Hoe het vrouwenwielrennen gedomineerd wordt door Nederland en Italië, en Lotte Kopecky

© belga
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Het niveau, de kijkcijfers, het prijzengeld, het aantal rensters en topwedstrijden in het vrouwenwielrennen stijgt elk jaar. Dat staat echter in contrast met de beperkte geografische spreiding van de toppers. Zo bleek ook in het afgelopen voorseizoen.

Annemiek van Vleuten tweette zondag na haar zege in Luik-Bastenaken-Luik over hoe snel het niveau van het vrouwenwielrennen aan het verbeteren is. Ze haalde voor de ‘Strava nerds’ haar tijden aan van op La Redoute, waar ze in 2019, bij haar eerste zege in La Doyenne, solo was gegaan. Maar toen 13 seconden trager was dan afgelopen zondag, terwijl de wind zondag op kop blies.

Ook op de Roche aux Faucons zette de Nederlandse op haar 39e (!) haar beste tijd ooit neer, op weg naar haar tweede klassieke voorjaarszege. Het was evenwel nodig om de concurrentie van zich af te schudden. Want zei Van Vleuten op de persconferentie: ‘Ik ben beter dan ooit in het voorjaar, maar winnen wordt alsmaar moeilijker.’

Italië/Nederland boven

Dat de lat in het vrouwenwielrennen steeds hoger wordt gelegd, is een logisch gevolg van het grotere aantal (sub)toppers en de doorgedreven professionalisering bij veel (nieuwe) WorldTourploegen, inclusief een minimumloon.

Toch moet je ook vaststellen dat de dikste prijzen het afgelopen voorseizoen uitgedeeld werden tussen rensters van amper drie landen.

In de tien WorldTourraces en vier 1Pro-wedstrijden (allemaal eendagskoersen) ging de zege telkens naar een Italiaanse (zevenmaal), een Nederlandse (vijf keer) of één Belgische renster, Lotte Kopecky (tweemaal).

Voor Nederland won Annemiek van Vleuten de Omloop Het Nieuwsblad en Luik-Bastenaken-Luik, schreef Demi Vollering de Brabantse Pijl op haar naam, en was Lorena Wiebes de snelste in de Ronde van Drenthe en Nokere Koerse.

De Italiaanse wielerfans konden de zeges toejuichen van Elisa Balsamo (Trofeo Binda, Brugge-De Panne en Gent-Wevelgem), van Marta Cavalli (Amstel Gold Race en Waalse Pijl), van Chiara Consonni (Dwars door Vlaanderen) en van Elisa Longo Borghini (Parijs-Roubaix). België kon zich optrekken aan de twee overwinningen van Lotte Kopecky in de Strade Bianche en de Ronde van Vlaanderen.

.

Ook dominantie in top tien

De Nederlandse en Italiaanse rensters pakten niet alleen bijna alle zeges, maar bezetten ook het merendeel van de podium- en verdere ereplaatsen: in de veertien races waren Van Vleuten en co goed voor 40,4 procent van de topdrieplaatsen, Balsamo en co voor 31 procent – samen liefst 71,4 procent. Voor België stond Lotte Kopecky daarnaast vijfmaal op het podium, met ook nog een tweede stek voor Julie De Wilde in Dwars door Vlaanderen.

Van de in totaal 42 podiumplaatsen gingen er zo slechts zes (14 procent) naar een renster die geen Nederlands, Italiaans of Belgisch paspoort heeft: de Zuid-Afrikaanse Ashleigh Moolman eindigde als derde in de Strade Bianche, de Zwitserse Elise Chabbey finishte op dezelfde stek in Dwars door Vlaanderen, de Poolse Katarzyna Niewiadoma werd tweede in de Brabantse Pijl, de Duitse Lianne Lippert pakte daar, net als in de Amstel Gold Race, een derde plaats en de Australische Grace Brown sprintte naar een tweede stek in Luik-Bastenaken-Luik.

Dezelfde vaststelling als je kijkt naar de verdeling van het aantal topvijf- en toptienplaatsen. De Nederlandse en Italiaanse vrouwen waren samen goed voor 59 procent van de topvijfplaatsen, en exact de helft van de toptienplaatsen. Met de ereplaatsen van onze landgenotes wordt dat opgetrokken naar respectievelijk 69 procent en 57 procent.

World Ranking

Logischerwijs bezetten de rensters uit die drie landen (Nederland, Italië en België) ook de topposities in de UCI World Ranking (weliswaar berekend op de voorbije twaalf maanden), met Annemiek van Vleuten, Demi Vollering, Lorena Wiebes en Marianne Vos op één, twee, acht en tien, Lotte Kopecky op drie, en Elisa Balsamo, Elisa Longo Borghini en Marta Cavalli als vierde, zesde en zevende.

Alleen de Zwitserse Malen Reusser (vijfde) en de Zuid-Afrikaanse Ashleigh Moolman (negende) kunnen zich daar tussen wringen.

Opvallend: bij de mannen was de geografische spreiding van de zeges ook vrij beperkt. In de vijftien belangrijkste eendagswedstrijden en de vier WorldTourrittenkoersen gingen de eerste stek 15 maal (op een totaal van 19) naar een renner uit België (vijf keer), Nederland (viermaal), Slovenië (vier keer) of Colombia (tweemaal).

Alleen Biniam Girmay (Eritrea, Gent-Wevelgem), Alexander Kristoff (Noorwegen, Scheldeprijs), Michal Kwiatkowski (Polen, Amstel Gold Race) en Magnus Sheffield (VS, Brabantse Pijl) hadden een andere nationaliteit.

De top vijf van de huidige World Ranking wordt zelfs bezet door drie Slovenen (Tadej Pogacar, Primoz Roglic en Matej Mohoric op één, drie en vijf, en twee Belgen, Wout van Aert en Remco Evenepoel, als tweede en vierde).

Het verschil met de vrouwen is dat de subtop meer geografisch gespreid is, al kan je het mannenwielrennen ook nog altijd geen wereldsport noemen, gezien de grote dominantie van de Europeanen, aangevuld met enkele Colombianen, Australiërs. En nu wel voor het eerst een Afrikaan (Girmay) als wereldtopper in spe.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content