Jean-Pierre Papin: ‘Brugge is wellicht de mooiste etappe in mijn carrière’

© PHOTOPQR/VOIX DU NORD/MAXPPP

Sport/Voetbalmagazine sprak met Jean-Pierre Papin, de beste buitenlandse voetballer uit de geschiedenis van Club Brugge. Ook bijna 34 jaar na zijn vertrek uit de West-Vlaamse stad spreekt hij nog enthousiast over zijn blauw-zwarte periode.

Jean-Pierre Papin (56) is het symbool van een tijdperk. Dat van Bernard Tapie en Silvio Berlusconi onder meer. Het handelsmerk van JPP waren zijn ‘papinades’, een soort onwaarschijnlijke volleys waarmee hij uit alle mogelijke hoeken scoorde.

De spits met het kroeshaar won de Gouden Bal in 1991, werd vier keer kampioen van Frankrijk, veroverde twee keer de titel in Italië en heeft op zijn palmares ook nog: een Champions League, een UEFA Cup én een Belgische beker. Dat laatste na zijn enige seizoen in België, 1985/86. Met Club Brugge zegevierde hij in de bekerfinale tegen Cercle. Het werd 3-0, met twee penaltygoals van Papin.

Qua vedetteallures moest JPP in zijn tijd Eric Cantona laten voorgaan, maar hij is toch een van de beste spitsen aller tijden – een nummer 9 pur sang. Interview met een mythe.

Klopt het dat je je carrière begonnen bent als keeper?

Jean-Pierre Papin: ‘Ik ben vooral begonnen als libero. Maar het klopt dat ik op school op een dag eens in het doel heb gedepanneerd. Enfin, als ik zeg ‘op school’, is dat niet helemaal waar. We waren toen een ploegje vrienden die in het begin op de speelplaats voetbalden, maar daarna hadden we ons ook ingeschreven in een kleine, lokale competitie.’

‘Daarnaast voetbalde ik ook al bij een club; ik combineerde de twee. Op een dag was er een wedstrijd en de keeper daagde niet op. Toen heb ik voorgesteld om in doel te gaan staan. Ik kreeg er zeven binnen. Diezelfde dag nog speelde ik een oefenmatch met mijn club Jeumont (waar hij van 1970 tot 1978 voetbalde, nvdr). Ik was toen nog libero, maar ik had zodanig de pest in dat ik vijf goals gemaakt heb.’

Gescout door Lambert

Je eerste seizoen bij Olympique Marseille (1986/87) was niet zo evident. De supporters namen je op de korrel en noemden je ‘J’en Peux Plus’, ‘ik heb er genoeg van’. Was dat omdat je te veel kansen miste?

Papin: ‘Ongelooflijk veel. En toch maakte ik dat seizoen nog 13 goals, maar ik had er eigenlijk dertig meer moeten maken. Het probleem destijds was dat niemand bij Marseille een poging deed om te begrijpen waarom ik zoveel had gescoord bij Valenciennes en bij Club Brugge.’

‘Ik herinner me nog mijn laatste persconferentie op het einde van het eerste seizoen bij OM. Daar heb ik tegen de journalisten gezegd dat ik nooit meer ‘J’en Peux Plus’ genoemd zou worden.’

‘Vanaf dat moment ben ik na de trainingen keihard beginnen werken met Alain Casanova, onze keeper. Zes jaar lang deden we na elke trainingssessie nog eens 40 minuten extra waarbij ik van alle kanten naar doel schoot. Daarom heb ik mijn Gouden Bal in 1991 ook aan hem opgedragen.’

Jean-Pierre Papin kreeg de bijnaam 'J'en Peux Plus' bij Marseille. 'Ze begrepen niet waarom ik zoveel scoorde bij Valenciennes en Club.'
Jean-Pierre Papin kreeg de bijnaam ‘J’en Peux Plus’ bij Marseille. ‘Ze begrepen niet waarom ik zoveel scoorde bij Valenciennes en Club.’© GETTY

Hoe komt het dat een toekomstige Gouden Bal in 1985 bij Club Brugge tekende?

Papin: ‘We hadden geen buitengewone ploeg bij Valenciennes, maar we boekten resultaten. In 1985 zaten we erg dicht bij promotie naar eerste klasse. Daardoor is de interesse van Club Brugge er gekomen. Ze zijn me dat seizoen twaalf keer komen bekijken! De laatste drie keer was het Raoul Lambert in persoon die kwam scouten. En telkens scoorde ik.’

‘Hij zag in mij meteen zijn opvolger. Niet veel later was er een vergadering tussen de besturen van de twee clubs. En in feite was het geen moeilijke keuze. Ik wilde in elk geval niet zoals iedereen doen en tekenen bij Lille, Lens of Auxerre. Het buitenland sprak me meer aan dan Frankrijk. En destijds was Club Brugge toch een club die een aantal jaar daarvoor, in 1978 om precies te zijn, een Champions Leaguefinale had gespeeld. Toen was ik vijftien jaar.’

‘En dan was er vooral mijn vader. Ik sprak hem systematisch tegen. Omdat mijn grootmoeder me ooit gezegd had dat hij altijd de slechte keuzes gemaakt had. Van zodra hij dus ‘ja’ zei, zei ik ‘nee’. Als hij wit dacht, dacht ik zwart. En nee, dat is geen grapje. Ik ben hem gaan opzoeken om zijn raad te vragen. Hij zei me: ‘Brugge? Zeker niet. Geen enkele Franse speler heeft het ooit gemaakt bij in België. Dat is geen land voor jou.’ Dus, ja, toen heb ik getekend bij Club…’

‘Ik tekende bij Club Brugge om mijn vader tegen te spreken.’

Terugkeer naar Brugge?

Waar situeer je spelers als Marc Degryse en Jan Ceulemans?

Papin: ‘Degryse was toch vooral mijn concurrent toen. Maar alle gasten met wie ik daar gespeeld heb, zoals Hugo Broos, Alex Querter, Luc Beyens,… die vergeet ik nooit meer. Brugge is wellicht de mooiste etappe uit mijn carrière. Want zonder Club zou de rest er ook niet geweest zijn.’

‘Ik had het ook wel zien zitten om er later terug te keren. Ik ben er trouwens nog wel eens een aftrap gaan geven, naar een of andere Europese match gaan kijken en mijn trofee van beste buitenlander uit de geschiedenis van de club in ontvangst gaan nemen.’

‘Maar het is in een andere rol dat ik er graag was teruggekeerd. Spijtig genoeg is dat tot nu toe nog niet mogelijk geweest. Wie weet? Ik ben nog maar 56 jaar…’

Dankzij je prestaties bij Club Brugge raakte je in extremis bij de Franse nationale ploeg voor het WK 1986 in Mexico. Je maakte je debuut in februari 1986 tegen Noord-Ierland. Wat betekende dat toen voor jou?

Papin: ‘Een droom! Door omstandigheden heb ik nooit samen met Zidane gespeeld, maar ik heb wel met mijn idool gevoetbald, Michel Platini.’

‘De eerste keer dat ik hem tegenkwam, was op het oefencentrum van de Franse nationale ploeg. Ik kon ’s avonds de slaap niet vatten en ben toen beginnen te biljarten. Het was 23 uur. Ik was helemaal alleen en toen is Platini gekomen. Hij deed zijn mantel uit en nam een keu. Ik was in paniek. Ik wist niet wat te doen. Het was als een jongetje van vijf jaar dat voor het eerst een snoepje kreeg. Wat een moment!’

Jean-Pierre Papin bij de Franse nationale ploeg en zijn idool Michel Platini (c).
Jean-Pierre Papin bij de Franse nationale ploeg en zijn idool Michel Platini (c).© GETTY

Minder egoïstisch

Je hebt ooit gezegd dat je veel bent beginnen te scoren op de dag dat je minder egoïstisch bent geworden. Nochtans is een goalgetter zoals jij toch vooral een egoïst, of niet?

Papin: ‘Naarmate de jaren vorderden, was ik het minder en minder, denk ik. Want ik stond in de ploeg met spelers voor wie het even belangrijk was om te scoren. Klaus Allofs, die als een grote broer voor me was, Chris Waddle, Eric Cantona, Abedi Pelé. Bij Marseille waren we met zijn vieren om goals te maken. Natuurlijk scoorde ik het meest, maar iedereen moest tevreden blijven. Dat was belangrijk voor de teamspirit.’

‘En als ik wilde scoren, wist ik ook dat ik de anderen nodig had en dat het in mijn belang was om de gevoeligheden van de ene of de andere goed in te schatten. Op het goede moment een pass geven, iemand een penalty laten trappen, een andere een vrijschop laten nemen. Ook al was dat soms moeilijk voor het ego…’

Je maakte je laatste goal in de Ligue 1 met Bordeaux in maart 1998, maar daarna bleef je verder voetballen op een lager niveau bij Cap Ferret tot in 2004, op de leeftijd van 41 jaar… Was scoren een soort drug? Wilde je niet stoppen?

Papin: ‘Ik heb er lang spijt van gehad dat ik het WK 1998 thuis moest doorbrengen. Dat was voor mij het perfecte einde geweest. Het probleem was dat ik tijdens mijn laatste jaar bij Bordeaux niet altijd titularis was. Aimé Jacquet was ook heel duidelijk geweest, hij zei dat hij alleen basisspelers selecteerde. Dan was het dus normaal dat ik er niet bij was.’

‘Daarna voelde ik nog de behoefte om te spelen, niet om te trainen. Ik trainde dan ook niet. Op zondagochtend nam ik mijn boot en vaarde ik naar Cap Ferret. Daar voetbalden we tegen amateurteams, maar de ‘stadions’ zaten vol. Soms tot 2000 toeschouwers. Ze kwamen naar mij kijken. Dat was een beetje mijn afscheidstournee. Ik heb er drie fantastische seizoenen meegemaakt. We zijn drie keer gepromoveerd en ik maakte 130 goals. Dat gaf me zuurstof. Het was ook een bende vrienden, we deden normaal.’

‘Ik heb er lang spijt van gehad dat ik het WK 1998 thuis moest doorbrengen.’

Het probleem van Perbet

Je was als trainer snel gebrandmerkt, na ongelukkige ervaringen bij Strasbourg, Châteauroux en Lens. Je laatste trainersjob dateert al van meer dan tien jaar geleden. Heb je de indruk dat je vandaag de dag op een zwarte lijst staat?

Jean-Pierre Papin: ‘Ja, maar ik heb er geen spijt van dat ik debuteerde bij kleinere clubs. Je moet niet denken dat alle grote spelers grote coaches worden. Ik wilde mezelf de tijd geven om te leren. Het probleem is dat men zeer grote oud-spelers minder snel vergeeft. De mensen denken te snel dat we een toverstokje hebben…’

‘Maar het kriebelt nog om te coachen. Ik zou graag willen, maar waar? Vandaag heb je in het voetbal een goeie makelaar nodig. Het voetbal is een cirkel. En als je uit die cirkel stapt, is het heel moeilijk om terug te keren. Ik zou nog graag eens een laatste uitdaging aangaan.’

Als trainer heb je iemand als Jérémy Perbet onder je vleugels gehad. Bij ons in België staat hij bekend als een koele killer. Hoe kan je zoveel goals maken als je geen bovengemiddelde kwaliteiten hebt?

Papin: ‘Het probleem van Jérémy destijds was dat hij een beetje zwaar stond. Hij had moeite om zich te positioneren. Maar je zag dat hij een neus voor goals had. Op een dag heb ik over hem gepraat met Enzo Scifo, die hem ook had gehad bij Mons. Jérémy was meer dan een middelmatige speler, maar goalgetters zoals hij moeten goed omringd zijn. Hij heeft twee mannen nodig die een voorzet kunnen trappen. Perbet maakt zijn goals altijd op een bepaalde manier. Zoals een Stéphane Guivarc’h of een Pipo Inzaghi, het zijn afwerkers. Maar als je hun leveranciers afblokt, bestaan zulke spitsen niet meer.’

‘En dan heb je de aanvallers die ruimte nodig hebben, zoals ik of Jürgen Klinsmann en Marco van Basten. Kerels die moeten kunnen lopen, een een-tegen-eensituatie uitlokken, maar die ook alleen maar voor dat goaltje leven.’

Papin als coach van Lens: 'Ik heb er geen spijt van dat ik debuteerde bij kleinere clubs.'
Papin als coach van Lens: ‘Ik heb er geen spijt van dat ik debuteerde bij kleinere clubs.’© GETTY

Je hebt veel topcoaches gehad: Henk Houwaart, Franz Beckenbauer, Aimé Jacquet, Raymond Goethals, Tomislav Ivic, Fabio Capello, Giovanni Trapattoni, Otto Rehhagel,…

Papin: ‘Trapattoni en Capello, dat waren echte coaches. Ik apprecieer de Italiaanse cultuur, hun manier van trainen.’

Zijn dat de trainers onder wie je het meeste succes kende? Bij Milan heb je twee CL-finales gespeeld, maar je startte geen enkele keer in de basis. En bij de fameuze 4-0 tegen FC Barcelona in 1994 zat je zelfs in de tribune… Hoe heb je dat beleefd?

Papin: ‘Dat was de filosofie van de club. En dat had ik niet meteen begrepen. Had ik dat geaccepteerd, dan zou ik in de zomer van 1994 niet naar Bayern vertrokken zijn na slechts twee seizoenen. Maar goed, bij Milan zaten 30 spelers en met dat ongelooflijk potentieel werd geroteerd in functie van de competities, de matchen en de blessures. Als je niet speelde, deed dat natuurlijk pijn… Maar daar was ik slechts één van de dertig. Clubs mochten toen ook slechts drie buitenlanders op het wedstrijdblad zetten.’

Maurice Brun

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content