Tactiek voor beginners: de evolutie van de nummer 10

© GETTY
Dieter Peeters
Dieter Peeters Voetbalanalist en -journalist. Momenteel performance analyst bij de nationale U16 & U17.

Elke maandag legt Sport/Voetbalmagazine een tactisch concept uit, op voorzet van zijn lezers. Vandaag les 8: hoe de invulling van de nummer 10 veranderd is.

Wat houdt de term in?

De nummer 10 doelt in eerste instantie op de centrale, aanvallende middenvelder van een ploeg, die in steun van één of twee spitsen speelt. Die positie van spelmaker vraagt creativiteit en technisch vermogen omdat zijn taak er vooral in bestaat kansen te creëren voor zijn ploegmaats, maar ook regelmatig zelf te scoren. In bredere zin kan de term nummer 10 ook gebruikt worden om een aanvallende speler met veel vrijheid te benoemen, zonder dat die per se de nummer 10 positie bekleedt, in de enge zin van het woord.

Je kan het natuurlijk ook letterlijk opvatten als het rugnummer 10, waarrond een bepaald aura hangt. Heel wat legendarische spelers droegen in de geschiedenis dat nummer, maar speelden niet noodzakelijk zo. Pelé, Puskás, Maradonna, Platini, Zidane, Ronaldinho, Messi, Eden Hazard… Allemaal droegen ze op een bepaald moment het rugnummer dat als statussymbool geldt voor de beste speler van hun ploeg of land. In dit artikel focussen we ons echter vooral op de eerste betekenis van de nummer 10 als de creatieve aanvallende middenvelder en de evolutie van die positie.

Enganche, numéro dix en trequartista

Elk land staat wel bekend om een bepaald soort voetballer dat hen typeert. Nederland en Portugal hebben hun dribbelvaardige buitenspelers, Duitsland hield decennialang vast aan hun libero’s, een kleine middenvelder met een goede pass is meestal een Spanjaard, een targetman woont in Engeland en een offensieve alleskunner komt vaak uit Brazilië. Bij een nummer 10 denken we in eerste instantie aan Argentinië, en in mindere mate aan Italië, Frankrijk en de Balkanlanden.

In Argentinië noemen ze een spelmaker net achter de spits(en) een enganche, een ‘haak’ die het middenveld en aanval verbindt. Op het WK 1966 pakten de Albiceleste al uit met een 4-3-1-2, oftewel een 4-4-2 in een ruit, om hun sterspeler Ermindo Onega alle vrijheid te geven. Dat pakte echter slecht uit tegen het gastland en latere wereldkampioen Engeland, dat simpelweg mandekking speelde op Onega. Maar de mythe van de nummer 10 was geboren in Argentinië en de 4-3-1-2 bleef er tot in de jaren ’80 de typische formatie om de ster van de ploeg te laten schitteren.

Nog voor Maradona op het toneel verscheen, was het profiel van de ideale nummer 10 dus al bekend. Hij moest klein en linksvoetig zijn, een geweldige dribbelaar ook en bestand tegen agressieve tackles. Scoren en laten scoren. ‘Pluisje’ groeide uit tot incarnatie van dat ideaalbeeld. De opstelling van de Argentijnen evolueerde voor hem zelfs naar een 3-5-1-1. Allemaal om hun nummer 10 de maximale vrijheid te geven om zijn creativiteit te kunnen botvieren, niet voor zichzelf, maar voor de ploeg.

Links de 3-5-1-1 waarmee Argentinië de finale van het WK 1986 won, rechts de opstelling van de Fransen in de gewonnen finale van het EK 1984.
Links de 3-5-1-1 waarmee Argentinië de finale van het WK 1986 won, rechts de opstelling van de Fransen in de gewonnen finale van het EK 1984.© Redactie

Wat Maradona was voor Argentinië, was Michel Platini voor Frankrijk. Ook hij speelde in die periode als aanvallende middenvelder, in een 4-3-1-2, en maakte Les Blues bijna eigenhandig Europees kampioen in eigen land in 1984. Platini en zijn numéro dix werden verafgood in Frankrijk. Pas aan het eind van de jaren ’90 kreeg hij met Zinédine Zidane een waardige opvolger, ook al vulde die de nummer 10 positie heel anders in dan Platini, die veel doelgerichter was.

De introductie van de nummer 10 in de Engelse Premier League begin jaren ’90 wordt dan weer toegeschreven aan een andere Fransman, Eric Cantona. In die periode speelde zo goed als heel Europa een vlakke 4-4-2, in navolging van de ‘zone-revolutie’ van Arrigo Sacchi bij AC Milan. Cantona profiteerde bij Manchester United van die grote ruimte tussen het middenveld en de verdediging van de tegenstander en bediende van daaruit de spits voor hem. Zo hielp hij de ploeg van Alex Ferguson tussen 1993 en 1997 aan vier titels in vijf jaar tijd.

Logisch dus dat concurrenten Arsenal (met de atypische Nederlander Dennis Bergkamp) en Chelsea (met Italiaan Gianfranco Zola) ook op zoek gingen naar zo’n type in het buitenland. Ze vonden die meer bepaald in het gestructureerde voetbal van de Serie A, waar dergelijke spelers niet goed uit de verf kwamen. Nochtans bedachten ze in Italië speciaal een term voor de nummer 10: de de trequartista, omdat hij actief is in het derde kwart van het veld. Maar spelers als Roberto Baggio, Francesco Totti of Alessandro Del Piero werden zelden als echte 10 uitgespeeld, vaak moesten ze fungeren als tweede spits of werden ze verbannen naar de flank.

Aanpassen of uitsterven

Begin jaren 2000 vonden de meeste ploegen een eerste oplossing om de nummer 10 op te vangen. Er werd een verdedigende middenvelder geïntroduceerd, de ‘Makélélé-rol’, die zijn speelruimte moest verkleinen, dat kon in een 4-4-2 in een ruit zijn of in een 4-3-3 met de punt naar achter. Maar één mandekker kon de spelmaker nog niet lamleggen en vele wedstrijden resulteerden in een duel tussen de nummers 10 van elke ploeg, zoals dat in Argentinië al sinds de jaren zestig het geval was (en deels nog altijd is).

Om meer stabiliteit in het elftal te krijgen, zetten veel ploegen nog een extra verdedigende middenvelder om zo een 4-2-3-1 te vormen. Op het WK 2010 hanteerden bijna alle landen dat systeem, behalve Argentinië waar bondscoach Diego Maradona met Messi als echte 10 wou spelen. Maar tegen twee belagers is het zelfs voor de beste spelmakers onbegonnen werk. Argentinië kreeg in de kwartfinale een 4-0-pandoering van het jonge en modern voetballende Duitsland.

Links: tegen een gewone 4-4-2 kan de 10 optimaal profiteren van de ruimte tussen de linies. Midden: de rode ploeg, in een 4-4-2 in een ruit zoals bv. AC Milan speelden in de jaren 2000, wordt opgevangen door een 4-3-3. De nummer 10 wordt dus opgevangen door één verdedigende middenvelder, waardoor er centraal nog altijd een 3vs3 is. Ideaal voor creatieve spelers. Rechts: door nog een verdedigende middenvelder erbij te zetten, is de verdediging ruimschoots in het voordeel wanneer beide ploegen in 4-2-3-1 spelen.
Links: tegen een gewone 4-4-2 kan de 10 optimaal profiteren van de ruimte tussen de linies. Midden: de rode ploeg, in een 4-4-2 in een ruit zoals bv. AC Milan speelden in de jaren 2000, wordt opgevangen door een 4-3-3. De nummer 10 wordt dus opgevangen door één verdedigende middenvelder, waardoor er centraal nog altijd een 3vs3 is. Ideaal voor creatieve spelers. Rechts: door nog een verdedigende middenvelder erbij te zetten, is de verdediging ruimschoots in het voordeel wanneer beide ploegen in 4-2-3-1 spelen.© Redactie

Die overbevolking rond de nummer 10 betekent evenwel ook dat er elders op het veld meer ruimte komt. In eerste instantie voor de twee verdedigende middenvelders, want in de opbouw staat er dan altijd eentje vrij. Om dat optimaal te benutten, worden creatieve spelers lager op het veld geposteerd. Types als Andrea Pirlo, Luka Modric, Toni Kroos, Xavi, Iniesta of Kevin De Bruyne die in de jaren ’90 misschien een grote carrière hadden kunnen maken als nummer 10, spelen nu vaak als 8 of als spelmaker voor de verdediging (de zogenaamde regista).

Ook de opkomst van inverted wingers in een 4-3-3, die naar binnen komen om te schieten met hun goede voet of een beslissende pass te geven, deed de nood aan een echte nummer 10 verdwijnen. De buitenspelers kunnen in de rug duiken van de verdedigende middenvelders, die zonder directe tegenstander hoger gaan staan (zie afbeelding). Zo vullen ze de vroegere functie van een ouderwetse nummer 10 op een moderne manier in, zonder op papier op die positie te staan. Een schoolvoorbeeld hiervan is natuurlijk Lionel Messi.

Links: een van de twee rode middenvelders staat altijd vrij en heeft ruimte om het spel te dirigeren; Rechts: inverted wingers kunnen (in een 4-3-3) profiteren van de ruimte in de rug van de twee defensieve middenvelders, die niet meteen een tegenstander hebben.
Links: een van de twee rode middenvelders staat altijd vrij en heeft ruimte om het spel te dirigeren; Rechts: inverted wingers kunnen (in een 4-3-3) profiteren van de ruimte in de rug van de twee defensieve middenvelders, die niet meteen een tegenstander hebben.© Redactie

Als er vandaag nog een nummer 10 gebruikt wordt, is dat alleszins een heel ander type dan 25 jaar geleden. Omdat drukzetten in het hedendaagse voetbal zo belangrijk is geworden, kan geen enkele speler het zich veroorloven zijn defensieve taak niet te doen (zelfs Messi krijgt daar tegenwoordig kritiek op). Vaak vinden we op die positie nu eerder een lopend type zoals Thomas Müller bij Bayern, Dele Alli bij Tottenham of Vlap bij Anderlecht. Klassiekere spelmakers die zich minder aanpasten aan het moderne voetbal, zoals Mesut Özil of James Rodríguez konden zich de laatste jaren niet doorzetten, terwijl ze op het WK 2014 nog schitterden.

Om de spelmaker voor de verdediging (de regista) van de tegenstander te stoppen, staat er tegenwoordig soms zelfs een vooruitgeschoven mandekker (of een defensieve aanvallende middenvelder) op de positie van nummer 10. Marouane Fellaini bouwde zijn carrière grotendeels op die rol en werd in de halve finale van het WK tegen Frankrijk zo gebruikt om Pogba af te stoppen.

De ouderwetse nummer 10 mag dan wel bijna uitgestorven zijn, toch betekent dat niet dat het hedendaagse voetbal minder creatief of technisch geworden is. Verschillende andere posities, zoals een vleugelspeler of een verdedigende middenvelder, hebben de rol van spelmaker of spelbepaler overgenomen. Maar geen enkel topteam kan het zich nog veroorloven volledig in functie van één speler te spelen, zoals dat in de jaren negentig wel de gewoonte was. Vraag dat maar aan het FC Barcelona of Argentinië van Lionel Messi.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content