Wout van Aert hoeft niet te kiezen tussen de Tour en de Spelen

© belga
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

De Tour van 2021 wordt een Vivaldi-versie: oertraditioneel, zeer gespreid en voor elk type renner wat wils, zonder garantie op een memorabele strijd om de gele trui. Vijf opvallende conclusies na de parcoursvoorstelling.

Een openingsweek op maat van de klassieke sterren

“Zou het niet fantastisch zijn als Julian Alaphilippe in de eerste rit zijn regenboogtrui kan inwisselen voor de gele trui, zoals Bernard Hinault in 1981 in Nice als laatste deed?”, zei Tourbaas Christian Prudhomme bij de voorstelling van het Tourparcours.

Wijzend op de openingsetappe in het Bretagne van Bernard Hinault: op maat immers van de punchers, want aankomend op de côte de Fosse aux Loups – vrij vertaald een kuil, graf voor… wolven. Op het lijf geschreven van Alaphilippe, het alfamannetje van ‘The Wolfpack’ van Deceuninck-Quick-Step. Zoals dat nog meer geldt voor de aankomst van de tweede rit, op de Mûr de Bretagne.

Later passeert de Tour trouwens door het departement van zijn geboorteplaats Saint-Amand-Montrond, komt de achtste etappe aan in Le Grand Bornand (waar Juju in 2018 zijn eerste Tourritzege behaalde), en arriveert de vijftiende rit in Andorra (waar Alaphilippe woont). Allemaal al dan niet toevallige knipogen naar de Franse wereldkampioen.

Toch zou Prudhomme er ook niet rouwig om zijn mocht Mathieu van der Poel, de populaire kleinzoon van Raymond Poulidor, Wout van Aert of wie weet een herboren Peter Sagan de openingsrit winnen in Landerneau. Zij zijn, naast de ronderenners, immers dé sterren van het hedendaagse wielrennen.

En dan kan je die als organisator maar beter bedienen. Met naast die twee nerveuze punchersetappes ook enkele mogelijke waaierritten in de openingsweek. Inclusief ook een 248 kilometer lange tocht naar Le Creusot, met een Ardennenfinale waar ook Alaphilippe zijn vleugels weer kan spreiden.

Wout van Aert hoeft niet te kiezen tussen de Tour en de Spelen
© BELGA

Een Tour met/zonder Van Aert en Evenepoel?

Een hectische eerste zeven dagen die het belang van de klassieke renners in alle ploegen, ook in die van de klassementsrenners, nog zal vergroten. Van Aert zou in die zin weer van onschatbare waarde kunnen zijn bij Jumbo-Visma. Als hij tenminste aan de start zal komen en niet focust op de Olympische Spelen.

De combinatie tussen Tour en wegrit/tijdrit in Tokio wordt gezien de jetlag en de aanpassing aan de hitte/vochtigheidsgraad in Japan immers afgeraden. Bij een ander team als Jumbo-Visma zou Van Aert na twee weken de Tour kunnen verlaten – zoals Van der Poel misschien zal overwegen met oog op de olympische mountainbikerace – maar in een ploeg die voor het geel strijdt, zal dat uitgesloten zijn.

Dat wordt dus kiezen. Met die bedenking dat de bijzonder zware olympische wegrit weleens net te lastig zou kunnen uitvallen voor Van Aert: 4865 hoogtemeters op 234 kilometer, en een laatste zware helling, de Mikuni-pass, van 6,75 kilometer aan gemiddeld 10,5 procent – nóg zwaardere kost dan het voorbije WK in Imola, waar de steile hellingen minder lang waren.

In de olympische tijdrit van 44 kilometer en 846 meter hoogteverschil heeft Van Aert grotere (gouden) medaillekansen, zelfs tegen wereldkampioen Filippo Ganna. Die tijdrit rond het Fuji International Speedway-circuit vindt vier dagen na de wegrit plaats, op woensdag. Dat geeft de Kempenaar meer tijd om te acclimatiseren.

Waardoor hij in de wegrit zich eventueel kan wegcijferen voor Remco Evenepoel. Die kiest, zo laat zijn teammanager Patrick Lefevere verstaan, immers voor de dubbel Giro-Olympische Spelen, en is als lichtgewicht geschikter voor de zware wegrit in Tokio.

Als die en de hele Spelen tenminste doorgaan, maar daar ziet het er voorlopig wel naar uit. Zelfs een aanhoudende pandemie zal de vastberaden Japanners en het IOC deze keer niet tegenhouden.

Wout van Aert hoeft niet te kiezen tussen de Tour en de Spelen
© BELGA

De terugkeer van de tijdrit

“Koers is niet meer zoals vijftien jaar geleden. Toen had je altijd een lange tijdrit van 50 of 60 kilometer, nog een tweede tijdrit en vaak ook een proloog of een ploegentijdrit. De verschillen die daarin gemaakt worden, kan je nu niet meer goedmaken in de bergen. De tijdsverschillen in de bergetappes zijn nu heel klein. Dus moet je het belang van de tijdritten beperken, anders haal je de strijd eruit. Ook de supporters houden niet van tijdritten. De kijkcijfers halveren op die dagen.”

Aldus sprak parcoursbouwer Thierry Gouvenou voor de start van de Tour 2019, een editie met amper 27 individuele kilometers tegen de klok. Waarna ook in de editie van dit jaar slechts 36 tijdritkilometers op het programma stonden – een trend die sinds 2014 was ingezet.

Maar die in de Tour van 2021 weer gebroken wordt, met 58 chronokilometers, verdeeld over twee tijdritten, het meeste sinds 2013 (toen 65 kilometer). Weliswaar niet de 101 kilometer van de Tour van 2012 – gesneden koek toen voor eindwinnaar Bradley Wiggins – maar niettemin een opvallende koerswijziging.

Ook omdat de twee tijdritten, naar Laval (27 km) op dag vijf en naar Saint-Emilion (31 km) op de laatste zaterdag, zo goed als vlak zijn, met amper een paar honderd meter hoogteverschil. Zelfs de Tour van 2013 bevatte nog een halve klimtijdrit naar Chorges. En de enige tijdritten van de voorbije drie edities bevatten telkens minstens een paar klimmetjes, dit jaar zelfs een aankomst bergop, op La Planche des Belles Filles.

Volgens Tourbaas Christian Prudhomme wil hij meer tijdverschillen creëren tussen de klassementsrenners om hen zo meer tot aanvallen aan te zetten in de bergen. “Ik heb altijd gedroomd van duels tussen klimmers en rouleurs, die elk op hun terrein tijd winnen tegenover de anderen”, sprak hij gisteren bij de voorstelling. Een terechte conclusie, maar niettemin toch wat opportunistisch.

Op een Fransman, die zelfs met weinig tijdritkilometers de Tour kan winnen, moet Prudhomme immers niet meer rekenen. Daarvoor schoten Thibaut Pinot en Romain Bardet de voorbije jaren telkens tekort. En dus gooit hij het nu over een andere boeg.

Afwachten of het rendeert, want dit is ongetwijfeld in het voordeel van de Jumbo-Vismakopmannen Primoz Roglic en Tom Dumoulin, twee toptijdrijders. Anderzijds bewees Tadej Pogacar in zijn fabelachtige tijdrit naar La Planche des Belles Filles dat hij hen ook aankan op het vlakke, weliswaar na drie weken koers. Een ding is zeker: een pure klimmer zal deze Tour niet winnen.

Wout van Aert hoeft niet te kiezen tussen de Tour en de Spelen
© AFP

Een mager bergmenu

Slechts drie aankomsten bergop (Tignes, Col du Portet, Luz Ardiden), waarvan de eerste echte zware pas in rit 17, met de Col du Portet. Geen enkele bergrit van meer dan 4600 hoogtemeters of meer dan 200 kilometer, met gemiddeld zes bergetappes van ‘slechts’ 165 kilometer lang. Amper drie cols van buiten categorie (Mont Ventoux, Col du Portet, Tourmalet). Bergritten met vooral lopende cols, zoals naar Tignes en Andorra, waar de bergtrein van Jumbo-Visma alle mogelijke aanvallen in de kiem kan smoren. En de dubbele beklimming van de Mont Ventoux, die eigenlijk maar een anderhalve beklimming is, want de eerste zijde, vanuit Sault, is een ‘wielertoeristencol’ tot aan Chalet Reynard.

Neen, op het eerste gezicht oogt het bergmenu van deze Tour minder copieus dan de voorbije edities. En dus minder aantrekkelijk, met ook geen passages door de Vogezen of het Centraal-Massief.

Anderzijds staan er wel in totaal 27 cols op het programma, slechts twee minder dan het recordaantal van dit jaar, met ook vier cols boven de 2000 meter.

Bovendien kunnen kortere bergritten, met minder cols, renners aansporen tot aanvallen, zoals in de Vuelta al meermaals bleek. Zeker als de betere klimmers, gezien de achterstand die ze zullen oplopen in de twee tijdritten, wat tijd moeten goedmaken.

Wout van Aert hoeft niet te kiezen tussen de Tour en de Spelen
© BELGA

Veel zal afhangen van de sterkte van de Jumo-Vismatrein. Met Steven Kruijswijk erbij, en een betere Tom Dumoulin kan de Nederlandse formatie weer alles domineren. Dan zullen Tadej Pogacar en een meer aanvallend gericht INEOS (met Egan Bernal, Tao Geoghegan Hart, Richard Carapaz, Adam Yates, aanvullend op rouleur Geraint Thomas…) er echt bovenuit moeten steken om van de bergetappes geanimeerde ritten te maken.

Niet toevallig zei Pogacar dat hij liever meer aankomsten bergop had gewild. Maar dat het anderzijds vooral de renners zijn die de koers bepalen.

Korte/lange (sprinters/klassieke) ritten

“De langste rit in twintig jaar!”, gaf Christian Prudhomme mee toen hij de 248 kilometer lange, zevende Touretappe naar Le Creusot voorstelde. Op aangeven van parcoursbouwer Thierry Gouvenou, om de renners met voldoende vermoeide benen aan de Ardennenfinale te laten beginnen en zo meer afscheiding te creëren.

Je kunt je afvragen of zo’n lange etappe nog van deze tijd is, zelfs in een grote ronde. Met ook nog twee vlakke sprintersetappes naar Carcassonne en Libourne van 220 en 202 kilometer, twee lange geeuwfestijnen.

Anderzijds ook contrasterend met de kortere, vlakke sprintersritten van onder meer 182 kilometer (Pontivy), 152 kilometer (Fougères), 144 kilometer (Châteauroux) en 161 kilometer (Nîmes), mét ook kans op waaiervorming.

Lang of kort: met acht mogelijke sprintersetappes zijn de snelle mannen, meer dan de voorbije jaren, goed bediend. Caleb Ewan en Lotto-Soudal hoorden het graag.

Wout van Aert hoeft niet te kiezen tussen de Tour en de Spelen
© AFP

Maar ook Groupama-FDJ was blij, want Arnaud Démare brakt dit coronajaar hélemaal door, als internationale zegekoning met veertien zeges. Daarvan vier in de Giro, waar Démare outstanding was, en waar hij Peter Sagan achter zich liet in het puntenklassement.

Fransen blijven chauvinistisch en bij gebrek aan een kandidaat-eindwinnaar kan een Fransman in het groen, met meerdere etappezeges, naast eventueel Alaphilippe, de harten van onze zuiderburen ook verwarmen. Al zal Démare dan wel moeten afrekenen met titelverdediger Sam Bennett, Sagan, Ewan, Van der Poel en Van Aert (als die voldoende losgelaten wordt door zijn Jumbo-Vismaploeg).

Slotconclusie: de Tour van 2021 is een Vivaldi-versie, zoals de Belgische regering: klassiek, zeer gespreid, en voor elk type renner wat wils, want zelfs de baroudeurs zoals Thomas De Gendt kunnen in twee, drie ritten (naar onder meer Quillan en Saint-Gaudens) hun hart ophalen.

Maar of dat effectief in een memorabele strijd om de gele trui zal uitmonden is verre van zeker.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content