Voorpublicatie: ‘Als je in Bos van Wallers in slechte positie zit, gaan poorten van hel open’

© Belga Image

Sinds vorige week ligt het boek ‘De kleedkamer 2’ van journalist Ruben Van Gucht in de winkel. Sportmagazine biedt u een passage aan, over Parijs-Roubaix 2011, gewonnen door Johan Vansummeren.

Het gesprek over deze editie van Parijs-Roubaix is een buitenbeentje van de reeks, omdat we twee nog actieve renners hebben uitgenodigd. Dat maakte het bijzonder moeilijk om een geschikte datum te vinden, want na het seizoen willen de meeste coureurs het liefst zo snel mogelijk met vakantie. Telkens als we een moment vonden dat voor drie gasten lukte, bleek de vierde verhinderd. Na vijf of zes pogingen zijn we uitgekomen op 24 oktober.

Sep Vanmarcke is dezelfde ochtend pas geland op Schiphol – vanuit China, waar hij heeft deelgenomen aan de Ronde van Quanxhi – en is daarna rechtstreeks naar het Bos van Wallers gereden, onze plaats van afspraak. Ook Johan Vansummeren, Mathew Hayman en Lars Boom zijn met plezier van respectievelijk Lommel, Lanaken en het zuiden van Nederland naar Noord-Frankrijk afgezakt.

Eigenlijk wisten we vooraf niet eens zeker of we wel toegang zouden krijgen tot La Trouée d’Arenberg. Ondanks verwoede pogingen hadden we de boswachter nooit kunnen bereiken. Toen onze eerste crewleden er ’s ochtends aankwamen, was de bareel aan het begin van de mythische secteur pavé dan ook dicht. Gelukkig dook er plots toch iemand op die hun de toelating gaf om ergens halfweg de strook onze tafel neer te poten. Op de kasseien – auto’s rijden er toch niet en voor tweewielers ligt er een (goed berijdbaar) fietspad naast de ‘weg’.

‘Deze strook is nog impressionanter dan je je tijdens de race kunt voorstellen’, zegt Sep Vanmarcke. Het is de eerste keer dat hij hier op zijn gemak kan rondkijken, tot nu toe fietste hij hier alleen maar, tijdens de verkenning en de Helleklassieker zelf.

Tot mijn verbazing vindt Lars Boom dat de kasseien er minder slecht bijliggen dan hij dacht: ‘Ik vind het meevallen. Als je er op je fiets doorheen rijdt, lijkt het alsof je elke spleet tussen de kasseien aanraakt.’

Volgens Mathew Hayman is het hoe dan ook de meest mythische strook. ‘Je krijgt een andere race als ze het Bos eruit zouden halen’, zegt de Australiër in vlekkeloos Nederlands.

‘Het peloton is hier nog groot, hé’, legt Johan Vansummeren uit. ‘Op de laatste stroken rijden er kleine groepjes, maar hier duikt honderd of honderdvijftig man naartoe en je moet zorgen dat je er bij de eerste tien aan begint.’

‘Alleen dan heb je controle over wat je doet’, beaamt Lars Boom. ‘Als je in vijftigste positie zit, moet je om andere jongens heen rijden, en op deze strook is het wel lastig om van de rug van de kasseien af te komen.’

Vanmarcke: ‘Dat maakt het ook zo nerveus. Op de stroken voordien gebeurt nooit echt iets, maar iedereen voelt wel dat het híér voor het eerst echt gaat gebeuren. Ik vind het jammer dat de camera altijd eerst richting het bos filmt en pas in het bos richting renners draait. Ze zouden beter eens ons gevecht in die laatste tweehonderd meter voor het bos laten zien. Dan komt iedereen van overal, ben je bij wijze van spreken met de hoofden tegen elkaar aan het boksen. Het lastigste van deze strook is de halve kilometer ervoor.’

Vansummeren: ‘Het is een redelijk brede weg, en plots moet iedereen tussen die twee paaltjes van de bareel door. Sprinten, sprinten. Wie remt, is gezien.’

Hayman: ‘Het is met schrik, maar je weet dat je er moet zitten. Want hoe verder je voorin zit, hoe veiliger het is.’ ‘Het viel me nu pas op hoe hard het eerste stuk naar beneden loopt’, zeg ik. ‘Je moet echt een ongelooflijke vaart hebben?’

Hayman: ‘Het eerste stuk hoef je niet te trappen, maar mag je liefst ook niet remmen.’ Vansummeren: ‘Niet freinen, handen onderaan het stuur. Je hoort materiaal kraken. Die velgen: tak-tak-tak!’ Boom: ‘Alles kapot.’ Vanmarcke: ‘Je vliegt nog aan zestig kilometer per uur door dat eerste stuk, dan moet je vooral je stuur vasthouden. Je ziet amper waar de slechte stenen liggen, daar gaat het te snel voor. En pas de laatste driehonderd à vierhonderd meter wordt het wat lastiger. Heeft iemand een lekke band, dan begint die te zwalpen, neemt plots één meter breedte in. En daar moet je rond.’

‘Hier win je de koers niet’, vat Hayman samen, waarmee hij tegelijk bedoelt: hier kun je de koers wel verliezen. ‘Je wilt er gewoon doorheen komen zonder lek te rijden of andere pech.’

KASSEIENVRETERS

Geweldig hoe deze ervaringsdeskundigen me met slechts enkele zinnen helemaal meezuigen in deze helse passage, alsof ze er opnieuw doorheen razen. ‘Jullie zullen op een mindere dag toch ook weleens in een slechte positie gezeten hebben. Wat doe je dan? Bidden en hopen dat je er levend uitkomt?’

Vansummeren: ‘Dan gaan de poorten van de hel open.’ Vanmarcke: ‘De eerste drie gaan er veilig door. Vanaf dan is het al meer tricky, maar doenbaar. Maar achter de eerste tien rijden ze al meer naast elkaar, en dat is minder veilig. Pas halfweg heeft iedereen zijn positie ingenomen, maar dan wordt het fysiek wel lastiger.’ Boom: ‘Het probleem is dat je met een brede groep begint, dus zit iedereen nog aan de zijkant, waar het slecht ligt. Dan komen er kwakjes bij kijken.’ Vansummeren: ‘Er wordt gevloekt, geduwd, getrokken. Dat is oorlog, hé. Hier ga je voor niemand aan de kant. Tussen Haveluy en hier heb je ook nog wat verkeersremmers op de weg liggen, en wat bochten in die woonwijk…’ Vanmarcke: ‘In die zones worden die ook niet altijd beleefd aangeduid.

Ik denk dat ze in plaats van camera’s op de fietsen te monteren, eens microfoontjes moeten gebruiken. Dat zou interessanter zijn…’

‘Het is allemaal zoveel brutaler dan om het even welke koers, maar dan op een manier dat grote, sterke mannen het aankunnen.’

Die enkele kilometers voor en in het Bos van Wallers lijken de laatste plek waar je als wielrenner wilt zijn, maar de bevlogenheid waarmee mijn gasten de koers beschrijven verraadt een onvoorwaardelijke liefde voor ParijsRoubaix. Sep Vanmarcke probeert het unieke van deze wedstrijd in woorden te vatten. ‘Het is allemaal zoveel brutaler dan om het even welke koers, maar dan op een manier dat grote, sterke mannen het aankunnen. Na die kasseienrit in de Tour dit jaar hebben die kleine klimmertjes de volgende dag ondraaglijke pijn aan hun schouders of handen die openliggen. Pierre Rolland kon zijn armen niet meer strekken. En ik voelde gewoon niks. Niks!’

‘Die klampen hun stuur keihard vast,’ legt Boom uit, ‘maar ik zeg altijd: “Je moet je stuur bijna…”‘

‘Sssst!’ onderbreekt Vanmarcke hem, alsof hij het geheim niet wil prijsgeven.

‘Je houdt het gewoon losjes vast’, gaat Boom toch verder. ‘Je probeert ontspanning te zoeken op die fiets. Soms doen mijn benen meer zeer als je een gewone weg opdraait dan als je de kasseien opdraait.’

Vanmarcke: ‘Dat heb ik ook vaak. Op de weg gaat het soms volle bak, en dan zie ik af. Komen we op de kasseistrook, dan denk ik: oef, eindelijk. Dan kan ik herstellen en passeer ik toch iedereen. Het is gewoon een kwestie van techniek. Aangeboren techniek.’

Hayman: ‘Probeer het maar uit te leggen. Je moet het gewoon doen en ervaring opdoen.’ ‘Is er dan zo’n groot verschil met de kasseien in de Ronde van Vlaanderen?’ vraag ik.

Vansummeren: ‘Jaja, dat heeft niets met elkaar te maken. Hier lijken ze er van ver ingegooid.’

‘Je kunt er met normale tubes oprijden,’ vult Vanmarcke aan, ’terwijl je andere fietsen nodig hebt, andere tubes die platter worden gezet, verstevigde velgen soms. Laat ons zeggen: als iemand de Ronde heeft gereden, kun je die fiets nog overkopen. Als iemand Roubaix heeft gekoerst, kun je dat beter niet doen.’

Boom: ‘Dan zijn de velgen stuk en de banden nog heel, af en toe.’

De Kleedkamer 2 / Ruben Van Gucht / ISBN 978-94-6131-980-7 / 22,5 euro
De Kleedkamer 2 / Ruben Van Gucht / ISBN 978-94-6131-980-7 / 22,5 euro© /

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content