Waarom de Strade Bianche de meest intense wielerklassieker is

© belga
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

De Strade Bianche wordt ondanks zijn beperkte afstand en geschiedenis nu al het zesde monument genoemd. Terecht of niet, op basis van vijf objectieve parameters is de 184 km lange tocht over Toscaanse asfalt- en grindwegen de meest intense van álle wielerklassiekers.

Veel hoogtemeters per kilometer

Renners zullen getuigen: op de Toscaanse wegen ten zuiden van start- en aankomstplaats Siena gaat het ofwel bergop of bergaf. Van de 184 km in de Strade Bianche zijn er slechts weinig helemaal vlak.

Dat blijkt ook uit het aantal hoogtemeters: volgens de Twitteraccount Velofacts was het gemiddelde op de fietscomputers van alle finishers vorig jaar 3368 meter (die cijfers kunnen door de verschillende merken wat verschillen). Lager dan in Luik-Bastenaken-Luik en Il Lombardia (4260 en 4519 hoogtemeters in 2021), maar over een kleinere afstand: 75 en 55 km minder.

Aantal hoogtemeters per kilometer in de Strade Bianche: 18,3. Meer dan in La Doyenne (16,4) en iets minder dan in Il Lombardia (18,9) in 2021. Die editie van de herfstklassieker was ook de meest heuvelachtige van de laatste jaren, vaak lag het gemiddelde van de Strade Bianche hoger dan in Lombardije.

Alleen in de GP Montréal moeten de renners, wat betreft WorldTourraces, nog meer hoogtemeters per kilometer overwinnen (19,9, mede door de ook beperkte afstand van 195 km).

Lage snelheid

Tussen aankomst en finish in Siena liggen er elf sterrati-sectoren, goed voor 63 km op een totale afstand van 184 km, of 34 procent. Ter vergelijking: het aantal kilometer kasseien in Parijs-Roubaix bedroeg vorig jaar 21 procent (55 km op 257,7 km).

Het moeilijke aan die gravelstroken is dat de snelheid die de renners bergop verliezen, zeker in de finale op steile hellingen zoals Colle Pinzuto (15%) en Le Tolfe (18%), slechts deels kan worden goedgemaakt in de afdalingen. Door de losliggende steentjes is het vooral in de bochten te gevaarlijk om daar vol door te knallen.

Wat de Strade Bianche ook technischer maakt dan alle andere WorldTourraces, en ook mentaal lastig, gezien de continue concentratie.

Al die factoren leiden ook tot een opvallend lage gemiddelde snelheid: 37,75 km per uur in de laatste tien edities. In Luik-Bastenaken-Luik en Il Lombardia was dat gemiddelde 39,41 km per uur en 39,60 km per uur.

Alleen in de Strade Bianche van 2012 (gewonnen door Fabian Cancellara) lag het gemiddelde boven de 40 km per uur, maar toen waren er ook zes kilometer minder sterrati-sectoren.

Niet toevallig lag in de zonnige editie van vorig jaar (gewonnen door Mathieu van der Poel) de snelheid ook ruim boven het gemiddelde: 39,36 km per uur. Drie kilometer per uur méér dan in de moddereditie die Tiesj Benoot in 2018 won: slechts 36,37 km per uur.

Hoog gemiddeld wattage

Gezien het gebrek aan een lange vlakke aanloop, zoals in de Ronde van Vlaanderen of Parijs-Roubaix, wordt er in de Strade Bianche al meteen gevlamd. In de eerste 50 kilometer liggen er immers al drie gravelstroken.

Die hoge intensiteit van bij het begin blijkt ook uit het gemiddelde wattage dat de finishers trappen. De Twitteraccount Velofacts berekende dat gemiddelde via de gegevens die de renners op Strava postten. Vaak niet eens van de toppers die in de top tien eindigen, want die geven die wattages niet altijd prijs. Dus ligt het echte gemiddelde allicht nog hoger.

Het cijfer van de vorige editie: 315 watt gemiddeld, nog twee watt meer dan in 2018. In geen enkele eendagsrace in de WorldTour duwden de renners de laatste jaren gemiddeld nog harder op de pedalen.

Mede ook omdat het deelnemersveld, zeker in de voorbije edities, flink gestoffeerd is met een mix van de beste klassieke coureurs en de Ardennentypes/ronderenners.

Uiteengeslagen peloton

Door de opeenvolging van hellende en dalende gravelstroken en golvende asfaltwegen wordt het peloton al heel vroeg uiteengereten. En nog meer in de finale, op de steile slotklim naar het Piazza del Campo.

In geen enkele klassieker komen de renners zo verspreid over de aankomstlijn als in Siena: gemiddeld amper 4, 7 en 12 renners binnen de 30 seconden, 1 minuut en 2 minuten. Zélfs in Parijs-Roubaix, na ruim 250 km, arriveren de renners in compactere groepjes: gemiddeld 7, 13 en 17 coureurs binnen de 30 seconden, 1 minuut en 2 minuten.

Sinds de eerste editie van de Strade Bianche in 2007 kwam slechts één keer een groep van meer dan drie renners in dezelfde tijd over de eindstreep: in 2011, toen 18 coureurs in het zog van winnaar Philippe Gilbert over de streep bolden. Voor de rest kwam de winnaar ofwel solo aan (Van Aert, Benoot, Kwiatkowski, Cancellara), of sprintte hij weg uit een beperkte kopgroep op de Via Santa Caterina richting het Piazza del Campo (zoals Van der Poel vorig jaar).

In de bloedhete editie van begin augustus 2020 arriveerde de tiende in de uitslag zelfs op liefst 7’45” van Wout van Aert. Zo’n grote achterstand voor de tiende renner was in de vijf wielermonumenten niet meer voorgevallen sinds… 1995 (toen in Luik-Bastenaken-Luik, in volle epoperiode).

Groot aantal renners buiten tijd/opgaves

Al even opmerkelijk: ondanks de 184 km arriveerden de voorbije vier edities gemiddeld 16,5 renners buiten tijd. Zelfs in Parijs-Roubaix lag dat gemiddelde niet zo hoog: 12,5 coureurs.

Nog meer renners bereikten de voorbije tien jaar niet eens de aankomst in Siena: het finishpercentage bedraagt sinds 2012 amper 53 procent, de laatste vijf jaar zelfs maar 48 procent.

In de vier voorjaarsmonumenten (Milaan-Sanremo, Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix en Luik-Bastenaken-Luik) lag dat aantal finishers hoger: respectievelijk 85, 61, 58 en 69 procent in de laatste tien edities.

Alleen Il Lombardia dook daar nog onder (46 procent), maar dat heeft, naast het zware parcours, ook veel te maken met ‘oktoberitis’, vermoeide renners die naar het seizoenseinde snakken.

Conclusie: op basis van alle bovenstaande cijfers is de Strade Bianche de meest intense van álle wielerklassiekers. En verdient het dus, mede door het fabelachtige decor in Toscane en finishplaats Siena, inderdaad de stempel als het zesde monument.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content