Walter Pauli

Bradley Wiggins, van eerste uitdager tot grootste favoriet

De eerste tijdrit heeft gedaan wat lange tijdritten vaak plegen te doen: iedereen wordt op ruime achterstand gezet van één man, die vanaf de tijdrit te kloppen favoriet is.

Dat was zo al in de tijd van Bernard Hinault, van Miguel Indurain en van Lance Armstrong. Of Bradley Wiggins voldoende carrure heeft om in dat rijtje te passen, is nog maar zeer de vraag, maar wat hij naar Besançon deed, is wat de ‘groten’ doen. Wie Fabian Cancellara bijna een minuut kan aansmeren, rijdt wel zéér sterk. Wie Cadel Evans, toch de man die zijn Tourzege van vorig jaar verdedigt en die zelf geldt als een van de beter tijdrijders van het peloton, op bijna twee minuten kan zetten, heeft een belangrijke veldslag gewonnen. En de meeste andere concurrenten krijgen nog zwaarder tijdsverlies aangesmeerd.

Opvallend daarbij is hoe mild het publiek reageert bij minutenverlies tegen de klok. Toen Jürgen Van den Broeck door pech op La Planche des Belles Filles bijna twee minuten verloor, was dat ei zo na geen reden om nationale rouw af te kondigen. Nu hij tegen de klok meer dan drie minuten prijsgeeft, is dat geen reden tot ontevredenheid. Het is een merkwaardige vorm van schizofreen denken voor wie in Parijs zo hoog mogelijk wil eindigen, want in de eindafrekening tellen alleen minuten en seconden. Of die in een vlakke rit verloren werden, in een tijdrit of een bergrit: het maakt niet uit. Maar blijkbaar oogt een halve minuut op een col verloren spectaculairder en dus dramatischer dan die in een tijdrit. Dat is fout natuurlijk.
Vraag het Wiggins maar. Voor de Tour gold hij als uitdager nummer één van Evans. Vorig jaar heeft hij wegens een opgave na een val zijn kansen niet voluit kunnen verdedigen (net als Evans het jaar daarvoor, trouwens). Maar in 2009 was hij al vierde in de Tour, na Alberto Contador, Andy Schleck en Lance Armstrong. Hij was toen al een uitstekend tijdrijder, maar in het klimmen bleef het bij zo lang mogelijk aanklampen bij de echte top. Maar al bij al lukte dat dus aardig.

De Tour van 2010, het jaar dat Sky zijn redelijk pompeuze maakt in het peloton, is Wiggins nergens, net als zijn hele team, die meer in het nieuws komt met hun poen, hun tot in de details bestudeerde organisatie en geavanceerde verzorgingsmethoden dan met hun prestaties. In 2011 is er dus die fatale val, en in 2012 staat hij er helemaal. Parijs-Nice, Ronde van Romandië, Dauphiné Liberé al gewonnen, en nu een optie genomen op de Tourzege. Wiggins is blijkbaar dé ronderenner van het jaar. Hij is nog beter geworden in het tijdrijden en het klimmen gaat hem ook alsmaar beter af.

En Cadel Evans zal nu moeten aanvallen, en dat ligt in een grote ronde toch niet echt in zijn natuur. Vorig jaar won hij de Ronde eigenlijk vooral omdat hij in staat was gebleken de majeure aanval van Andy Schleck naar de Galiciër af te slaan, of minstens onder controle te houden. En de dag nadien deed hij hetzelfde naar Lampe d’-Heus: hij liet Schleck en Contador een hele dag aanvallen en knokken voor verwaarloosbare tijdswinst. In de slottijdrit, daags nadien, greep Evans dan de gele trui. Het is erg onwaarschijnlijk dat hij dit jaar in de slottijdrit Bradley Wiggins uit het geel zal kunnen rijden, indien Wiggins die trui dan nog draagt.

Maar wie anders dan Evans heeft de kracht, het talent, en ook de ploeg om hem te bedreigen? Radioshack is een sterk collectief, maar het is onduidelijk wat daar de ambitie is. Allemaal voor Klöden (die het ook niet slecht deed in de tijdrit), of zo veel mogelijk schoon volk zo hoog mogelijk geplaatst krijgen?

Vincenzo Nibali en Denis Menchov reden ook een heel decente tijdrit, en in de eerste bergritten leek Nibali nog net iets sterker dan Menchov. Dus de Liquigas-kopman is de eerste gegadigde voor nog een podiumplaats.

Excuseer, de tweede. Want tussenin staat natuurlijk Chris Froome, de Keniaanse Brit die de eerste bergrit wint en vervolgens tweede wordt in de eerste tijdrit, een halve minuut na zijn eigen ploegmaat en kopman Wiggins, maar nog altijd een halve voor Fabian Cancellara. Froome heeft al goede tijdritten gereden (in de Vuelta, in de Dauphiné) en heeft al bergritten gewonnen (in de Vuelta). Maar, met permissie, dit is de Tour, en renners die in de Tour in beide cruciale disciplines excelleren zijn schaars, en ‘uit het hout van winnaars gesneden’.
Het is de reden waarom Eddy Merckx en Bernard Hinault altijd op hun hoede moesten zijn voor Joop Zoetemelk, waarom Lucho Herrera wil indrukwekkend was maar nooit gevaarlijk, waarom Miguel Indurain altijd meer rekening moest houden met Tony Rominger dan met Claudio Chiapucci, waarom niet Marco Pantani maar wel Jan Ullrich de nemesis was van Lance Armstrong: omdat de genoemde renners tot de zeldzame toppers behoren die én kunnen klimmen én tijdrijden. Laurent Jalabert kon niet goed genoeg klimmen, Richard Virenque was te zwak tegen de klok. Beiden hebben niet één keer serieus meegedaan voor de eindzege in hun lange carrière met hun talloze Tourdeelnames. Blijkbaar is Chris Froome wel een renner die de magische combinatie aankan.

Het doet daarom een beetje denken aan de Tour 1996, toen Bjarne Riis zich ineens ontpopte tot Tourwinnaar, maar hij al tijdens de Ronde zelf de hete adem in de nek voelde van een jongere ploegmaat, een aanstormend talent: Jan Ullrich. In de afsluitende tijdrit dat jaar, tussen Bordeaux en Saint-Emilion, overklaste de amper vermoeide Ullrich al alles en iedereen, inbegrepen Bjarne Riis in zijn gele trui. De dag dat Riis zeker is van zijn eerste eindzege, aanschouwde iedereen al dat de kroonprins was opgestaan, en dat Riis niét meer de echte heerser was. Hij had de macht nog niet definitief gegrepen, of hij was ze al half kwijt.

Is het dat ook wat gebeurt met Bradley Wiggins en Chris Froome? Afwachten. Wiggins heeft nog niet gewonnen, Froome moet nog bevestigen dat hij in de Tour kan volhouden wat hij in de Vuelta deed. Maar het kan. En zeker, die Tour van 1996, met Riis en Ullrich op de eerste rij, heeft vandaag ook om niet-sportieve redenen zijn plaats in de Tourgeschiedenis. Dat zou twee jaar later pas echt duidelijk worden, tijdens de zogenaamde Festina-Tour van 1998.

Ook vandaag woedt er een debat ‘of het wel kan’ wat Sky-ploegmaats Wiggins en Froome doen. Dat het kan, zien we elke dag opnieuw. Het fabrieksgeheim kennen we niet. Niet onbegrijpelijk worden ze bij Sky woedend bij de minste insinuatie naar doping. En ook in Vlaanderen laat een trainer als Paul Van den Bosch weten dat het een kwestie van revolutionaire trainingsmethoden zou zijn. Interval, naar verluidt.

Dat is mogelijk. Maar mag dan de vraag gesteld worden waarom die trainingsmethode nu pas vruchten afwerpt, en daar de vorige jaren zo weinig van te zien was. OK, in 2011 reed Sky al een opvallend betere Tour dan in 2010, maar nu is de evolutie naar meer en beter wel erg opvallend. Het is geen geleidelijke verbetering, maar een kwantumsprong. Bereikt door het stipt opvolgen van trainingsschema’s waarover blijkbaar geen enkele andere ploeg beschikt.

Natuurlijk, het kan. Voor Sky pleit alleszins dat in de Jurarit, zondag, er ineens géén overdonderend Sky-overwicht was in het pelotonnetje van vedetten: blijkbaar waren er nog renners die moesten recupereren van de uitzonderlijke collectieve prestatie op ‘La Planche des Belles Filles’.

Hoe vreemd het ook klinkt: die wisselvalligheid is alleen maar toe te juichen. Renners als perfecte afgestelde machines die een hele Tour niet haperen: we weten stilaan beter. Aan de andere kant liet Maxime Montfort, die zelf knap elfde werd in de tijdrit, een klein en ongetwijfeld onschuldig bedoeld zinnetje vallen: “Wiggins en Froome zijn van een andere planeet.” Die uitspraak is nog al opgetekend. Het is een vaste uitdrukking voor supermensen, waar Fabian Cancellara dan geldt als de aanvoerder van het peloton der stervelingen. We kunnen dus maar de vingers kruisen dat Sky niet bezig is de Goden te verzoeken.

Walter Pauli

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content