La Furia, de rode draad doorheen het Spaanse wielrennen

© GETTY

Van meet af aan had het Spaanse wielrennen een sterk regionaal karakter. Tot op vandaag een van de belangrijkste oorzaken voor de vele opmerkelijke onderlinge rivaliteiten. Een overzicht van de furieuze geschiedenis van de koers op het Iberisch schiereiland.

Door Nicolas Bogaert

Tijdens de pioniersjaren van de wielersport stelde het Spaanse wielrennen bitter weinig voor. Het Spaanse peloton werd flink onderbetaald en onderlinge rivaliteiten zorgden – toen al – voor beperkte kansen op succes. De dominantie van de buitenlandse renners zorgde er ook voor dat de belangstelling van de Spanjaarden beperkt bleef. Pas in 1930 doorbrak Mariano Cañardo de buitenlandse hegemonie door zowel in Catalonië als in het Baskenland de eindzege op zak te steken. Op slag won de koers in Spanje fors aan populariteit en was de tijd rijp om een nationale ronde uit de grond te stampen. In 1935 vond de eerste editie van de Vuelta plaats. Die primeur kwam er op initiatief van oud-renner Clemente López Dóriga en de hoofdredacteur van de rechts-centralistische avondkrant Informaciones, Juan Pujol. Een nationale ronde moest een tegengewicht vormen voor de eerder opgestarte en regionaal gebonden Ronde van Catalonië (1911) en Ronde van het Baskenland (1924).

Naast de eigen armada lokten de eerste Vuelta’s slechts enkele buitenlandse coureurs van de tweede rij. Naast de angst om in het politiek instabiele Spanje te gaan koersen, vreesden Belgen, Fransen en Italianen vooral problemen met de taal, de slechte hotels en het gebrek aan geschikte voeding. Niet zelden hadden de gastrenners af te rekenen met darmklachten omdat ze de Spaanse keuken doordrenkt van olijfolie niet gewoon waren. Desondanks slaagden de Spanjaarden er niet in om, in tegenstelling tot de Fransen in de Tour en de Italianen in de Giro, de eindzege van de eerste Ronde van Spanje thuis te houden. De rode draad doorheen dit verhaal over het Spaanse wielrennen is de onderlinge rivaliteiten tussen de renners.

Eenzame Cañardo

Tijdens de eerste Ronde van Spanje, in 1935, was de koers al een treffende afspiegeling van de Spaanse maatschappij, die op een burgeroorlog afstevende. De thuisrenners bestreden elkaar dan wel vooral sportief, toch was er ook een vleugje politiek mee gemoeid.

Door de Spaanse Burgeroorlog en de Tweede Wereldoorlog was de bloei van de Ronde van Spanje er een met horten en stoten.

Topfavoriet Mariano Cañardo, die tijdens zijn carrière zeven keer de Ronde van Catalonië zou winnen, bleek het slachtoffer van dienst. Hoewel hij afkomstig was van Navarra, werd hij door de Catalanen als een van hun streekgenoten beschouwd. Cañardo was trouwens aangesloten bij de wielerclub van FC Barcelona. Hij had een sterk karakter, wat toe te schrijven was aan zijn jeugdjaren, toen hij in onherbergzame gebieden als herder werkte. Tot hij op zijn dertiende, net wees geworden, naar Barcelona verhuisde en daar zijn liefde voor de fiets ontdekte.

Tijdens de Vuelta van 1935 moest de notoir Catalaanse separatist niet op de minste steun van zijn niet-Catalaanse ploegmaats rekenen. Naarmate zijn kansen op de eindzege stegen, gaven ze er een voor een de brui aan. Het gebrek aan een paar extra toegewijde knechten resulteerde in de eindafrekening in een tweede plaats achter onze landgenoot Gustaaf Deloor. De centralistische Spaanse pers vond in de nabeschouwingen geen verklaring voor de ‘eenzame’ Cañardo en het ‘mysterieus’ uitvallen van zijn ploeggenoten.

De dag na de aankomst van de eerste Ronde van Spanje bracht Cañardo in de gevangenis van Madrid een bezoek aan de Catalaanse president Lluís Companys. Tijdens de Vuelta had die het immers aangedurfd de onafhankelijkheid van Catalonië uit te roepen. Cañardo gaf hem zijn trofee die hij gekregen had voor zijn tweede plaats. Enkele jaren later werd Companys op bevel van Franco voor het vuurpeloton terechtgesteld. De executie vond plaats in het kasteel van Montjuïc nabij Barcelona, nadat hij eerst zijn schoenen had uitgedaan om met zijn blote voeten zijn vaderland te kunnen voelen.

Jesús Loroño (links) en Federico Bahamontes bekampten elkaar eind jaren 50 zelfs binnen de Spaanse ploeg.
Jesús Loroño (links) en Federico Bahamontes bekampten elkaar eind jaren 50 zelfs binnen de Spaanse ploeg.© BELGAIMAGE – GETTY IMAGES

Loroño vs Bahamontes

De Spaanse Burgeroorlog en de Tweede Wereldoorlog zorgden ervoor dat de bloei van de Ronde van Spanje er een met horten en stoten was. Ook het afhaken van sponsors lag mee aan de basis van het feit dat de Vuelta zich pas medio jaren 50 tot een duurzame organisatie ontpopte. Dat gebeurde onder impuls van de financieel slagkrachtige krant El Correo Español – El Pueblo Vasco. Bovendien werd de publieke belangstelling extra aangewakkerd door de deelname van internationale toprenners. Aanzienlijke startpremies, die mee werden ter beschikking gesteld door de bloeiende badplaatsen aan de zuidelijke costa’s, verleidden vedetten om een gooi te doen naar de eindzege. Het zou niet lang duren vooraleer legendarische coureurs als Jean Stablinski, Rudi Altig en JacquesAnquetil hun naam op de erelijst zouden bijschrijven.

Ook het Spaanse wielrennen kende vanaf de jaren 50 zijn eerste blikvangers die tot buiten het Iberisch schiereiland naam en faam genoten. Federico Bahamontes, Jesús Loroño, Miguel Poblet en Bernardo Ruiz waren er de belangrijkste exponenten van. Vooral de tweestrijd tussen de Bask Loroño en de Castiliaan Bahamontes verscheurde de Spaanse wielerwereld in twee kampen. Deze rivaliteit was in hetzelfde tijdvak vergelijkbaar met haar Italiaanse variant met Fausto Coppi en Gino Bartali als protagonisten.

Jesús Loroño was een absolute specialist van rittenkoersen. Hij moest vrijwel heel zijn carrière knechten voor Bahamontes, een Bask die zich in dienst moest stellen van een Castiliaan, dat was niet evident. Maar op tijd en stond ging Loroño in de clinch met zijn kopman. Zijn meest opmerkelijke zege behaalde hij in 1953 toen hij in de Tour op spectaculaire wijze een Pyreneeënrit won. Loroño was een fenomenale daler en reed in een waanzinnige afdaling van de Aubisque als een kamikaze iedereen uit het wiel. Alleen Hugo Koblet kon een tijd aanklampen, maar uiteindelijk moest ook de Zwitser lossen. Loroño kroonde zich dat jaar in de Tour ook tot bergkoning. Tot dan had hij zich alleen in Spaanse wedstrijden laten opmerken. Dat zou ook nadien zo blijven.

Pedro Delgado (midden) in dienst van geletruidrager Miguel Indurain. Enkele jaren eerder waren de rollen omgekeerd.
Pedro Delgado (midden) in dienst van geletruidrager Miguel Indurain. Enkele jaren eerder waren de rollen omgekeerd.© GETTY IMAGES

Federico Bahamontes was dan weer een klimmer pur sang. Het was een verhaal dat hem onsterfelijk maakte: tijdens zijn eerste Ronde van Frankrijk, in 1954, reed hij als eerste de Col de la Romeyère over, stapte van zijn fiets en at een ijsje tot de eerste achtervolgers eraan kwamen. Het typeerde de Castiliaan: hij was een speelvogel die zich amuseerde in de bergen. Aanvallen, als eerste de top overschrijden en vervolgens wachten, het volstond voor hem. Dat had ook te maken met zijn daalangst. In tegenstelling tot Loroño reed hij veel liever met een groep renners naar beneden dan alleen. Hij won in de Ronde van Frankrijk zes keer de bergprijs. Dat vond hij voldoende. Bahamontes imponeerde zo in de bergen dat Tourdirecteur Jacques Goddet voor hem de bijnaam Adelaar van Toledo bedacht. Maar lang, té lang bleek Bahamontes tevreden met wat vuurwerk in de Tour, zeker omdat dit hem ook nog eens rijkelijke contracten opleverde voor criteriums. Het keerpunt kwam toen Fausto Coppi, op dat moment directeur van zijn eigen ploeg, hem in 1959 voorhield dat hij eindelijk eens voor eindwinst moest gaan. Toen Bahamontes dat jaar als eerste Spanjaard de Tour won, zag het bij zijn thuiskomst zwart van het volk. Vanaf die dag zat hij voor altijd in het hart van zijn landgenoten. Het zou zijn enige eindoverwinning in een grote ronde zijn. In dat opzicht is het verbazend dat hij nooit de Ronde van Spanje zou winnen.

Zowel op vlak van afkomst, rijstijl als erelijst bleken Loroño en Bahamontes twee tegenpolen die gedoemd waren om vroeg of laat met elkaar in conflict te treden. De tweestrijd stond voor het separatistische Baskenland tegenover het centralistische Castilië, de complete ronderenner tegenover de gevleugelde klimmer, een nationaal palmares tegenover een internationaal palmares. Ook persoonlijk boterde het niet tussen de twee, die gedwongen werden voor dezelfde (nationale) ploeg te rijden. Dat zorgde ervoor dat hun verschillen nog nadrukkelijker op de voorgrond traden. Loroño, die ook wel de Leeuw van Larrabetzu werd genoemd, was in zichzelf gekeerd en zeer fier. De Adelaar van Toledo was dan weer een spraakwaterval en zeer wisselvallig.

Tijdens de Ronde van Spanje in 1957 bereikte de rivaliteit tussen Loroño en Bahamontes haar kookpunt. Nochtans had de bondscoach van de Spaanse nationale ploeg, Luis Puig, bij de start in Bilbao een duidelijke afspraak gemaakt tussen zijn twee kopmannen. Wie voor de ander in het algemeen klassement zou staan, zou telkens als kopman uitgespeeld worden. Tijdens de derde rit door Asturië liep het al mis. Bahamontes maakte deel uit van een vroege vlucht die het tot op de streep zou uitzingen, won de etappe en pakte de leiderstrui. De die ochtend als derde geklasseerde Loroño was woedend en voelde zich verraden. De Bask keek met de klap tegen een achterstand van meer dan een kwartier aan. In een ogenschijnlijk onbeduidende etappe langs de mediterrane kust tussen Valencia en Tortosa gaf Loroño zijn Castiliaanse opponent een koekje van eigen deeg. Het was de oude Bernardo Ruiz, de winnaar van de Vuelta van 1948, die een ontsnapping van dertien in een dozijn opzette. Loroño sloop mee en een onoplettende Bahamontes wilde pas toen het kalf al verdronken was de achtervolging inzetten. Bondscoach Puig haalde het in zijn hoofd om met zijn volgwagen de weg te versperren en Bahamontes’ ploegmaats hielden hem aan zijn broek vast. In Tortosa stond de Adelaar plotsklaps zes minuten ná de Leeuw! Het pleit bleek beslecht in het voordeel van Loroño. Zeker toen de Spaanse wielerbond dreigde om beide kemphanen te schorsen indien ze hun vete niet zouden stoppen. Een gebrek aan bondgenoten buiten de Spaanse ploeg en aan leiderskwaliteiten erbinnen deed Bahamontes uiteindelijk de das om. Ook zijn onvoorspelbaarheid en gebrek aan professionaliteit zorgden ervoor dat Loroño tijdens de Vuelta van 1957 bij ploegleider Puig een streepje voor had – ook al was Bahamontes misschien wel de sterkste renner in de koers.

José Maria Jiménez (links) en Abraham Olano: tegengestelde karakters.
José Maria Jiménez (links) en Abraham Olano: tegengestelde karakters.

Indurain vs Delgado

Terwijl Pedro Delgado eind jaren 80 een gevestigde waarde was in het internationale wielerpeloton, trad Miguel Indurain steeds nadrukkelijker naar voren als coming man binnen het Spaanse wielerbestel. Perico had op dat moment een Tourzege en twee eindoverwinningen in de Ronde van Spanje op zak en genoot in eigen land een onaantastbare status. Tijdens heel zijn carrière was Pedro Delgado in Spanje een stuk publiek bezit. Hij speelde handig in op die populariteit en was altijd beschikbaar voor alles en iedereen. Overal waar hij verscheen, brak er haast een volksopstand uit. Dan probeerden de mensen een glimp op te vangen van de vedette, verdrongen ze zich om een handtekening en bestormden hem met vragen. Delgado bespeelde de aandacht op een meesterlijke manier. Hij had charisma, lachte constant zijn tanden bloot en weigerde nooit een interview. Toen hij in 1985 de Ronde van Spanje won, stond hij tot twee uur ’s ochtends in zijn hotel de pers te woord. Zijn Tourzege in 1988 werd internationaal gecontesteerd omdat hij werd verdacht van het gebruik van probenicide, een middel dat anabolen zou maskeren. Maar na verhitte discussies werd zijn vel gered, het product stond immers (nog) niet op de lijst van verboden middelen van de UCI. Een jaar later, in 1989, liet Delgado zich weer opmerken in de Ronde van Frankrijk: hij verscheen bijna drie minuten te laat aan de start van de proloog in Luxemburg-Stad.

Binnen het team van José Miguel Echavárri werd met Miguel Indurain ondertussen de opvolger van Pedro Delgado klaargestoomd. Net als de ploegbaas was Indurain afkomstig uit Pamplona, gelegen in Navarra. Dit zorgde ervoor dat Miguelon van in het begin bij de ploegleiding in de bovenste schuif lag. Als jeugdrenner viel de introverte Indurain al op als een echte tempobeul, die in tegenstelling tot zijn vier jaar oudere ploegmaat niet over een gevleugeld stel klimmersbenen beschikte. Om de stiel te leren werd de talentvolle Indurain als jonge prof gevraagd om als meesterhelper van Delgado te fungeren. Vrij snel zouden de rollen binnen het ondertussen tot Banesto herdoopte team omgekeerd worden. Maar eerst moest de vrij grote Indurain enkele kilo’s verliezen om in het hooggebergte minstens gelijke tred te kunnen houden met de betere klimgeiten. In de werk tegen de chrono zou hij de tegenstand dan wel wegblazen.

Tijdens de Tour van 1990 leek de machtsoverdracht bij Banesto zich te voltrekken. In het merendeel van de bergetappes kon de welbespraakte Delgado, die afkomstig was uit de centrale regio Castillië en León, zijn zwijgzame superknecht niet volgen. Indurain bleef echter loyaal aan zijn kopman en wachtte hem steeds op. Pas op weg naar Luz Ardiden mocht Big Mig zijn duivels ontbinden en boekte een schitterende ritzege. De laatste vier jaren van zijn loopbaan zou Delgado volledig in de schaduw van de vijfvoudige Tourwinnaar vertoeven en werd hij op zijn beurt gedwongen om – met frisse tegenzin – het knechtslivrei aan te trekken. Op sportief vlak moest Delgado het uiteindelijk afleggen tegen Indurain, zijn populariteit bleef in Spanje echter onaangetast. Bij zijn afscheid stelde de Spaanse kwaliteitskrant El Pais dat ‘Delgado de grootste van zijn tijd was omdat hij niet alleen een fantastisch coureur was, maar boven alles het wielrennen in Spanje belichaamde’. Zonder meer een sneer richting de weinig charismatische en koele rekenaar die Indurain was. En ook hier speelde de regionale rivaliteit tussen het ‘echte’ Spanje en het tegen Baskenland aan schurkende Navarra andermaal nadrukkelijk op. Het feit dat Indurain tijdens het hoogtepunt van zijn loopbaan jaar na jaar paste voor deelname aan de Vuelta zorgde ervoor dat El Rey veel sympathie in zijn vaderland verspeelde.

Alejandro Valverde wint een sprint (voor de tweede plaats) tegen Joaquim Rodríguez tijdens de Vuelta van 2013.
Alejandro Valverde wint een sprint (voor de tweede plaats) tegen Joaquim Rodríguez tijdens de Vuelta van 2013.© GETTY IMAGES

Olano vs Jiménez

Na het tijdperk Delgado-Indurain, zorgde de tweestrijd tussen José Maria Jiménez en Abraham Olano eind jaren 90 opnieuw voor gelijkaardige spanningen tussen even gelijkaardige karakters binnen de Banestoploeg.

De op de baan gevormde Olano, die in 1995 in het Colombiaanse Duitama voor de neus van Miguel Indurain de regenboogtrui pakte, was als tijdrijder absolute wereldtop. Daarin behaalde hij zijn grootste successen, onder meer met een wereldtitel in 1998. Olano werd in eerste instantie beschouwd als de opvolger van Miguel Indurain. Hij werd in de Tour vierde (1997) en zesde (1999), maar om echt mee te doen voor de eindzege was hij niet goed genoeg in het hooggebergte. Wel won hij in 1998 de Ronde van Spanje voor Fernando Escartín.

José Maria Jiménez wordt dan weer samen met Marco Pantani gezien als een van de meest gevleugelde klimmers van de jaren 90. Hij imponeerde in de bergen met zijn moordende en onberekenbare versnellingen. Hij bracht door zijn zwierige aanvalsdrift velen in vervoering, won negen ritten in de Vuelta en werd daar vier keer gekroond tot bergkoning. Maar net zoals de Italiaan kwam ook Chava op een tragische manier aan zijn einde. Hij sukkelde in een zware depressie en belandde in de psychiatrie. Het was voor hem de start voor een afdaling naar de hel. Na verloop van tijd kreeg niemand hem nog te zien en slaagde zelfs zijn ploegleider er niet meer in hem te spreken. Jiménez werd door zijn Banestoploeg ontslagen. Even later wilde hij in het peloton terugkeren, maar er was geen ploeg die hem nog wilde. Voor hem voelde dat als een vernedering. José Maria Jiménez stierf uiteindelijk op 32-jarige leeftijd aan een hartstilstand.

In de Ronde van Spanje van 1998 droeg Jiménez nog een paar dagen de leiderstrui en finishte als derde. Hij zag zich afgeremd door de leider van zijn ploeg, de schuchtere calculator Abraham Olano. In het hooggebergte moest Jiménez elke keer opnieuw in de remmen knijpen om zijn kopman niet in de problemen te brengen. Het was de enige keer dat de eindwinst voor de volksheld voor het grijpen lag. Het had zijn sportieve loopbaan en verdere leven er helemaal anders kunnen doen uitzien. Jiménez was immers te beperkt als tijdrijder om in een grote ronde mee te dingen voor het eindklassement. Een specialiteit waardoor de Bask Olano het laken ten nadele van de Castiliaan Jiménez naar zich toe trok.

Valverde vs Rodriguez

De meest opmerkelijke Spaanse wielerrivaliteit uit het recente verleden is ongetwijfeld die tussen Alejandro Valverde en Joaquim Rodríguez. Zowel op het WK van 2013 in Firenze als bij de afwikkeling van de Vuelta van 2015 laaiden de emoties hoog op.

De regenboogstrijd in Firenze werd in de plenzende regen gedomineerd door een elitegroepje met daarbij onder meer het Spaanse duo Valverde-Rodríguez, de Portugees Rui Costa en de Italiaan Vincenzo Nibali. Andere toppers als Peter Sagan, Fabian Cancellara en titelverdediger Philippe Gilbert waren toen al uitgeteld voor de zege. Na verschillende aanvalspogingen slaagde Rodríguez erin met zijn opponenten af te rekenen en leek gewonnen spel te hebben. Maar in plaats van waakhond te spelen voor zijn Spaanse ploegmaat, gaf Valverde zijn Movistarcollega Rui Costa de kans alleen op zoek te gaan naar de ontsnapte Rodríguez. Het ondenkbare gebeurde: de Portugees greep Joaquim Rodríguez alsnog bij de lurven en vloerde hem in de sprint. Op het erepodium huilde Purito tranen met tuiten en keek Valverde stoïcijns voor zich uit.

Ook tijdens de slotrit van de Ronde van Spanje editie 2015 was het hommeles tussen de Catalaan Rodríguez en de Murciaan Valverde. El Imbatido benutte de laatste tussensprint tijdens het afsluitende criterium in Madrid om in extremis de puntentrui van Rodríguez af te snoepen. En dit terwijl die laatste op dat moment met een lekke band af te rekenen had.

Niet voor het eerst in de geschiedenis van het Spaanse wielrennen maakten twee concurrenten uit verschillende regio’s elkaar het leven zuur. En wellicht ook niet voor het laatst…

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content