Hoe de ‘Grote… Vier’ het eerste deel van het veldritseizoen zoals nooit te voren domineerde

© Belga Image
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Nooit hebben vier renners het begin van het cyclocrossseizoen zo gedomineerd als Eli Iserbyt, Laurens Sweeck, Michael Vanthourenhout en Lars van der Haar. Een hiërarchie die vanaf komend weekend (allicht) herschikt zal worden.

In een interview voor de onlangs verschenen najaarsspecial van Sport/Wielermagazine wond Eli Iserbyt er geen doekjes om: ja, Wout van Aert en Mathieu van der Poel zijn buiten categorie. En dus was zijn ambitie, zoals ook de voorbije jaren, duidelijk: in crossen zonder die twee de beste zijn.

Dat deed de West-Vlaming ook, toen hij vijf van de eerste zeven ‘tv-crossen’ won, waarvan vier klassementsproeven. De twee andere zeges gingen naar zijn Pauwels Sauzen-Bingoalploegmaat Michael Vanthourenhout, in Kruibeke en Beringen. Waar Iserbyt telkens tweede werd, tot groot jolijt van teambaas Jurgen Mettepenningen.

Laurens Sweeck en/of Lars van der Haar eindigden in die eerste zeven crossen telkens tweede of derde. Mede door de rugblessure van Iserbyt schoven zij vanaf eind oktober, in de Wereldbekermanche in Maasmechelen, een of twee rijen op. Sweeck bleek in vier van de zeven volgende wedstrijden de sterkste, télkens voor Lars van der Haar, die op de Koppenberg triomfeerde.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Het was echter Michael Vanthourenhout die de twee meest prestigieuze prijzen pakte: de Europese titel in Namen, en een overwinning in de ‘Moeder aller crossen’, afgelopen zondag in Overijse.

Niet toevallig na een fel bevochten duel met wereldkampioen Tom Pidcock. De eerste van de zogenaamde ‘Grote Drie’ die zijn entree in het veld maakte, in afwachting van Mathieu van der Poel (Hulst, komende zondag) en Wout van Aert (Antwerpen, het weekend erop).

Een kantelpunt in een veldritseizoen waarvan het eerste deel volledig overheerst werd door het kwartet Iserbyt/Sweeck/Van der Haar/Vanthourenhout: in de eerste tien klassementsraces (en ook in de eerste drie Exactcrossen) eindigen drie van hen télkens op het podium.

Zo’n dominantie door vier crossers is sinds de invoering van de Wereldbeker in 1993/94 nooit gezien. Zelfs niet in de hoogdagen van Bart Wellens en Sven Nys, of in een recenter verleden, toen Van der Poel en Van Aert een volledig veldritseizoen afwerkten. Achter/tussen hen finishten immers altijd minstens nog drie andere renners op het podium.

Warmgedraaide Pidcock

Die reeks werd zondag in Overijse gestopt door Tom Pidcock, die zich als tweede tussen Vanthourenhout (eerste), Van der Haar (derde) en Sweeck (vierde) plaatste. Nota bene een dag nadat hij in zijn eerste cross, in Merksplas, ‘pas’ zevende was geworden, het vierde slechtste resultaat deze eeuw voor een wereldkampioen in zijn seizoensopener.

Alleen Lars Boom (2008, 18e Ruddervoorde), Bart Wellens (2004, 12e Erpe-Mere) en Zdenek Stybar (2014, 8e Ronse) deden nog slechter. Maar, zei Pidcock: ‘Ik heb altijd wat tijd nodig om warm te draaien’ – zijn uitslagen van de voorbije jaren bevestigen dat.

Terwijl hij in Merksplas tijd verloor in de bochten en het zand, vond de Brit in Overijse een parcours dat meer op zijn lijf geschreven is: veel klimwerk en glibberige afdalingen. Omlopen zoals hij er in zijn jeugdjaren in Groot-Brittannië veel afhaspelde, en de jongste twee seizoenen ook in het mountainbiken.

Alleen Michael Vanthourenhout reed in Overijse nog sneller dan Pidcock, weliswaar vooral op techniek, in de afdalingen. Eli Iserbyt noemde zijn ploegmaat in het interview met Sport/Wielermagazine niet toevallig de technisch meest onderlegde crosser, naast Mathieu van der Poel. Hoe de West-Vlaming de hele race lang, op twee kleine foutjes na, zijn fiets onder controle hield, was fenomenaal. Precies zoals hij ook in Namen gedemonstreerd had.

Toch had Pidcock allicht gewonnen als hij in de voorlaatste ronde niet tegen de kasseien was gesmakt (al is foutenlast beperken een vereiste op zo’n omloop) en vooral bij de start geen twintig seconden had verloren door een kettingprobleem. De manier waarop de INEOS Grenadiersrenner daarna terugkeerde maakte grote indruk: met rondetijden van 9’02’’ en 9’00’’ van de laatste naar de eerste plaats.

Ter vergelijking: alleen Vanthourenhout zette tweemaal (bijna) even snelle tijden neer (9’04’’ in de eerste ronde en 9’03’’ in de derde). De rest kon niet één keer onder de 9’12’’ duiken.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Lars van der Haar vond pas in het tweede deel van de Druivencross een beter ritme, en eindigde voor de véértiende keer op rij op het podium. Een serie die de laatste jaren alleen door Van der Poel en Van Aert is neergezet. Met die nuance dat de Nederlander ‘slechts’ twee zeges boekte, op de Koppenberg en in Woerden (zonder grote tegenstand).

Laurens Sweeck zag in Overijse met een vierde plaats zijn zegereeks onderbroken, op een voor hem te heuvelachtig parcours. Met vier overwinningen in klassementscrossen heeft hij wel al bijna zijn totale aantal van alle vorige jaren geëvenaard (zes). Mentaal bevrijd sinds hij van ploeg wisselde, waardoor de Kempenaar ook meer en beter getraind heeft in de voorbereiding.

Na de Grote Vier weer de Grote Drie

De vraag is of Sweeck, zelfs op vlakkere omlopen met veel zand, de komende weken zijn zegeaantal nog zal kunnen aandikken. En of de ‘Grote Vier’ van het seizoensbegin zal moeten plaatsmaken voor de ‘Grote Drie’.

Gezien het niveau dat Pidcock al in zijn tweede cross haalde (met volgens hem een veel bredere conditionele basis dan vorig jaar), en de dominantie die Van Aert en Van der Poel de voorbije crossseizoenen van bij het begin etaleerden lijkt dat zeer waarschijnlijk. Ook omdat Iserbyts rugprobleem nog niet meteen van de baan is, en Van der Haar en Vanthourenhout geen veelwinnaars zijn.

Als die hiërarchie op zijn kop wordt gezet, is dat echter de logica zelve. Zoals Iserbyt voor het seizoen in Sport/Wielermagazine aanhaalde: ‘Van Aert en Van der Poel behoren tot de allerbeste renners ter wereld. Dan is het ook normaal als ze in de cross met de vingers in de neus winnen. En hoeven wij ons zeker niet beschaamd te voelen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content