Flashback naar 4 mei 1949: de vliegtuigramp van Torino

© GETTY

Soms verdwijnen voetbalploegen door slecht beleid van het voorplan, soms door een ramp. Op 4 mei 1949 trof het noodlot de gemeenschap van Turijn en de Italiaanse nationale ploeg. Onrechtstreeks had het later ook een effect op het lot van de donkere bevolking in Brazilië.

De feiten

Het is 4 mei in de late namiddag als de Avio Linee Italiane Fiat G212CP met 31 inzittenden aan boord zich klaarmaakt voor de landing in Turijn. Het vliegtuig is ’s ochtends om 9u40 opgestegen in Lissabon, waar Torino een vriendschappelijk duel speelde (en met 4-3 verloor) tegen Benfica ter ere van de Portugese kapitein van de ploeg Francisco Ferreira.

Het is Valentino Mazzola die de drijvende kracht is achter dit duel. Mazzola en Ferreira staan op 27 februari van dat jaar tegenover elkaar in Genua, voor een interland tussen Italië en Portugal. De regerende wereldkampioenen winnen met 4-1 en beide aanvoerders zien mekaar op restaurant.

Ze zitten in de herfst van hun carrière en Ferreira heeft het over een afscheidsmatch die Benfica voor hem wil organiseren, waarbij de opbrengst naar liefdadigheid gaat. We komen, belooft Mazzola. Die mist op 30 april met een keelonsteking het competitieduel bij Inter, maar wil geen forfait geven. Ziek reist hij toch mee af naar Lissabon, voor een laatste eerbetoon aan een goeie collega.

Achter de knuppel in de cockpit op de vlucht terug zit de ervaren luitenant-generaal Gigi Meroni. Om 13 uur zet hij het vliegtuig een eerste keer neer, in Barcelona, voor een tussenlanding om bij te tanken. Alles verloopt perfect. De spelers en staf van Torino, haast allemaal internationals (ze staan ook op het punt om opnieuw kampioen te worden van Italië), verbroederen bij de lunch met hun landgenoten van Milan. Die zijn op weg naar Madrid voor een match.

Na de lunch, rond 14u50, zet het gezelschap de tocht verder. Bestemming Turijn. Rond 17 uur moet het daar landen. Het weer in de stad is vrij slecht. De wolken raken er haast de grond, het regent hard, en het waait behoorlijk, met forse stoten. De zichtbaarheid op de grond is beperkt tot zo’n veertig meter.

Bij een van zijn laatste contacten met de verkeerstoren zegt de piloot op 2000 meter hoogte te vliegen. Hij voegt eraan toe verder te dalen en af te willen zwenken bij de basiliek van Superga, die is gebouwd op de top van een heuvel die 669 meter hoog is.

Om 17.03 gebeurt de ramp. Meroni zwenkt met zijn vliegtuig naar links, denkend dat hij naast de heuvel vliegt, maar die doemt plots op voor zijn neus. Of de wind heeft hem uit koers geblazen, of zijn hoogtemeter klopt niet, er zijn diverse theorieën. In elk geval vliegt hij te snel – bijna 180 kilometer per uur – en te laag om nog te corrigeren. Het vliegtuig slaat tegen de wand te pletter.

Geen van de 31 inzittenden overleeft de ramp. Onder hen Erno Erbstein, de Hongaarse vluchteling die tijdens Wereldoorlog II aan de nazi’s ontsnapte en de ploeg managet. Daarnaast ook de Engelse coach van de club Lesley Lievesley, wat journalisten en het kruim van de Squadra.

Onder meer ook Valentino Mazzola, vader van de later beroemde Interista Sandro, op dat moment zeven jaar oud. Het is ex-bondscoach Vittorio Pozzo die achteraf de lichamen moet identificeren. Hij heeft dan nagenoeg alle spelers geselecteerd voor de nationale ploeg.

De crash in 1949
De crash in 1949© GETTY

Making-of

Dat Turijn een saaie en grijze industriestad is, is een groot misverstand. Het is een charmante, zelfs elegante stad, Het uitzicht is negentiende-eeuws, stijlvol, met mooie, brede lanen, met in het westen uitzicht op de besneeuwde Alpentoppen.

Het werd in 1861 drie jaar lang zelfs de allereerste hoofdstad van het eengemaakte Italië, waarna Firenze in 1864 de titel van hoofdstad overnam tot de verovering van Rome en de verhuizing van de politieke macht naar de eeuwige stad in 1870.

De voetbalmacht in Italië is nooit verhuisd naar Rome, maar altijd in het noorden gebleven. Tot 1924 betwistten Genoa en Pro Vercelli elkaar de heerschappij. Daarna gleden beide clubs weg en verschoof de macht definitief naar Turijn en Milaan. Sinds de start van de eengemaakte competitie, de Serie A, in 1929, ontglipte de titel de vier clubs uit Milaan en Turijn nog maar zeventien keer.

Voor de immigranten uit het zuiden van Italië heeft Turijn in de vorige eeuw dezelfde magnetische aantrekkingskracht als New York voor Europeanen. In Turijn wordt in 1899 de eerste Italiaanse auto geproduceerd in de Fabbrica Italiana Automobili Torino. Afgekort FIAT.

De geschiedenis van Juventus, de voetbalrivaal van Torino in de stad, neemt een belangrijke wending als de secretaris van de club in juli 1923 met een speciaal verzoek naar de residentie van Giovanni Agnelli fietst. Hij is een medestichter van FIAT. Een van zijn betere spelers, Antonio Bruna, een arbeider bij FIAT, wil graag faciliteiten op het werk om extra te kunnen trainen.

En terwijl men het dan toch over voetbal had: was de familie Agnelli soms niet geïnteresseerd om het voorzitterschap waar te nemen van de voetbalvereniging die tot dan nog maar één landstitel (in 1905) op het palmares had?

Giovanni Agnelli vindt dat een uitstekend idee. Tot dan worden industriëlen als parvenu’s bekeken in het aristocratische milieu dat de dienst uitmaakt in Turijn. Door onder meer mensen als de graaf van Cinzano, eigenaar van het gelijknamige aperitiefmerk maar ook voorzitter van Torino. Dus wordt op 24 juli 1923 zijn 31-jarige zoon Eduardo voorzitter van Juventus.

De Agnelli’s runnen de voetbalclub op dezelfde moderne en zakelijke manier als FIAT. In 1926 al vieren ze hun eerste titel, de tweede voor Juventus. Van 1931 tot 1935 wordt Juventus zelfs vijf keer naeen kampioen.

Het sein voor Torino en de aristocratie van de stad om terug te vechten. Cinzano treedt op het einde van de jaren twintig terug bij Torino en sportief was de ploeg afgegleden naar de middenmoot. Er komt een nieuwe voorzitter, Ferruccio Novo, onder druk van het fascistische regime ook een nieuwe naam en de Hongaarse technisch directeur Ernest Erbstein begint na zijn vlucht voor de nazi’s bij Torino te bouwen aan een nieuw elftal.

Il Grande Torino ontstaat, een team dat wordt gebouwd rond aanvoerder Mazzola. Tussen 1942 en 1948 wordt de ploeg vier keer kampioen en een vijfde titel is in 1949 in de maak. Erbstein heeft het kruim van voetballend Italië verzameld, bij een interland van Italië staan op een gegeven moment tien spelers van de ploeg op het veld.

Torino was in die tijd de echte capitale del Calcio, titelde een krant. En Torino had de macht van Juve weer overgenomen.

Flashback naar 4 mei 1949: de vliegtuigramp van Torino
© GETTY

En daarna?

Sauto Toma is de enige basisspeler die verweesd achterblijft. De centrale verdediger mist met een knieletsel de trip. Dat doet ook reservedoelman Renato Gandolfi. Voorzitter Feruccio Novo herstelt van griep en kon ook niet mee.

Zij zien hun ploeg twee dagen na de ramp, op 6 mei, uitgeroepen worden tot kampioen. De resterende vier wedstrijden van de competitie werkt Torino af met een jeugdelftal. De tegenstander doet dat uit respect ook.

Het seizoen erop wordt elke ploeg gevraagd één speler aan Torino af te staan, maar het is wel het bruuske einde van het succes. In 1959 zal de ploeg degraderen uit de Serie A. De sportieve macht kantelt binnen de stad definitief richting Juventus, Torino zal maar één keer meer kampioen worden, in 1976.

Een jaar na de ramp is er het WK in Brazilië, dat via de organisatie goodwill in een mondiale context probeert te verkrijgen en intern de culturele verschillen probeert te overstijgen.

Het is het eerste mondiaal voetbaltornooi sinds de jaren dertig, want in 1942 of 1946 was er geen WK door Wereldoorlog II. Ook vanwege die oorlog zijn Duitsland en Japan gestraft, zij mogen niet deelnemen. Italië mag dat wél. Het land won de edities van 1934 en 1938 en is tot de ramp opnieuw groot favoriet. Een verzwakte selectie reist nog af naar Brazilië, per boot, maar met weinig ambities. Het verliest meteen zijn openingswedstrijd van Zweden dat met een gelijkspel tegen Paraguay het Italiaanse lot bezegelt: geen eindronde en terug naar huis.

De laatste match van die eindronde en dus ook van het tornooi – geen finale voor alle duidelijkheid – zet gastland Brazilië, plots onverwacht groot favoriet, en Uruguay tegenover mekaar. De Brazilianen hebben voldoende aan een gelijkspel om wereldkampioen te worden, Uruguay moet winnen. Het onmogelijke gebeurt: de bezoekers verrassen. Alcides Ghiggia scoorde en Barbosa, de donkere Braziliaanse doelman, wordt de kop van Jut.

Jarenlang – tot Dida in 1995 – komt er geen gekleurde doelman meer onder de lat bij Brazilië. Erger nog : het zijn vooral de donkere spelers – naast Barbosa ook Juvenal en Bigode – die de nederlaag van 1950 in de schoenen krijgen geschoven. Het team dat in 1958 op het WK Oostenrijk verplettert, bestaat uit nagenoeg allemaal blanken.

Daarom is de doorbraak van Pelé zo belangrijk, ook op cultureel vlak. Brazilië was een staat die pas als allerlaatste ter wereld, in 1888, de slavernij officieel had afgeschaft. De nazaten van die slaven, ingevoerd uit West-Afrika, moesten nog hun plaats in de gemeenschap zoeken.

Ook de Goddelijke Kanaries.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content