Het levensverhaal van Eusebio: de fadista van het futebol

© ImageGlobe
Peter Mangelschots

Hij was de eerste Afrikaanse voetballer die écht een topper werd in Europa. Hij kreeg bijnamen als ‘de zwarte parel’ of ‘de zwarte panter’, maar zijn ziel bleef Mozambikaans. Eusébio: lange benen, soepele spieren, droevige blik.

Dit portret verscheen in januari 2013 in Sport/Voetbalmagazine.


Na Pelé en Diego Maradona – en meer recent ook Lionel Messi – vallen altijd dezelfde namen wanneer er een top vijf of top tien aller tijden moet opgesteld worden. Die van Eusébio is daar altijd bij, naast Johan Cruijff, Michel Platini of Zinedine Zidane. Of Cristiano Ronaldo, die ook een gooi doet naar ‘beste Portugese voetballer aller tijden’, een titel die decennialang was gereserveerd voor Eusébio. Merkwaardig genoeg vertonen Ronaldo en Eusébio enigszins dezelfde stijl: een atletisch lichaam, bijzonder doelgericht en begiftigd met de flitsende snelheid van een kat. Die snelheid was Eusébio’s handelsmerk. “Vroeger hadden auto’s vijf versnellingen, toen kregen ze er een zesde bij”, zegt Pachín, de verdediger van Real Madrid die tegen hem speelde in de EC-finale van 1962. “Zo was het ook met Eusébio. Hij speelde doorgaans al in vijfde, maar wanneer het nodig was kon hij nóg eens hoger schakelen.”

Eusébio da Silva Ferreira groeide op in Lourenço Marques, zoals Maputo, de hoofdstad van Mozambique, toen heette. Als kind werd hij Ninguém genoemd, niemand. Zijn moeder was een arme weduwe. Hij had gezien zijn afkomst schoenpoetser of pindaverkoper of kruimeldief kunnen worden, maar hij had goede longen en werd parelduiker. In de diepte van het azuur scherpte hij zijn fysieke vermogens nog aan. Op de lokale voetbalveldjes speelde hij op blote voeten met een bal van lompen. Jaren later zou hij zijn verre vaderland Portugal zegenen met dribbels en doelpunten.

“Er is één man van wie ik het een voorrecht vind hem te kennen, en dat is Eusébio. Wie het over Eusébio heeft, heeft het over Benfica. En wie Benfica zegt, zegt Eusébio”, zo getuigt António Simões, zijn ploegmaat van destijds bij Benfica, de adelaarsclub uit Lissabon.

Futebol, Fátima en Fado

Lissabon is altijd de stad der tegenstrijdigheden geweest, een stad die zich staande houdt tussen de voortvarende heldhaftigheid van Odysseus – volgens de legende de stichter van Lissabon – en het pauperisme van zeemanskroegen en arbeiderswijken, zoals die ook rond het stadion van Benfica liggen. In het eerste millennium van onze tijdrekening werd Portugal overspoeld door de Moren en vanaf de middeleeuwen overspoelden de Portugezen zelf de wereld. Hendrik de Zeevaarder, Vasco da Gama, Bartolomeu Dias, die als eerste Kaap de Goede Hoop rondde, of Fernão de Magalhães, die in Spaanse loondienst de eerste reis rond de wereld leidde: ze zetten Portugal op de kaart als maritieme wereldmacht en brachten de wereld zelf naar hun heimat in de vorm van exquise stoffen, specerijen, wetenschap en inboorlingen met een donkere huidskleur. En zoals in het estuarium van de Taag de zee zich met het rivierwater vermengt en op de oevers van Lissabon brak water vormt, zo entten de Afrikaanse, Indische en Braziliaanse invloeden zich op de wortels van de Portugese cultuur.

In dat Portugal, in dat Lissabon, komt Eusébio terecht in december 1960. De potpourri van culturen is dan nog altijd in de hoofdstad aanwezig, maar Portugal is allang geen grote natie meer. In 1910 was er een einde gemaakt aan de monarchie, maar de republiek kon geen stabiliteit brengen en werd al in 1926 omvergeworpen door een militaire coup. In 1932 werd António de Oliveira Salazar eerste minister en feitelijk staatshoofd. Salazar regeerde bijna veertig jaar als een dictator over Portugal. Terwijl hij dicht bij huis de koers van nationalisme en katholiek corporatisme voer, trachtte hij de Afrikaanse en Aziatische ‘provincies’ (Angola, Mozambique, Goa in India) met geweld onder de knoet te houden. De ellende die Eusébio in zijn jeugd kende, werd mee veroorzaakt door de plunderingen van de Portugese kolonialen die de grondstoffen stalen en de plaatselijke bevolking uitbuitten.

Eusebio (l) met die andere Portugese voetbalster Luis Figo (r)
Eusebio (l) met die andere Portugese voetbalster Luis Figo (r)© Belga Image

Maar stilaan verloor het regime van Salazar zijn greep op het overzeese territorium, net zoals veel andere landen (denk maar aan België) hun kolonies zelfstandigheid moesten toestaan. Het nationalisme werd dan maar binnenlands gevoed – en gecontroleerd: de ogen en oren van de PIDE, de geheime politie, waren overal. Oppositie tegen het regime was verboden, het volk werd zoet gehouden met de fameuze drie F’en: Futebol, Fátima en Fado. Voetbal gaf de mensen vermaak en nationale trots, Fátima – de naam van het dorp waar de Heilige Maagd was verschenen – representeerde het streng-katholieke geloof, en de fado was volgens Salazar de ultieme weerspiegeling van de Portugese volksziel. De fado, oorspronkelijk de muziek uit de kroegen en bordelen, was in het begin van de twintigste eeuw uitgegroeid tot het levenslied bij uitstek en het vervulde de harten van de Portugezen met alle emoties die het leven te bieden heeft: verdriet en blijdschap, euforie en treurnis, en weemoed, vooral veel weemoed, die in het Portugees zo mooi wordt aangeduid met saudade. Onder Salazar beleefden de fadistas, de zangers en zangeressen van de fado zoals Amália Rodrigues, hun absolute glorieperiode.

Eusébio verenigde twee van de drie F’en in zich: hij was de fadista van het voetbal, de jongen die net als Amália Rodrigues uit de diepste armoede tot de status van beroemdheid opklom. Maar nooit zou de melancholie uit zijn blik wijken. En geen Portugees vergeet de tranen van Eusébio na de halve finale van het WK’66 tegen Engeland.

Een schandaal

Het eerste wat Eusébio ziet van Lissabon zijn de binnenmuren van zijn verblijfplaats. Zijn kerker, zou men bijna durven zeggen, want bij aankomst in Europa in december wordt de zwarte parel zoveel mogelijk afgeschermd van de enorme heisa die rond zijn ‘kidnapping’ is ontstaan (zie kader). Eusébio behoorde eigenlijk toe aan die andere club uit Lissabon: Sporting, de moederclub van zijn Mozambikaanse vereniging Sporting de Lourenço Marques. Omdat hij daar niet meteen een profcontract kreeg aangeboden was Benfica er als de kippen bij om het grote talent zelf in te lijven. Uiteraard lokt dat groot protest uit bij Sporting.

In Lissabon ben je voor Benfica of voor Sporting. Meestal reeds van bij de geboorte. De stad is verdeeld in rood-wit en groen-zwart. Er wordt verteld dat de meisjes van lichte zeden vroeger hun klanten lokten door in de deuropening te gaan staan met alleen maar een shirt van Benfica of Sporting aan. Dat Eusébio een contract tekende bij Benfica was dan ook um escândalo!

“Neen, we sluiten je niet op,” zeiden de dirigenten van Benfica tegen de achttienjarige voetballer, “maar blijf zoveel mogelijk binnen en als je toch naar buiten wilt, geven we je wel bodyguards mee. Het zal maar een paar dagen duren.”

De paar dagen duren een halfjaar. Eusébio wordt zelfs enkele weken weggebracht uit Lissabon en in een hotel in Lagos in de Algarve ondergebracht. Hij overweegt om terug te keren naar Mozambique, maar zijn moeder overtuigt hem te blijven. Pas in de late lente van 1961, wanneer het juridische steekspel voorbij is en de mediaoorlog uitgewoed, kan de zwarte parel zijn debuut maken.

Eusébio 3 – Pelé 2

Eusébio wordt op 25 mei 1961 aan het publiek voorgesteld in een oefenpartijtje tegen tweedeklasser Atletico. Hij toont zich meteen: met katachtige versnellingen raast hij door de verdediging van Atletico en drie keer vindt hij de weg naar het net. Een week later, op vrijdag 31 mei 1961, speelt Benfica de finale van Europacup I tegen Barcelona, maar Eusébio is niet speelgerechtigd en moet in het Wankdorfstadion van Bern van op de tribune toekijken.

Die finale is speciaal, want het is de eerste zonder Real Madrid, dat op dat ogenblik al vijf keer de beker met de grote oren gewonnen heeft. De Madrilenen zijn voor de allereerste keer voortijdig uitgeschakeld en dat gebeurde in de achtste finale uitgerekend door FC Barcelona. De woede van Franco was de triomf van Catalonië. Natuurlijk wou Barça de coup op Real en het franquistische regime nog extra luister bijzetten door de cup te winnen, maar daarvoor moest het in de finale voorbij Benfica. De Catalanen zijn zegezeker na de vroege goal van Sándor Kocsis, maar hun hoogmoed komt voor de val. Benfica slaat nog voor de pauze terug en wint uiteindelijk de wedstrijd met 3-2.

Eusebio (l) met de Braziliaanse legende Pelé (r)
Eusebio (l) met de Braziliaanse legende Pelé (r)© Belga Image

Een dag later moet Benfica al opnieuw aan de bak, want de Portugese bond heeft geweigerd om de geplande wedstrijd om de Beker van Portugal tegen Vitória Setúbal te verplaatsen – om maar aan te geven welk gering belang de nationalistische overheid aan Europa en de Europacup hechtte. Benfica stelt noodgedwongen zijn B-elftal op, maar mét Eusébio, die op die eerste juni van 1961 eindelijk zijn officiële debuut mag maken. Hij scoort ook, maar dat kan de nederlaag (1-4) niet verhinderen.

Atletico en Vitória zijn aardige ploegen, maar niet van dien aard om Eusébio op het wereldtoneel te plaatsen. Dat gebeurt enkele weken later, wanneer Benfica uitgenodigd wordt op het prestigieuze toernooi van Parijs en daar een galamatch mag spelen tegen het Santos van Pelé. Santos is dan een van de sterkste ploegen van Europa en zou in 1962 en 1963 de Copa Libertadores en de Wereldbeker winnen. Pelé en zijn maats zetten kersvers Europees kampioen Benfica eventjes flink met beide voeten op de grond: 4-0 halverwege. Twintig minuten voor tijd en bij een stand van 5-0 krijgt Eusébio zijn kans. “Ik vond Santos eigenlijk een vrij trage ploeg”, vertelt hij. “Ik dacht: als ik hen de bal kan afnemen en op snelheid kan dribbelen, dan kan ik zeker scoren.” Dat lukt ook. Met enkele staalharde knallen brengt Eusébio zijn rode kameraden terug tot 5-3. Pelé legt met zijn tweede van de avond de eindstand vast op 6-3, maar wil na affluiten maar één ding weten: “Wie is die donkere invaller? Dat gaat een hele speler worden!” De Franse sportkrant L’Equipe denkt daar net zo over en bloklettert op de voorpagina: ‘Eusébio 3 – Pelé 2’.

De beste finale ooit

In de zomer van 1961 begint Eusébio aan zijn eerste échte seizoen bij Benfica. Dat hij bij de Europacuphouder beland is, schrikt de ondertussen negentienjarige jongen niet af: “Ik beweerde niet dat ik de beste speler was, maar ik zei tegen mezelf: ik ben goed genoeg om in dat team te spelen.” Zijn ploegmaats knipperen wel even met de ogen. “We waren een beetje bang voor hem”, lacht José Augusto, zijn makker in de spits bij Benfica. “We vroegen ons af wie voor hem plaats zou moeten maken, want hij was duidelijk een uitzonderlijke speler.”

Eusébio past zich inderdaad zonder al te veel moeite in de uitstekende ploeg in. De competitie loopt dat jaar wel vrij moeizaam, de titel gaat naar erfvijand Sporting. Thuis blijft de rode garde ongeslagen, maar op verplaatsing gaan veel punten verloren. Benfica is uit een heel andere ploeg dan in het eigen majestueuze Estádio da Luz, het Stadion van het Licht, dat geluk en hoop doet schijnen in de sombere gemoederen van het eenvoudige volk van Lissabon, dat zijn helden met uitbundig gejuich vooruit schreeuwt. Gedragen door dat fanatieke publiek dendert Benfica wel weer door de Europacup, waarbij het niet al te zachtzinnig omspringt met Austria Wien (5-1), FC Nürnberg (6-0) en Tottenham Hotspur (3-1). Vaak gaat het er ook letterlijk hard aan toe: de Portugese verdedigers spelen in hun geestdrift tot op het randje. Maar de beloning mag er wezen: een nieuwe finale, dit keer tegen de allergrootste, Real Madrid.

“Ik weet nog dat ik de avond voor de finale bijna niet kon slapen van de zenuwen”, herinnert António Simões zich, want net als zijn ploegmaats heeft hij nog nooit tegen de vijfvoudige Europacupwinnaars gespeeld. “En dan de dag zelf… Wat een gevoel om Ferenc Puskás, Alfredo Di Stéfano en Francisco Gento van dichtbij te zien! Spelers over wie we al zoveel gehoord hadden.” Ook Eusébio is onder de indruk: “In Afrika droomden we over Real Madrid. En ze hadden Di Stéfano, mijn held!”

Het ontzag is aanvankelijk wat té groot en Real, een oude maar geslepen ploeg, loopt via Puskás snel 0-2 uit. Maar het publiek in het Amsterdamse Olympisch Stadion neemt het op voor de underdog en schudt Benfica luidkeels wakker. De Portugezen slaan terug, kort na de pauze staat het 3-3, en dan is het moment van Eusébio gekomen. Hij pikt de bal diep op de eigen helft mee, trekt zich op gang, raast op de rechterflank Di Stefano voorbij en snelt de backlijn binnen waar hij wordt geschept door Pachín. Strafschop! Eusébio legt hem zelf in het hoekje. Het Madrileense rijk wankelt, de vedetten op leeftijd zijn niet opgewassen tegen de explosiviteit, de veer- en de vuurkracht van de jeugdige Eusébio, die enkele minuten later zijn tweede scoort. De finale – volgens de overlevering de beste uit de geschiedenis – eindigt op 5-3 voor Benfica. Eusébio gaat op de schouders, buiten zichzelf van vreugde. Maar het meest tevreden is hij al bij al met … het truitje van Di Stéfano. Het is symbolisch: de oude keizer draagt met dat shirt zijn heerschappij over aan de jonge prins.

Eusebio (r) bij rivaal Di Stefano (l): de twee protagonisten van de 'beste finale ooit'.
Eusebio (r) bij rivaal Di Stefano (l): de twee protagonisten van de ‘beste finale ooit’.© Belga Image

Benfica speelt ook de jaren daarop als een typisch zuiderse ploeg: warmbloedig, aanvalslustig, met oog voor spektakel. Binnen dat team ontpopt Eusébio zich tot – zo beweren sommigen – de eerste moderne voetballer: een geweldige atleet met een onnavolgbare versnelling en een genadeloos hard schot. “Hij was zó snel”, vertelt Jaime Graça lachend. “Als ik een slechte pass gaf, haalde hij die nog, en dan stond er de dag nadien in de krant: Eusébio scoort na prachtpass van Graça!”

In 1963 en 1965 bereiken de roodhemden nog twee keer de finale van EC I, waarbij Real Madrid onderweg bijna terloops met 5-1 wordt weggebliksemd uit het Estádio da Luz. Maar wat Real daarvoor wel kon, een serie EC-zeges neerzetten, daarin slaagt Benfica niet. Het tomeloze aanvalsspel moet het in beide finales afleggen tegen een nieuwe spelvorm: het cynische Italiaanse catenaccio. In 1963 wint AC Milan met 2-1 en in 1965 zijn het de meesters van het catenaccio zelve, het Inter van coach Helenio Herrera, die met een koelbloedige 1-0 de beker in de wacht slepen. Dat jaar, 1965, brengt Eusébio individueel wel de hoogste bekroning: hij wint de Gouden Bal als beste voetballer in Europa.

The man in a hurry

Na de Europacupfinale van 1962 tegen Real staat Eusébio in 1966 voor een tweede mijlpaal in zijn carrière: het wereldkampioenschap voor landenteams in Engeland, de bakermat van het voetbal. Volgens de traditie loten de spelers van Portugal om hun nummers. Simões loot de 13 en ziet zijn favoriete 11 door Eusébio getrokken worden. Hij stelt voor om te ruilen: “Stel je voor dat je topschutter zou worden, met die 13”, zegt hij aan Eusébio. “Beeld je de mystiek in die dan rond dat shirt zal hangen.” De goedige Eusébio accepteert, zonder te beseffen dat enkele weken later…

Portugal zet in de poulefase zonder veel problemen Hongarije (3-1) en Bulgarije (3-0) opzij. De derde wedstrijd geeft een indicatie wat voor een geweldig team de Iberiërs wel hebben: ex-kolonie Brazilië, de wereldkampioen van 1958 en 1962, wordt helemaal overspeeld: 3-1 met twee goals van Eusébio. Ook al zijn de Goddelijke Kanaries mijlenver verwijderd van hun vorm van vier en acht jaar eerder, de rood-groene pletwals van Portugal maakt indruk.

In de kwartfinale wacht dé verrassing van het toernooi, Noord-Korea. De Koreanen hadden met een late gelijkmaker Chili een puntje weten af te snoepen en zorgden voor een regelrechte stunt door in hun derde match Italië te verslaan. De Italianen, die aan een punt genoeg hadden voor kwalificatie, slaagden er niet in om de treffer van Pak Doo-Il net voor de rust ongedaan te maken. Ook Portugal laat zich door Noord-Korea verrassen. En hoe! Na 25 minuten staan de Koreanen 0-3 voor, iedereen wrijft zich de ogen uit. Maar dan is het tijd voor Eusébio om aan het opvallendste uur uit zijn carrière te beginnen. Hij maakt de 1-3 en op penalty nog voor de rust ook de 2-3. Bobby Charlton, de legendarische aanvaller van Engeland, zou later zeggen: “Eusébio liep gewoon over Korea heen. Het was een van de grootste individuele prestaties die ooit op een voetbalveld zijn gezien.” Keer op keer spurt ‘de zwarte panter’, bal aan de voet, de in het wit uitgedoste Aziaten voorbij. Kort voor het uur maakt hij de gelijkmaker en wanneer hij na een volgende rush onder de graszoden wordt gestopt, zet hij zelf de strafschop om: 4-3, de situatie is volledig omgeslagen. Augusto maakt de klus helemaal af: 5-3. Eusébio wordt in de Britse pers ’the man in a hurry’ genoemd, omdat hij na elke goal de bal uit het net vist en ermee naar de middencirkel spurt.

Met een Eusébio in supervorm kijkt Portugal vol vertrouwen uit naar de halvefinaleclash met het gastland. De Engelsen zijn er ook niet gerust in en trachten hun opponenten te destabiliseren: de wedstrijd, die oorspronkelijk in Liverpool gepland stond (in Evertons Goodison Park), wordt verplaatst naar Wembley. Halsoverkop moeten de Portugezen hun basis verlaten en naar Londen verhuizen, geen ideale voorbereiding. Eusébio is moe en slaagt er tijdens de wedstrijd niet in zijn wil op te dringen. Hij krijgt bovendien een schaduw opgekleefd: de genadeloze mandekker Nobby Stiles. Door Eusèbio af te stoppen, legt Engeland heel Portugal lam en met twee goals van Bobby Charlton grijpt het een finaleplaats, want de tegengoal op penalty van Eusébio komt te laat. Hoewel hij met negen goals topschutter van het toernooi wordt, is de parel van Mozambique na het laatste fluitsignaal ontroostbaar: “Ik keek naar de hemel, vroeg God wat ik gedaan had om dit te verdienen, en dan kwamen de tranen.”

Eusebio tot tranen toe bewogen na de uitschakeling tegen Engeland op het WK van 1966.
Eusebio tot tranen toe bewogen na de uitschakeling tegen Engeland op het WK van 1966.© GETTY

Elf titels

Met Benfica staat Eusébio nog één keer op het imposante schouwtoneel van een Europacupfinale, in 1968. Maar de omstandigheden zijn omineus: de wedstrijd vindt plaats op … Wembley, en de tegenstander heet Manchester United. Met andere woorden: Eusébio loopt weer tegen zijn kwelduivel aan: Nobby Stiles. De Engelse kuitenbijter laat zijn slachtoffer geen seconde met rust en grijpt grof in wanneer nodig. Eén keer kan Eusébio zich losrukken, in de laatste minuut, wanneer hij bij een stand van 1-1 oog in oog komt met doelman Alex Stepney. Bij de allergrootste Eusébio zou het altijd goal geweest zijn, maar net nu laat hij Stepney toe een heldhaftige save uit te voeren. En wat zo tekenend is: hij geeft de doelman een schouderklopje en een welgemeend applausje. De sportiviteit mag niet baten. United veegt in de verlengingen de vloer aan met Benfica: 4-1.

Dat jaar wordt Eusébio wel Europees topschutter, maar de internationale glorie ebt stilaan weg. In Portugal haalt hij wel in totaal elf titels binnen, de laatste in 1975. Daarna gaat hij nog een paar jaar poen scheppen in de Verenigde Staten en Mexico.

Op dat moment is zijn carrière al tanende, hij leidt – mede door hardnekkige knieblessures – niet meer het bestaan van een sportman. Drank en vrouwen nemen van langsom meer de plaats in van de bal, zijn nieuwe groene mat ligt op een casinotafel en telt 36 vakjes in rood en zwart. Het leven wordt meer fado dan futebol.

Eusébio vergokt een fortuin. Hij keert jaren later half berooid naar zijn oude club terug, waar hij wat mag bijklussen als materiaalman of ‘hulptrainer’. Hugo Camps maakte de Eusébio van toen een keer zelf mee. Hij interviewde de oude glorie in een klein visrestaurant met uitzicht op de oceaan. Eusébio had van de gelegenheid gebruik gemaakt om een hele rist vrienden uit te nodigen. Zo kon hij die nog eens naar behoren trakteren. Voor de kosten zouden immers de Belgische journalist en zijn krant opdraaien…

Maar de panter kwam wel weer op zijn pootjes terecht. Hij ging volwaardig deel uitmaken van de technische staf van Benfica en naar aanleiding van het EK 2004 in Portugal werd zijn heldenstatus hernieuwd. Met recht en reden, want Eusébio was zonder discussie een van de allergrootste – en meest sportieve – voetballers uit de geschiedenis.

De parelroof

Omdat Eusébio bij Sporting speelde, een satellietclub van Sporting Clube de Portugal uit Lissabon, moesten die van Benfica omzichtig te werk gaan om de zwarte parel in te lijven. Trainer Béla Guttmann reisde stiekem naar Lourenço Marques, zoals de hoofdstad van Mozambique toen heette, en sprak er met de moeder en de broer van Eusébio. “Benfica bood omgerekend zowat duizend euro voor drie jaar”, vertelde Eusébio daar later over. “Mijn broer vroeg het dubbele en Guttmann ging akkoord. Moeder tekende een contract waarin zij als zaakwaarnemer werd aangesteld en kreeg het geld overhandigd.”

Vervolgens kreeg Eusébio een vliegtuigticket toegestopt op de (valse) naam van António Ferreira, zodat zijn reis geheim zou blijven en Sporting de ‘ontvoering’ van hun zwarte parel niet zou kunnen beletten. Bijna liep het plannetje mis. Voor zijn vertrek ging Eusébio nog afscheid nemen van zijn ploegmaats en die verwittigden de clubleiding. Op het nippertje kon hij toch naar Lissabon afreizen, waar de zaak meteen een groot schandaal veroorzaakte.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content