door zijn schoonvader wordt het later een leidraad door zijn hele leven, waarin relletjes vaak het gevolg zijn van een discussie over geld.

Dat vele praten doet Cruijff in de ogen van de psycholoog om het eigen falen te maskeren. Als middel tegen nervositeit raadt hij hem een hond aan. Dat advies slaat hij in de wind. Wel is Cruijff gaan roken. Twee, drie sigaretten na een wedstrijd, niet eentje om te genieten. Verslavend gedrag, oordelen zijn begeleiders.

Hoe getalenteerd ook, op beslissende momenten faalt Cruijff in die dagen. Vooral internationaal. Hij is niet klaar voor de druk, oordeelt de psycholoog. Ballen die er in de competitie gemakkelijk ingaan, vliegen Europees naast. Cruijff laat de ploeg op belangrijke momenten in de steekt, concludeert de pers hard als het godenkind faalt tegen Real en de ploeg Europees opnieuw wordt uitgeschakeld.

De spanning tussen Michels en Cruijff stijgt in die periode continu. Cruijff lijkt voor Michels de belichaming van de nationale volksaard. In een interview uit die tijd zegt Michels het zo: “Een Nederlander gaat nu eenmaal sterk uit van zichzelf en is er moeilijk van te doordringen wat nu eigenlijk het prof zijn is. Je moet voetbal eten, drinken en slapen.”

Cruijff laat de ploeg op belangrijke momenten in de steekt, concludeert de pers hard als het godenkind faalt tegen Real en de ploeg Europees opnieuw wordt uitgeschakeld.

Cruijff doet dat niet, Danny eist veel aandacht. Voetbal komt soms, zo heeft men bij Ajax de indruk, op de tweede plaats. Hij is bezig met de film die Bert Haanstra over die periode draait, met sponsorcontracten (overhemden, bouwpakketten, schoenen), en hij denkt aan een transfer. Zijn huwelijk kondigt hij aan op tv, op de sofa van Mies Bouwman . Terwijl Michels net focus wil en teamspirit, denkt Cruijff aan zijn economisch belang. Het seizoen 1968/69 begint met een bom: Cruijff vliegt naar het tweede elftal. Michels, dictatoriaal, laat zijn autoriteit nog eens gelden.

Iedereen moet mee in zijn denken, ook het genie. Michels probeert dat seizoen ook een nieuwe veldbezetting uit: de 4-2-4 wordt een 4-3-3. Na een tijdje krijgt Cruijff een nieuwe kans. Hij past in het systeem. Voor anderen is Michels ongenadig: wie fysiek te licht weegt voor de top moet eruit. Zo kneedt Michels langzaam maar zeker Ajax.

Als Cruijff tegen Benfica weer eens een resem kansen laat liggen, rukt Michels zich bijna de haren uit het hoofd. Pas in de return lukt het wel. Michels heeft dan een speech afgestoken in de kleedkamer en zijn bende op scherp gezet. Ajax zal dat jaar doordringen tot de Europese finale, maar die verliezen. De tegenstander, AC Milan, speelt het net iets uitgekookter tegen een veel te aanvallend Ajax. Het werk van vier jaar Michels is bijna af, maar nog niet helemaal. Hij heeft zijn spelsysteem, zijn hardheid, Cruijff begint te scoren in de grote matchen … Maar de Europese prijs ontbreekt en dus moet het nóg beter.

De analyse is dat het mes in het middenveld moet en de verdediging in balans. De buitenspelers in de aanval, toen nog Keizer en Swart, moeten van Michels mee verdedigen bij balverlies. In een interview met de Haagse Post – Ajax is in 1969 voor het eerst in vier jaar geen landskampioen – verwittigt hij het publiek van De Meer: “Volgend jaar primeert het resultaat. Het vranke en vrije aanvalsspel behoort tot het verleden. De nieuwe periode zal waarschijnlijk met zich meebrengen dat de esthetische manier waarop Ajax voetbalde, zal wijken voor een speelwijze die meer op resultaat is afgestemd.” Het is mei 1969, buiten knallen de rotjes van de linkse bohemiens, maar Michels is zo dictatoriaal als wat.

Het seizoen erop staat Ajax internationaal in de schaduw van Feyenoord, dat als landskampioen prompt doorstoot naar de Europese finale van Europacup I en die ook wint. Michels ziet hoe in De Kuip jongens als Israël, Laseroms of Jansen zich afjakkeren en ergert zich blauw aan de mentaliteit van zijn eigen spelers.

In een interview met Voetbal International haalt hij nog eens zwaar uit: “Seizoen na seizoen moet ik tegen ze aanpissen om ze wakker te houden. Bij contractbesprekingen, ja, dan zijn ze er plotseling, die echte profs … Er is geen eind, ze blijven over geld zeiken.” Vooral Cruijff, die door Cor Coster vanaf de zomer van 1969 echt als een merk wordt neergezet, spant de kroon.

Voortdurend zoekt Michels naar extra karakter. Uit de jeugd komt Ruud Krol, de nieuwe linksachter. Van buitenaf nieuwe middenvelders als Arie Haan, Nico Rijnders en Gerrie Mühren. Haan lijkt aanvankelijk de weekste, Michels brandmerkt hem al snel als ‘eeuwige student’ (Haan studeert voor onderwijzer). Mühren brengt loopvermogen. Rijnders is beenhard, maar heeft één groot probleem: hartritmestoornissen. Ajax haalt daarop Johan Neeskens. Het komt ook tot een open conflict met Piet Keizer. Die teert te veel op zijn geniale invallen. Te veel ballerina, zucht Michels als Arsenal Ajax uit de Europacup knikkert. Ajax wordt dat jaar wel kampioen, maar voor het eerst twijfelt Michels of zijn aanpak wel de juiste is. Heiligt het doel wel de middelen, vraagt de coach zich in interviews af.

Die trend zet zich na de zomer door. Ajax krijgt een heel andere Michels aan het roer. Milder, soepeler, eentje die laat begaan, trainingen soms overlaat aan zijn assistenten. De spelers profiteren van de ruimte. Cruijff, op de sukkel met de lies, is de grote afwezige op het veld, maar niet ernaast. Voortdurend gooit hij bommetjes, steevast dreigt hij met een transfer. Er wordt zowaar geflirt met Zuid-Amerika, maar vaak gaan de dromen richting Spanje.

Cruijff, op de sukkel met de lies, is de grote afwezige op het veld, maar niet ernaast. Voortdurend gooit hij bommetjes, steevast dreigt hij met een transfer.

Als april nadert en er moet worden gestreden voor een finaleplaats in Europacup I is de toekomst van Cruijff bij Ajax hoogst onzeker. De kranten speculeren volop. Wat de buitenwereld niet weet, is dat die van Michels op dat moment al is bepaald. Vlak voor de halve finale tegen Atlético Madrid tekent die een contract bij … Barcelona. Ajax schakelt Atlético uit en mag naar Wembley. Tegenstander: Panathinaikos.

Op Wembley moet de puzzel van zes jaar in elkaar vallen, Michels wil een mooi afscheid. De dag voor de match traint hij nog eens keihard, een uur aan een stuk. Loodzwaar. De spelers gaan compleet stuk. Tegenover Menno de Galan zegt Barry Hulshoff daarover: “Wellicht zo bedoeld, zodat we het spel sober hielden.”

Tijdens de rust van de finale gebeurt er een drama. Op het grote veld rent Nico Rijnders zich zo te pletter dat hij de pauze doorbrengt op de massagetafel. Benauwd, kortademig. Velen zullen zich later afvragen of Rijnders daar geen eerste, lichte hartaanval kreeg. Het is Arie Haan die hem vervangt en, onder de indruk van de omstandigheden, er vrijwel niks van bakt. Tot hij scoort en daarmee een belofte aan zijn vriendin moet nakomen: als Ajax won, moest hij haar diezelfde zomer nog trouwen.

Aan de rust gebeurt nog een ander drama: flankaanvaller en clubicoon Swart moet eruit. Michels ontziet met het einddoel in zicht niets of niemand. ‘Topvoetbal’, zo omschrijft Michels het dat voorjaar in het Algemeen Dagblad, “is zoiets als oorlog. Wie te netjes blijft, is verloren.”

Het is een uitspraak die hem nog jaren zal achtervolgen.

Tijdens de kampioensreceptie neemt Michels afscheid. Een journalist vraagt hem later hoe de spelers reageerden. Michels: “Zeer verschillend. Maar in ieder geval niet van dien aard dat ze me op de schouders hebben genomen.” Michels verhuist naar Barcelona, twee jaar later gevolgd door Cruijff. Zijn Ajax zal nog twee keer op rij Europacup I winnen en het totaalvoetbal onder zijn opvolger Stefan Kovacs (een trainer onder wie spelers veel macht hadden) nog verfijnen.

En daarna

In de lente van 2019 stuurde Sport/Voetbalmagazine journaliste Mayke Wijnen op reportage naar Betondorp. Wat is er nog van de buurt waar Johan Cruijff opgroeide? Ze noteerde dit: ‘Het geruis van de autoweg klinkt in de verte en is zowat het enige geluid hier in de straten van Amsterdam. Een spaarzame fietser, een man die met gebogen rug een boodschappenkar met daarin drie tassen voortduwt, een claxonnerende automobilist… Ze kijken niet op of om. Dit is een dorp waar de anonimiteit van de stad regeert.’

In de Akkerstraat is het al even kalm. De vogels fluiten en de zon verwarmt de straten. Tussen de soberheid van woningen in beton en huizen van rood baksteen valt een plakkaat op. Voor de ramen van het hoekhuis op nummer 32 is een grote foto afgebeeld van een klein, dun mannetje dat een leren bal hooghoudt. De foto is nog in zwart-wit, het ventje is Johan Cruijff , de man die het voetbal zou veranderen en hier, voor de ramen van zijn ouderlijk huis, in één zin de basis daarvan samenvat: ‘Buiten spelen zou een vak moeten zijn op school.’

Tot zijn twaalfde woonde Cruijff hier, in de Akkerstraat 32. Nu wordt het hoekhuis verhuurd aan een vrouw met kind. De gordijnen blijven deze middag dicht, de deuren gesloten; de aandacht rondom Cruijff mijdt ze het liefst.

Het hoekhuis staat op de kruising met de Tuinbouwstraat en heeft grote, langgerekte ramen. Beeld je onder die vensters rekken in met daarop zware, houten bakken vol met kroppen sla, bieten, komkommers, kool en bonen, en lees op de ramen in gedachten het wit van het kalk waarmee de prijzen in centen per pond zijn gekrast, en de groentewinkel van de familie Cruijff wordt levend.

Wie vandaag in Betondorp op zoek gaat naar de mensen die nog met Cruijff voetbalden, kan zich de moeite besparen. De meesten trokken de wijk al lang geleden uit of zijn overleden.

Dit is de plek waar vader Manus Cruijff net na de Tweede Wereldoorlog al om zes uur ’s ochtends vertrekt. De vrachtwagen deelt hij met nog twee groenteboeren uit de buurt en samen rijden ze elke dag naar de markthallen aan de andere kant van de stad om hun winkel van voorraad te voorzien. Een erbarmelijke tocht door donkere straten vol kuilen en hobbels, gladde tramrails. Moeder Nel Cruijff-Draaijer werkt ondertussen in de winkel en sjouwt de zakken naar binnen die haar man in de loop van de dag meebrengt van de markt. Tot zes uur ’s avonds helpen ze de klanten in de winkel. Daarna moeten de boodschappen rondgebracht worden bij de mensen thuis en de lege kistjes weer in de vrachtauto geladen worden, om ze de volgende dag te kunnen vullen op de markt. Wanneer moeder het huishouden moet doen en vader naar de markt is, passen hun zonen op de winkel. Henny is tweeënhalf jaar ouder dan Johan. Ze dragen tasjes van de klanten, berekenen de prijzen en helpen kistjes sjouwen. (…)

Betondorp is dan het Betondorp waarover Gerard Reve schrijft in zijn roman De Avonden, dat hij daarin Cementwijk noemt. Later zou hij de buurt waarin hij opgroeide, omschrijven als ‘een sfeer van onpeilbare diepe, onontkoombare weemoed. Laat elke hoop varen, gij die hier opgroeit. Vrees, gevaar, eenzaamheid, de huizen evenzovele grotten en holen, bewoond door onberekenbare demonen, dat is eigenlijk mijn jeugd.’

Wie er vandaag op zoek gaat naar de mensen die nog met Cruijff voetbalden, kan zich de moeite besparen. De meesten trokken de wijk al lang geleden uit of zijn overleden.

Aan de overkant van de Akkerstraat veegt een vrouw op leeftijd de straat met een bezem van stro. Ze is gehuld in een lang schort dat met de jaren vaal werd, haar rug lijkt de last van een lang leven te dragen. ‘Johan Cruijff? Nee’, schudt Sjaan Scholtes (92) het hoofd.

Eenmaal terug bij Akkerstraat 32 staat de voordeur ertegenover open. Een vrouw met blond haar, donkerrode lippenstift en krullende wimpers was niet zuinig met de parfum en laadt haar auto in. Ze kijkt op bij een vraag over Cruijff en lacht. We zijn niet de eersten. ‘Vooral de laatste jaren, na zijn overlijden, is het hier druk. Maar ik houd er wel van, een beetje reuring in het dorp.’ De huizen die hier vrijkomen, zijn lange tijd verhuurd. Nu ze verkocht worden, trekt Betondorp opnieuw jonge mensen aan. Maar zoals vroeger wordt het nooit meer.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content